TWEE ZUSTERS... OR ALICE 22 Dag, kind," groette hij vriendelijk, toen Kate op stond uit een stoel bij het raam. Het was bijna zes uur de zon stond schuin boven het keurig verzorgde grasveld achter het huis. „0, mijnheer Harridge, wat denkt u van de rechtszaak?" „Niet veel goeds. Prince zegt er weinig van en voor de meening van den schreeuwer, dien ze Crane als verdediger hebben toegevoegd, geef ik geen cent." Hij keek het meisje aan. „Als je het mij vraagt, gaat Ridley voor langen tijd de gevangenis in." „Mijnheer Harridge een 011- VIERDE schuldig mensch!" Er lag iets aandoenlijks in VERVOEG haar stem. Vrouwen! Wat kon- den ze toch een vertrouwen too- nen,- indien ze van een man hielden. „Ga zitten, Kate. Je weet, dat ik dit niet kan gelooven." „Gelooft u niet, dat hij niet achter het stuur zat?" De oude heer schudde het hoofd. „Mijnheer Harridge, ik weet, dat het waar is." Hij begon te glimlachen en vandaar, dat ze haas tig voortging: „Ik weet zelfs wie er wél achter het stuur heeft gezeten." Nu had ze zijn volle aandacht; ze was er al thans in geslaagd om den ongeloovigen glimlach van zijn gezicht te laten verdwijnen, hoewel hij er innerlijk nog steeds van overtuigd was, dat hij een meisje voor zich had, dat zich het hoofd op hol had laten brengen. „Weet jij wie den wagen heeft gestuurd?" „Ja, mijnheer Harridge. Alleen weet ik niet, of ik het iemand mag vertellen—zelfs al is het aan u." „Natuurlijk behoor je het mij te vertellen." „Het was Helen!" „Helen?" Groote hemel, hoe kwam het kind daar bij? „Heeft ze het jou bekend?" „0 nee ze zweert, dat ze niet in den auto heeft gezeten op het oogenblik van het ongeval. Ze heeft een prachtig verhaal verzonnen, maar ik weet, dat het niet waar is." Harridge voelde zich onmetelijk verlicht. Juist zooals hij dacht allemaal verbeelding van een romantisch jong meisje. Ze kon het eenvoudig niet weten, tenzij Helen tegenover haar een bekentenis zou hebben afgelegd. „Hoe kom je er eigenlijk bij om dat te denken?" vroeg hij vriendelijk en op een toon, waaruit bij voorbaat sprak: „Leg me nou eens uit hoe je tot die dwaze opvatting bent gekomen, dan zal ik zeggen waar je verkeerd redeneert." Ze vertelde alles. Harridge raakte niet onder den indruk bij haar beschrijving van Helen's verwarden toestand ieder jong meisje zou na zoo'n ervaring uit haar evenwicht zijn. Nee, hij moest zeggen, dat er voor Helen meer dan voldoende reden bestond om totaal van streek te zijn. „En u weet, dat ze de hak van een damesschoen hebben gevonden." „Inderdaad, maar vergeet niet, Kate, dat er ook wel eens andere dames in dien auto hebben gezeten. Jijzelf bijvoorbeeld nog niet zoo heel lang ge leden." Hij glimlachte en probeerde haar zoodoende tot bedaren te brengen. „Er is geen enkel bewijs, dat die hak toebehoort aan een schoen van Helen." „Dat is er wél, mijnheer Harridge. Ik weet, dat het een schoen van haar is geweest." „Je bedoelt, dat je het veronderstelt." Wederom slaagde ze er in den milden glimlach van zijn gezicht te laten verdwijnen. „Ik weet het zeker! Ik heb gezien, dat ze bang was vreeselijk bang nu nog! De eenige persoon, van wien ze hulp verwacht, is Freddie; ze klampt zich aan hem vast. Dat is trouwens juist iets voor haar. En wat betreft die schoentjes, heeft ze tegen mij gelogei? ze heeft ze verborgen tusschen de boomen. Ik heb het zoo gelaten tot vandaag. Na de rechtszaak ben ik ze gaan opgraven. Een ervan was zonder hak. Ziet u niet in wat dat beteekent? Dat ze alles heeft gelogen. Ze heeft in den auto gezeten na haar vertrek van Murani. Ze zat in den wagen op het oogenblik van het ongeluk. Z ij heeft den auto be stuurd, mjjnheer Harridge!" KORTE INHOUD VAN'T VOORAFGAANDE: Kate Lattimer'n jong en bedeesd meisjedat slechts enkele malen onder bescherming van haar oudere, zusier Helen naar een partij is geweest, gaat met eenigen tegenzin alleen naar een bal bij de familie Harridge. Zij wordt voorgesteld aan Ridley Crane een zeer rijken en verkwistenden jongeman, die bij alle meis'es zeer gezien is. Den geheelen avond ver toeft zij in zijn gezelschap en na afloop van 't bal brengt hij haar met zijn wagen naar huis. Kate's zuster Helen is afgunstig op haar zonder hiervan blijk te geven. Zij ontmoet een week later Crane op een fuif en gaat met hem naar een dancing, waar hij te veel drinkt. Helen wil niet met hem meerijden en gaat te voet naar huis. IHj rijdt haar achterop en stopt. Helen ziet, dat hij over zijn stuur hangt en in slaap gevallen is. Zij schuift hem van zijn plaats en rijdt den wagen zelf. In den vroegen morgen ver oorzaakt zij een aanrijding, waarbij een wielrijder gedood wordt. Zij snelt naar huis en vertelt Kate, dat zij den geheelen weg van de dancing af heeft moeten loopen en dal Crane haar afschuwelijk be handeld heeft. Over de aanrijding vermeldt zij niets. Helen verbiedt haar zuster in hel vervolg met hem om te gaan. Ridley Crane wordt ervoor aangezien de aanrijding te hebben veroorzaakt. Vlak bij de plaats, waar 't ongeluk gebeurd is, wordt de hak, van een damesschoentje gevonden. Kale weet. dat deze van haar zuster afkomstig is. alhoewel Helen dit heftig ontkent. Het proces tegen Ridley Crane is begonnen en heeft een zeer ongunstig verloop voor hem daar alle getuigen tegen hem zijn. Kate heeft gezien, dat haar zuster een pakje in den tuin verborgen heeft. Zij spoort dat op en vindt Helen's avondschoentjes, waarvan één zonder hak. Harridge trok aan zijn grijze snor. Hij dacht aan Kitty Lattinier. Dit zou haar dood beteekenen zonder eenigen twijfel. Ze verafgoodde haar oudste dochter. Bestond er geen manier om het ergste te voorkomen? „We moeten allereerst met Helen gaan praten." „Dat helpt niet. Ze liegt ze liegt in ieder op zicht." „Maar ze kan Ridley toch niet de gevangenis in laten gaan voor iets dat zij heeft gedaan." „Dat is toeh haar bedoeling." „Ik moet niet aan je moeder denken, Kate." De tranen liepen het meisje over het gezicht. „Dat weet ik, mijnheer Harridge. Daarom heb ik zoo lang gezwegen, maar ik kan het nu eenmaal niet over mijn hart krijgen hem te laten veroordeelen, terwijl hij onschuldig is." „Ileelemaal zonder schuld is hij niet; feitelijk ligt. de fout hij hem." „Hij heeft in ieder geval niet Torrington doodge reden." Mijnheer Harridge zweeg geruimen tijd. Kon het waar zijn? Hij had van Helen nooit zooveel gehouden als van Kate. Van haar eerste kinderjaren af had hij gemerkt, hoe zelfzuchtig de oudste dochter der Lattimers was, hoe ze haar aan trekkelijkheid steeds gebruikte om anderen te beïn vloeden. Neen, bewondering koesterde hij niet voor Helen's karakter, maar toch achtte hij haar niet in staat tot zulk 'n afschuwelijke daad. Het gaf hem een schok, dat Kate zonder meer geloofde in de schuld van haar eigen zuster. „Kijk eens, kind," sprak hij ten slotte. „We moeten niet overhaast te werk gaan. Er kan een vergissing in het spel zijn. Ik geef toe, dat alles wijst op Helen's schuld, maar de mogelijkheid bestaat, dat. ,,U wilt me toch niet aanraden, mijn mond te houden?" „Nee, maar ik raad je wél aan om eens openhartig met je zuster te spreken." Kate schudde het hoofd. „Dat heb ik geprobeerd. Het heeft geen zin. Ze beïnvloedt mij. Ik moet een zwak karakter hebben, want steeds slaagt ze er in mij te overbluffen ze overheerscht mij." Hij lachte bij deze kinderlijke klacht. „Dan zal ik in jouw plaats met haar spreken. Mij zal ze niet overbluffen." „Nee, ze zal niets anders doen dan glimlachen en antwoorden, dat mijn verbeelding mij parten speelt, omdat ik nu eenmaal een bakvischaehtige verliefd heid voor Ridley heb dót zal ze zeggen en daar door zal ze bij u den indruk vestigen, dat u en zij verstandige volwassenen zijn en ik weinig meer dan een dwaas kind." Hij keek haar aan en dacht: „Dat is juist hetgeen haar zuster zou kunnen doen dat kind heeft ge zond verstand." Hardop sprak hij: „Goed, laten we dan samen met haar praten. Zal ik telefoneeren en vragen of ze hierheen wil komen?" Kate greep dit voorstel met beide handen aan haar onthulling en de persoon van mijnheer Harridge, daar zou Helen wel niet tegenop kunnen. „Ja," antwoordde zij. „Laat ze hier komen. Helen was thuis van een bridgepartij en zat met haar moeder te praten, toen de boodschap kwam. Haar woorden klonken rustig, maar over den schou der van haar moeder zag ze haar beeltenis in den spiegel en ze voelde zich verontrust, over de veran dering in haar gelaatstrekken. Deze verandering Vormde juist het onderwerp van het gesprek. „Ik kan het niet precies zeggen, zei haar moeder, „maar je ziet er niet goed uit niet zooals ik graag zou willen. Ik geloof, dat je verandering van lucht en van omgeving noodig hebt. Ik wou, dat je ergens heen kon gaan." Ze zuchtte; kon ze haar oudste dochter maar naar het buitenland sturen, ver weg van al die onaangename gebeurtenissen en van de sensatie bet kind was zoo gevoelig. „Ik weet natuurlijk, dat die geschie denis van Ridley Crane je veel meer hindert dan je oppervlakkig laat blijken." „Het is ook iets vreeselijks, mama." „Natuurlijk, maar wat kunnen we er aan doen?" Mevrouw Lattimer wilde niet zeggen, dat ze een grondigen hekel aan Crane had gekregen en niets liever zou zien dan dat hij jarenlang achter slot en grendel zou worden gezet, nij had niet alleen haar dochter vernederd, maar oefende nu ook nog een ongunstigen invloed uit op haar vreugde en op haar schoonheid - die schoonheid, dooi' mevrouw Lattimer gekoesterd, zooals een vrek zijn geld koestert. „Ik wou, dat je alles uit je hoofd kon zetten," vervolgde zij. „Dat je weer net zoo opgewekt en onbezorgd kon zijn als vroeger." nelen slaagde er in te glimlachen. Onbezorgd terwijl de laatste weken niets anders waren geweest dan één nachtmerrie. Soms voelde ze zich zóó be klemd, dat ze zich wanhopig afvroeg of ze in staat zou zijn te blijven ademhalen. Haar grootste vrees was, dat er plotseling iemand zou opduiken, die baar in den auto had gezien of die haar had zien uitstap pen. Met het verstrijken van de dagen hervond ze iets van haar kalmte, vooral toen geen enkele ge tuige deze voor haar bezwarende verklaring aflegde. Doch iederen morgen, als ze de krant opsloeg, iede- ren keer als de telefoon overging, begon haar hart angstig te kloppen en zei ze tot zichzelf: „Misschien is nu het oogenblik gekomen wie weet!" Natuurlijk wist ze, dat Kate de waarheid vermoed de, maar daar maakte ze zich niet ongerust over ze voelde zich volkomen in staat om haar zuster te verslaan. En wat het kind ook mocht denken, het zou niet in haar hoofd opkomen om tot daden over te gaan. Maar op het oogenblik, dat ze door de tele foon mijnheer Harridge's rustige stem hoorde: „Zou je misschien even naar me toe kunnen komen, Helen? Kate is hier en ik wilde iets met je bespre ken," wist ze, wat er was gebeurd. De angst snoerde haar keel dicht. Kate en mijnheer Harridge te zamen kon ze niet zoo gemakkelijk overbluffen. De crisis was op komst! Niettegenstaande het dreigende onheil was haar houding volkomen belieerscht, toen ze in den salon terugkeerde. „Mijnheer Harridge wil me spreken, mama. Hij stuurt zijn wagen." „Wat zou hij willen?" „Hij heeft het niet gezegd, maar ik vermoed, dat het verhand houdt met de rechtszaak." „Toe, Helen, beloof me, dat je je niet verder zult laten beïnvloeden. Jouw getuigenis zal dien jongen man toch niet kunnen helpen." „Dat weten ze, mama."

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1938 | | pagina 22