VOOR ONZE KERSTTAFEL
Een linnen looper met Kerstmotieven
1
WERKTEEKENING
den buitensten rand draden uithalen ter breedte
van 3 mm.
Dien uitgehaalden rand gaan we nu aan den kant,
die naar het borduurwerk gericht is, afwerken met
een enkel openzoomsteekje, waarvoor we tamelijk
dik, wit machinegaren gebruiken.
Dan knippen we de overblijvende stof langs den
rand tot 1 cm. voor den open zoom af en knippen van
het groene of roode linnen vier rechte reepen op de
vereischte lengte en ter breedte van 5 cm.
Elke reep wordt in de lengte dubbel gevouwen,
terwijl de randen iu de lengte aan weerszijden ter
breedte van cm. worden ingeslagen.
Vervolgens schuiven we het linnen van den looper
tot aan den open zoom tusschen den duhbel gevou
wen, gekleurden reep en rijgen dezen reep aan het
linnen van den looper vast.
Zoo doen we ook met de andere drie reepen en
vormen tegelijkertijd de schuine hoeken, die met een
keurig, onzichtbaar zoomsteekje worden afgewerkt.
Ten slotte maken we den tweeden kant van den
open zoom af en verbinden hierbij de gekleurde
bies met het linnen door telkens een stukje van het
gekleurde linnen en een bundeltje draden van het
witte linnen op te nemen.
Daarna den rand ook nog even strijken en een
prachtige looper, die bv. uitstekend als Kerstge
schenkje kan dienen, is klaar!
Voordat we met het borduren beginnen, worden
de motieven eerst volgens bijgaande teekeningen op
ware grootte op de stof overgebracht.
Dit doen we met hehulp van carbonpapier.
Vervolgens gaan we het borduurwerk in steelsteek,
spansteek en picotsteek uitvoeren.
Alle rechte lijnen zoowel van het kaarsje als de
nerven der dennetakjes worden in steelsteek gebor
duurd alle kleinere figuren worden in spansteek
gewerkt, terwijl we voor de dennenaalden den
picotsteek maken, die op dezelfde wjjze geborduurd
wordt als een kettingsteek, maar welke kettingsteek
dan door een klein spansteekje bij het puntje wordt
vastgezet.
Voor den omtrek van het kaarsvlammetje en van
den bal leggen we gewoon een draad splijtzijde
eenigszins in de rondte over de contourlijn en
werken hieroverheen (den draad onder het werk
steeds „meenemend") kleine, dwarse lusjes in span
steek, zoodat de onderste draad goed vast komt te
zitten.
De figuren binnen de contourlijnen van het hartje
en den bal worden eerst, w3t de schuine strepen
betreft, in spansteek gewerkt, daarna borduren we
er voor den bal de kruisjes en voor het hartje de
dwarslusjes en ook nog een paar kruisjes op.
De cijfers, die hij de motieven staan aangegeven,
duiden de kleuren aan, die we moeten gebruiken.
Dennetakjes, kaarsjes, gekleurde ballen en sterre
tjes sieren dezen fraaien looper, die beter dan
crêpe-papier onze Kersttafel tot een fijn, apart
geheel zal weten te maken.
Het mooiste komt zulk een kleurrijke looper uit
op een wit tafellaken, waarom we hem dan ook bij
voorkeur als pièce de milieu zullen gebruiken.
Het materiaal bestaat uit wit linnen of halflinnen,
waarvan we 50x120 cm. noodig hebben.
Voor de gekleurde bies gebruiken we een stukje
groen of rood indanthren geverfd linnen, dat een
afmeting heeft van 30 X 105 cm.
Als borduurmateriaal nemen we 3 strengetjes geel,
3 strengetjes rood, 8 strengetjes groen en 1 strengetje
bruin splijtgaren.
KLEUREN:
1=GEEL 2= ROOD
3=GROEN 4= BRUIN
We werken telkens met drie draden splijtzijde,
behalve voor het kaarsvlammetje, dat slechts met
twee draden splijtzijde geborduurd wordt.
Is het borduurwerk af, dan gaan we het ten slotte
aan den verkeerden kant, op een zachte onderlaag,
strijken, zoodat alle motieven mooi op het. linnen
komen te liggen.
Daarna gaan we op een afstand van 2 cm. vanaf