ZIJ TKOHKGM OVER
BER6 EN DAL
Een verhaal wit de dagen van den Grooten
Trek der Afrikaansche Boeren
door I>anie ITys
Op 16 December 1918 zal het honderd jaar geleden zijn, dat het Zuid-Afrikaansche Zoeloe-opperhoofd
Dingaan in een verbitterden veldslag aan d? Bloedrivier door de Boeren verpletterd werd. Door deze
overwinning kwam een einde aan een tijdperk van groote ontberingen en moorddadige schermutselingen
met de roovende en plunderende negerstammen. Reeds lang waren de Boeren van Zuid-Afrika ontstemd
over hun achteruitzetting door de Engelschen, toen in 1816 de Groote Trek begon. Tienduizend menschen
(een vierde deel der bevolking) trokken uit hun woonsteden weg, huis en goed achterlatend, alleen hel
onmiddellijk noodige en vooral nee met zich mee voerend. Zij trokken in groepen van telkens honderd
tot tweehonderd menschen, allen op zoek naar nieuw en vruchtbaar land. maar bovenal naar de gulden
vrijheid. De moeilijkheden, die zij moesten overwinnen, zijn niet te beschrijven. Hel ergst hadden zij te
lijden van de wreede negerstammen, die de Boeren uit hinderlagen onverhoeds overvielen, moordend en
plunderend wat in hun bereik kwam. Tallooze Boeren lieten daarbij het leven: velen maakten hun naam
onsterfelijk, zooals Piet Relief, Pretorius, Cilliers en de koppige Potgieter, 'n wel zeer typisch vertegen
woordiger der Zuid-Afrikaansche Boeren! De schitterende overwinning op den onbetrouwbaren. ge vrees
den negerkoning Dingaan aan de Bloedrivier op 16 December 1818 maakte een einde aan het tijdperk
der omzwervingen vol gevaren en ontbering. De Boerenrepubliek Natal werd gesticht en daarna Trans
vaal en de Oranje Vrijstaat. In dit nummer beginnen wij met de publicatie van een boeiend en kleurig-
romantisch relaas over den Grooten Trek der Boeren, speciaal voor ons geschreven door een ter zake
zeer deskundig auteur, onder het pseudoniem Danie Uys. De talrijke documentaire illustraties, die datee
ren uit de da-en van den Grooten Trek, 't leven en de gewoonten der Boeren alsmede der mlandsche
stammen in Lid brengend, zullen dit relaas van een der heldhaftigste pioniersdaden der menschheid op
kernachtige wijze onderstrepen.
EERSTE HOOFDSTUK
Met een slag van zijn tot een vuist gebalde,
breede werkhand had Andries Potgieter
de bijeenkomst voor gesloten verklaard. De
mannen, die langer op hun stoelen gezeten hadden
dan zij gewend waren, stonden op, stopten hun
pijpen, begonnen door het groote, wit gekalkte
vertrek heen en weer te loopen of begaven zich naar
buiten, waar zij van de stoep een blik wierpen
over het golvende, door de felle Zuid-Afrikaansche
zon beschenen „bovenveld". De wijde, met vet-
plantjes en wat schaarsch gras begroeide vlakte was
verlaten, een enkele blauwgomboom stond in donker
silhouet tegen den strak blauwen hemel en de rechte
lijn van den horizon werd gebroken door een paar
kopjes, afgeplatte bergtoppen, die zich niet meer
dan een paar honderd voet boven het rotsplateau
verhieven. Heel in de verte, op vele tientallen mijlen
afstand, Btond de met sneeuw bedekte top van den
Kompasberg als een fata morgana.
Hoe lief hadden deze mannen dit land, dat zij
zooeven besloten hadden voor immer te verlaten.
Zij waren gehecht aan dezen grond, dien hun voor
ouders met moeite hadden veroverd of dien velen
hunner zelf, na een bijna bovenmenschelijke wor
steling, in bezit genomen hadden. Hun liefde voor
deze aarde hadden zij met elkander gemeen, maai
ieder hield op zijn eigen wijze van het stuk grond,
waarop hij geboren was en leefde. De Boeren van
Uitenhage kenden geen beter oord dan de sappig-
groene en vruchtbare laagvlakten, die zich uitstrek
ten tusschen de uitloopers van het hoogplateau en
de kust van den Indischen Oceaan, die van Graaff-
Reinetr voelden zich thuis op het uitgestrekte boven
veld, dat honderden voeten boven den zeespiegel
lag, en degenen, die nog meer noordwaarts en nog
hooger tusschen den Sneeuwberg en de Oranjerivier
woonden, meenden, dat er op aarde geen beter land
dan het Tarkadistrict te vinden was. En thans
zouden allen van dit land, waar zij ieder kopje,
iederen pas, alle stroompjes kenden, waar zij in de
diepste duisternis den weg konden vinden en waar zij
als het ware met iedere klip en iederen boom ver
trouwd waren, afscheid moeten nemen.
„Het is hard," mompelde Andries Wessels en deed
een vergeefschen trek aan zijn pijp, die hij in
gedachten verdiept veel te vast gestopt had.
Er waren er meer, die dachten zooals hij, die, nu
de beslissing gevallen was, dezelfde smart voelden
en weemoedig hun blikken over het veld lieten
gaan.
Gerrit Maritz kwam naast hem staan en legde zijn
hand op zijn schouder. „Het is niet anders, Dries,
zei hij. „En ik geloof, dat het zoo het beste is.
Wessels knikte zwijgend en keek naar Karei Cil
liers, die lachend zijn patronengordel aangespte. Hij
en Jan Botha schenen het minst onder den indruk
van het zooeven genomen besluit te zijn en Karei
had er gedurende de besprekingen herhaaldelijk
blijk van gegeven, dat het hem niet veel deed zijn
grond, zijn erf en zijn huis in den steek te moeten
laten. En toch moest het ook hem zwaar vallen zijn
bezit, waarvoor zijn vader de grondslagen gelegd
had en waarvoor hij jarenlang hard gewerkt had,
prijs te geven. Verkoopeu, had Karei de Wet gezegd.
Maar wat zouden de plaatsen opbrengen, als er
zooveel aanbod kwam en als er zoo weinigen achter
bleven om te koopenï Ook onder de Britsche kolo
nisten waren er immers verschillenden, die er ernstig
over dachten deze streken te verlatent
„Kom," zei Cilliers, terwijl hij zijn geweer aan den
draagriem heen en weer liet slingeren, „het zal alles
wel weer terechtkomen, mannen. Wij zien elkander
terug in het schoone Natal, waar geen Britsch gou
vernement is om ons het leven te verzuren en waar
wij als vrije mannen kunnen leven.
„Wil je nu al weggaan, oom KarelT"
Sarie, de Wet's vrouw, kwam naar buiten en zette
een zwart gelakt ijzeren blad vol met dampende
koppen koffie op een stoel neer. Haar dochter volgde
met een met harde, lichtgele boerenbeschuit ge
vulde trommel. De mannen dronken staande en
sopten de beschuit in de sterke koffie.
„Ik heb nog een goede honderdvijftig mijl af te
leggen, tante Sarie," antwoordde Cilliers, „en de
laatste vijftig mijl moet ik alleen voor mijn rekening
nemen. En tot zoo ver zijn wij nog maar met ons
tweeën. Waar is Bronkhorstf
Cilliers stapte naar buiten en op hetzelfde oogen-
blik verscheen Willem Bronkhorst om den hoek
van het huis. Hij zat reeds te paard en voerde het
rijdier van zijn vriend bij den teugel mee.
„Kijk maar goed uit, Karei," waarschuwde Pot
gieter. „Tom Higgins en zijn bende moeten hier
m de buurt omzwerven."
Cilliers zei niets, maar tikte tot antwoord glim
lachend op den grendel van zijn geweer. Toen greep
hij zijn paard bij de manen en sprong met een veer
krachtige beweging in het zadel.
„Tot ziens, mannen, en welbedankt."
Zijn paard hinnikte even, alsof het deelnam aan
het afscheid van zijn meester. De mannen zwaaiden
hun breedgerande, slappe hoeden en toen verdwenen
zij om den hoek van het huis.
Op de stoep was het even stil.
„Karei neemt 't niet zwaar," zei Wessels eindelijk.
^Dat lijkt maar zoo. Hij is een kerel, die den kop
omhoog weet te houden. Ook bij hem hebben de
Bantoeroovers al meer dan de helft van zijn kudde
gestolen, maar ifls men hem hoort spreken, zou