I
HOEK
DOOR
Jijen Kerstgeschenk
noemden meneer
en mevrouw Bladel het kleine schreeuwende wezen
tje, dat dien avond werd opgenomen in de veilige
beschutting van hun huis. Dat huis was een oude
patriciërswoning aan een stille gracht van de
groote stad en niet ver daar vandaan had Tineke
Somers een paar maanden te voren het levenslicht
aanschouwd in een slop, waar nooit de zon toe
gang had en dat den heelen dag en den halven nacht
vervuld was van de lawaaierige ruziestemmen van
kijvende vrouwen en beschonken mannen.
Het was een gedenkwaardige Kerstmis in liet. leven
van de Bladels. In den morgen van dien eersten Kerst
dag waren ze er voor het venster van hun gezellige
huiskamer getuige van geweest, dat een slonzige
jonge vrouw met een zuigeling op haar arm door eigen
onvoorzichtigheid werd aangereden door een auto.
Het slachtoffer bleef liggen en haastig toegeschoten
voorbijgangers ontfermden zich over het kind. Won
derlijk genoeg mankeerde het niets. Vijf minuten
later werd het met de moeder naar het ziekenhuis
vervoerd en 's middags kwam het dienstmeisje van
de Bladels thuis met nadere bijzonderheden omtrent
de gevolgen van het ongeluk. De vrouw was gestor
ven, nadat zij nog had kunnen meedeelen dat het kind
Tineke Somers heette en dat haar man bij een smok-
kelavontuur door een kommies was aangeschoten en
aan de bekomen verwonding overleden was.
Toen Frits Bladel deze bijzonderheden vernam,
keek hij zijn vrouw eens aan. „Alleen op de wereld
en dus geen last van familieleden," aldus liet hij zich
ongeveer uit. Hij knikte eens en zijn vrouw knikte
hem met glanzende oogen toe: het was een immer
knagend verdriet in hun overigens gelukkig huwelijks
leven, dat zij niet met kinderen gezegend waren.
Een half uur later reed Frits Bladel naar het zieken
huis. Hij had een lang en gewichtig gesprek met den
dokter en het gevolg van deze conferentie was, dat
hij naar huis terugkeerde in gezelschap van een
zuster, die 'n schreeuwend klein kind in haar armen
droeg.
„Ik breng je een Kerstgeschenk, Else," zei hij met
een lach, die de jonge vrouw ontroerde. „Yoorloopig
is het ons tijdelijk toevertrouwd, maar terstond na
de feestdagen zullen we er werk van maken dat wij
het mogen houden.
Zoo verhuisde Tine Somers van een schamele
bedsteekrib in een slop naar een
koninklijk opgemaakte wieg in een
oude patriciërswoning. En daar
bleef zij, onbewust van de revolutie,
die zich in haar jonge leven vol
trokken had. Het kind groeide als
kool, leerde loopen en spreken en
ging naar school. Zij had een aardig
gezichtje, donkere haren en wenk
brauwen en bruine oogen, waarin
gouden vonken dansten, als zij
zich opwond om het een of ander.
Die eerste jaren waren de Bla
dels volkomen gelukkig met hun
Kerstgeschenk. Tine was lief en aan
hankelijk en gaf hun in geen enkel
opzicht reden, om hun gewichtig
besluit te betreuren. Een lichte schaduw verduis
terde dit geluk pas, toen Tine op een middag
uit school thuis kwam met de vraag, waarom
zij anders heette dan haar vader en moeder. Zij
schrokken van die vraag en de eerste oogenblikken
zochten beiden naar uitvluchten, om het drama van
haar afkomst voor haar te verbergen. Maar Else
begreep dat Tine geen rust meer zou hebben voor haar
nieuwsgierigheid bevredigd was en dapper beet zij
door den zuren appel heen. Zij nam haar mee naar
haar eigen kamertje en vertelde haar daar, dat haar
eigen vader en moeder allang gestorven waren.
De onthulling scheen niet veel indruk te maken
op het meisje. Alleen was zij dien avond stiller dan
Ret kind groeide aU kool
anders en op haar gezichtje lag een nadenkende trek.
Maar dat het geheim haar bezig bleef houden be
wees een paar maanden later haar vraag, waar haar
ouders begraven lagen. Nu aarzelde haar pleegmoe
der geen oogenblik. Zij nam haar mee naar het kerk
hof en wees haar na lang en pijnlijk zoeken en infor-
meeren een graf. Het was een armengraf, zonder
eenige versiering.
„Mijn eigen moeder was arm, hè mama!" vroeg het
meisje, nadat zij een oogenblik aan het graf hadden
vertoefd.
„Ja, liefje," bekende mevrouw Bladel getroffen.
„Maar hoe kom je op die vraag!"
Het antwoord bevestigde haar heimelijke vrees
men had Tine op school over haar afkomst ge
sproken. „Ik heb het gehoord, mama. Ze zeggen dat
mijn moeder op straat liep te zingen en dat ze toen
overreden is."
Haar pleegmoeder gaf er geen antwoord op en
Tine vroeg niet meer. Zij roerde ook het verleden
niet meer aan, maar toch voelden haar pleegouders,
dat zij iets in haar verloren hadden. De verhouding
had iets van de oude intimiteit ingeboet het eigene
van het eigen bloed was er vreemd aan geworden.
Oppervlakkig viel dat niet te bespeuren en Frits
Bladel wilde het wel eens ontkennen, maar de inner
lijke vervreemding was een feit, dat vooral zijn vrouw
scherp voelde.
Intusschen groeide Tine op tot een aardig jong
meisje. Zij doorliep met schitterend gevolg de H.B.S.
en verraste haar pleegouders met den wensch dat
zij naar kantoor wilde. De Bladels verzetten zich
niet, ofschoon het voor haar pleegmoeder een te
leurstelling was. Zij had zich voorgesteld dat Tine
haar gezelschap zou houden zij was nu reeds over
de vijftig en de zaken namen haar man ook heele
dagen in beslag. Bovendien was Tine in financieel
opzicht voor de toekomst bezorgd en hoefde zij dus
niet te werken. Maar zij stelde haar wenschen achter
bij die van het meisje en zoo kwam Tine dus op een
kantoor.
Het was in de jaren die hierop volgden, dat een
nieuwe heimelijke vrees van Tine's pleegmoeder
in vervulling ging. Het jonge meisje was thans vol
groeid tot een bekoorlijke jonge dame, die van alle
vrouwelijke sporten thuis was en kunstlievend was
en ontwikkeld. Zij had talrijke vrienden en vrien
dinnen en het was voor de Bladels geen geheim, dat
zij slechts ja hoefde te zeggen, om
terstond een goed huwelijk te kun
nen doen. Maar Tine scheen niet
aan een huwelijk te denken. Zij
legde in alles een sterken onafhan
kelijkheidszin aan den dag en leef
de haar eigen leven in een eigen
wereld -een wereld, die spoedig
te klein voor haar werd. Zij wilde
eruit, iets meer van het leven en
de menschen zien en den kring
doordringen, die haar benauwde.
En zoo overviel zij de Bladels op
zekeren dag met een mededeeling,
die hen deed ontstellen. „Ik heb
een betrekking aangenomen als
particulier secretaresse, moe."
„Een andere betrekking!" vroeg mevrouw Bladel
verwonderd. „Ik dacht dat je 't naar je zin had, waar
je nu was."
„Heb ik ook, maar dit trekt me meer aan. Reizen
iets van de wereld zien.
Haar pleegmoeder keek verbluft. „Reizen, zeg je!"
„Jazeker een betrekking in Berlijn. Bij den ver
tegenwoordiger van een Hollandsche firma. Hij moest
een Hollandsche secretaresse hebben en toen ik van
de advertentie hoorde, heb ik gauw geschreven. Van
morgen heeft hij me opgebeld en in „Centraal" is de
zaak vanmiddag beklonken. Ik ga de volgende
maand naar Berlijnals u het ten minste goed
vindt," voegde zij er haperend aan toe.
Frits Bladel zat in zijn krant verdiept, maar nu
keek hij op. „En als we het nu eens niet goed vinden
vroeg hij droog.
„Kom, paps, dat meent u niet," lachte het meisje
luchtig.
„0 neen? Je schijnt het nogal natuurlijk te vinden,
dat ouders hun kind zonder bedenkingen toestaan
zich alleen in een vreemd land te vestigen.
Het gelaat van het meisje betrok. „Waarom niet!"
klonk het ietwat ongeduldig. „En ik kan toch zeker
gaan waar ik wil!"
Frits Bladel keek zijn vrouw aan. Hij zag een
krampachtigen trek vervluchtigen op haar gelaat,
dat reeds duidelijk de ken teekenen droeg van den
naderenden ouden dag. En toen kreeg hij eensklaps
oog en gevoel voor veel wat onder de oppervlakte
van de oogenschijnlijk hartelijke verhoudingen ver
borgen was gebleven. Hun pleegdochter had altijd
haar eigen leven geleefd en zich nooit bekommerd om
hun wenschen zij was haar weg gegaan als een
vreemde, die hun geen verantwoording schuldig was.
Zij was een hartelooze egoïste en een oppervlakkig
levend meisje, door iedereen verwend en verstoken
van alle gevoel van dankbaarheid.
Er kwam een bitter, verontwaardigd gevoel in
hem op. „Inderdaad, je bent pas meerderjarig ge
worden en je kunt dus gaan waar je wilt," gaf hij
het meisje ten antwoord. „Maar denk erom: als je
dit huis tegen onzen zin verlaat, zul je het voor
taan gesloten vinden.
„Vader!" riep zijn vrouw verschrikt uit.
Maar Frits Bladel trok geen woord van zijn be
dreiging terug. Er lag
C>! een harde, weerspan
nige trek op Tine's ge
laat en zonder meer
woorden verliet zij de
huiskamer. En dien
zelfden avond nog ver
liet zij ook het huis
om er niet meer in
terug te keeren. Een
Het kleine gezelschap
kort briefje meldde hun een paar weken later, dat
zij naar Berlijn vertrokken was en daarop hoorden
zij niets meer van haar. Het was de oude tragedie
van den (fpstandigcn jongen vogel, die overmoedig
op eigen wieken wilde drijven en ondankbaar genoeg
het oude nest verachtte en vergat.
Het was de avond voor Kerstmis. Het had den
geheelen dag geregend een miezerig regentje, dat
de wereld een troosteloos aanzien gaf. In het patri
ciërshuis aan de stille gracht zaten twee menschen
tegenover elkaar, die elkanders blikken meden en,
elk in hun eigen gedachten verdiept, luisterden naar
het lekken van den regen daarbuiten. Zij spraken
niet alsof zij bevreesd waren dat hun stem ont
roeringen zou wekken, die zij niet meer meester kon
den worden.
Het was de eerste maal in hun huwelijksleven,
dat de huiskamer van de deftige woning aan de gracht
niet met een Kerstboom prijkte. Dertig jaren achter
een had het groene, geurige symbool van de jaarlijks
zich verjongende natuur gedurende de Kerstdagen
denzelfden hoek van de kamer gesierd, doch thans
was die plek leeg gebleven. Geen van beiden had den
moed gehad over een Kerstboom te reppen de
schrijnende herinnering aan wat zij in het afgeloopen
jaar hadden moeten missen verdroeg de gedachte
niet aan een feeststemming in huis.
Beider gedachten hielden zich in dit uur bezig met
hetzelfde jonge leven. Maar die gedachten liepen
ver uiteen. Frits Bladel dacht aan den korten twist
van dien laatsten avond met een hart, dat ver
vuld was van bitterheid. In den geest van zijn vrouw
leefde slechts het kind, dat zij vertroeteld had als was
het haar eigen, bij wie zij in dagen van ziekte had
gewaakt en wier vreugde en kleine verdrietelijkheden
zij had gedeeld. Zij verkeerde in angst voor de