WILLEM FREDERIR 8 De landing van den prins van Oranje te Seheveningen op 30 November 1813 (naar een schilderij van Schotel). weg opgeslagen loods, tot wachthuis bestemd voor een aldaar op voorpost liggend piket Kozakken, die juist bezig waren hunne soep te nuttigen. In aller beleefdste termen, die wij echter niet verstonden, en met een vriendelijk gelaat werden wij nu door den kommandant van dien post één voor één geïnviteerd om binnen te gaan en van hun soep te proeven. Dit was nu in zooverre allerprijselijkst en kameraad schappelijk, doch de slang lag hier onder het loof verscholen, en wij zouden den lepel soep, dien wij kwansuis aannamen, duur moeten betalen; want weldra ontlastte men ons, onder een gedurigen vroolijken uitroep van dobberi, dobberil van onze horologiën, degens, epauletten, ringkragen en door snuffelde voorts onze vest- en broekzakken of daar ook eenige klinkende specie in verborgen was. En zoo ging het ons allen; rijk (naar onzen doen) gingen wij het wachthuis binnen; beroofd en berooid kwamen wij er uit en, niet geheel ongelijk aan een troep ge vangenen of gebannenen, vervolgden wij onzen marsch en zouden ons weldra aan het oog der nieuws gierige Amsterdammers als geplukte kippen ver- toonen." De volgende verzuchting van denzelfden officier is dan ook begrijpelijk: „Nadat de zaken zulk 'n noodlottigen keer hadden genomen heeft het mij wel eens gespeten, dat wij Hollanders ons niet gewapen derhand een weg hebben gebaand naar Amsterdam, door de Kozakken met hunne hulpbenden voor ons uit te drijven (iets dat waarschijnlijk zou gelukt zijn om de meerdere getalsterkte en strijdhaftigheid onzer soldaten) en ons dan onder den aanhef van het Wilhelmus van Nassouwe als in triomf vóór Amster dam te vertoonen. Zoo toch waren wij die baldadige berooving onzer personen voorgekomen, zouden ons Een hoogst komieke en in dit verband ironische gedragslijn volgde deze zelfde krijgsman echter op zijn reis naar Den Haag. waar hij zich met zijn kame raden wilde melden om dienst te nemen in het vader- landsche leger: „Wij lieten," zoo bericht hij, „na een poos rijdens, den koetsier stil houden en drukten hem op 't gemoed, dat, wilde hij bij onze aankomst in Den Haag op een goede fooi rekenen hij bij het naderen van eiken tolboom ons vooraf moest waarschuwen en aan den tolgaarder, die hem zeker zou vragen, lioe- vele en welke personen hij inhad, behoorde te kennen te geven, dat wij acht in getal waren, doch dat hij ons geen woord kon verstaan en het er voor hield, dat wij Russen waren. En als we nu weldra weder een slag boom zouden bereiken, schoot ik vooraf den pelsjas van een onzer aan, om mij een eenigszins imposanter voorkomen te geven, en toen de tollenaar het rijtuig deed ophouden en den koetsier vroeg, wie en hoevele personen hij had ingeladen? stak ik het hoofd vrij grimmig naar buiten en antwoordde op een alles behalve malschen toon en met in der ijl gesmede of opgevangen en ietwat Russisch klinkende woorden Choberobowskiwotka, kleba, niemadobberi Kozakki, Roeschki! De tolgaarder sloot het portier en zei: Voerman, rij maar door; de Russen betalen hier niet. En zoo redde ik hier en verder onder weg, door deze mystificatie onze beurs, waaruit wij anders aardig hadden moeten opdokken." Zoo heeft het herstel van onze onafhankelijkheid naast de ernstige ook nog wel komische episodes ver oorzaakt. En wij zijn na honderdvijfentwintig jaar misschien geneigd nog meer aandacht te besteden aan de grappige voorvallen dan aan de ernstige, om dat de geschiedenis den ernst des levens verzacht en omdat de uitkomst van deze ten slotte tamelijk vredelievende omwenteling zoo gelukkig was. met meer glans gedragen en zeker meer hoogachting ingeboezemd hebben, dan thans, nu wij, uitgeschud door een hoopje Donsche vagebonden en roovers, met neergeslagen oogen, in een deemoedige houding en onder gewapende begeleiding, evenals krijgsgevan genen, de barrière der Hoofdstad werden binnen geleid." ItV deGratieGod'ftPriiicevaiiOrange en Nassau, tbC. kr. kc. Illru «V»«rem-» .Ikdct-c Saint: Dotm/c w». WAARDE LAXDGESOÖTESU NA ecue scheiding vmn mïgentieniaareii, cn naa zoo veele rampen, ,l«J»lk het omiitnoreeklyk genoegen dat Ik door l zelve ecndcnumg in Uw midden worde teruggeroepen. Ziet my hier aangekomen en gereed ouder den Uoddelvkeii Bytfaud, l' in het genot von l we voonge OnafhiuigU klicul en Wel vaart te helpen kerstclkru. Dit ismyn eenig Doelwit cn liet oprecht en vuurig verlangen van nivn hart. Ik kan t' de stellige verzeekeer mg gee ven dat liet insgekk* hét oogmerk is van de Bondgenootcu. liet is in het Itvzonder de Wciisch van Zync Kooiiiglyke Hooglied den I rins Urgent van het vercenigd Koningryk van Groot Brittanincn en Ierland. Hiervan zult (.vlieden overtuigd worden door de grootmoedige hystand van dat machtig Ryk, die UL. onmiddelyk staat gegeven te worden, en die de gn mdidag zal leggen van de hernieuwing dier oudeen naau wc betrekkingen van Vriend* liap en Alliantie die zoo lang het geluk gemaakt hebben van beiden Staaten. Ik hen bereid en heb vustclyk lieslooten al het voorlede ne te vergeeven en te vergreten. Ons gemeen eu eenig doeleinde moet u de wonden van on* dierbaar Vaderland te heden en hetzelve ut zyn voortg luister en aanzien onder de Volkeren te herstellen. De herleefde Koop handel zal, zoo ik vertrouwe, een der eerste en onmiddelykste Gevolgen iyn van inyne aankomst. Alle Partyschap moet voor altoos van onder (his gebannen zyn. Geene poogingen zuilen van myu kant, en van die van de inyiie, oiiiicproefd gelaaten worden om L we Onaf hang! vkheid, l w geluk en Voorspoed te verzeckeren en te lievestigcn. Myn Oudste Zoon, die, onderden onsterflyken Lord Wellington, zich de roein Zyner oorou- ders niet onwaardig getoond heeft, staat my binnen kort te volgen. Vereenird Udan, Waarde Landgeiiooten met hart en /.iel met My, cn Ons getneeneVaderland i» geredDe oude tydeu zullen weldraa herlcc- ven: en Wy zullen aan Onze Kinderen de dierlware Panden kunnen overmaakendie Wy van Onze Voorouders onthingen hebben. AUm. GeJtnn in Xmremitr IS 13, n nlfegttv.n —der Myne UnJueke.ing C. (jgrdrult Xegel. Was GetW. F. Pr. v. ORANGE, Ia gerst oud, Ttr Ori.nflir nm Zjrnt UefkoJ. Whs Get: H. FAGEL- Met deze proclamatie richtte de prins van Oranje zich in November 1813 tot het Nederlandsche volk.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1938 | | pagina 8