31
Zonder ongevallen en na een snelle reis kwam
Maritz' Trek in Potgieter's lager aan. Met groote
vreugde werden de trekkers uit Graaff-Reinet
ontvangen door de emigranten, die reeds een jaar
onderweg waren. Veel levensmiddelen brachten
de nieuw aangekomenen niet mee, maar men kon
thans toch weer over het allernoodzakelijkste be
schikken. Men had weer vee en, wat belangrijker
was, men had thans weer de beschikking over
lood en kruit. Doch wat Potgieter's mannen het
meest verheugde was het feit, dat hun troep thans
versterkt geworden was met een aantal flinke, en
goed geoefende schutters. Van nu af zou het weer
mogelijk zijn Mösselekatze's roovers, die steeds
driester optraden en in den omtrek verschillende
kra'en hadden uitgemoord, het hoofd te bieden.
Op den dag na de aankomst werd een vergadering
belegd, waaraan alle mannen deelnamen. Belang
rijke besluiten, die beslissend zouden zijn niet alleen
voor het bestaan van dit groepje trekkers, maar
voor de toekomst van heel Zuid-Afrika, werden hier
genomen. Men kwam tot het vormen van een
regeering, koos een zevental bekwame mannen, die
leiding aan de kleine gemeenschap zouden geven.
Zoo kwam de eerste Volksraad tot stand, het
bestuurslichaam, dat later over het land, dat den
naam Oranje Vrijstaat zou dragen, regeeren zou.
Maritz en Potgieter werden benoemd tot comman
danten en nog dienzelfden dag werd het besluit
genomen den Matabele-krijgers een gevoelige afstraf
fing te geven en het geroofde vee terug te halen. Was
men sterk genoeg om met succes een expeditie tegen
dezen machtigen Kafferstam te kunnen onder
nemen? Ruim honderd Boeren en een veertigtal
bastaards kon men bijeenbrengen. Deze macht was
niet onaanzienlijk, maar er diende rekening mede
gehouden te worden, dat de vrouwen onbeschermd
zouden achterblijven, als alle strijdbare mannen
uittrokken. Als men snel handelde, behoefde dit
echter geen belemmering te zijn, want deserteurs
van het Matabele-leger hadden verteld, dat Mössele
katze's krijgers op dat oogenblik in hun kralen
verblijf hielden. Van dien kant behoefde men
voorloopig dus geen overval te vreezen. Het kwam
er slechts op aan, geen tijd verloren te laten gaan.
Er werd vlug besloten, maar nog sneller gehandeld.
Vierentwintig uur nadat de Volksraad zijn beslissing
genomen had, stond de troep voor vertrek gereed.
Dapper waren zij, deze Boerenvrouwen en meisjes,
die opgewekt en met een lachend gelaat van hun
mannen afscheid namen, terwijl zij wisten, dat zij
onbeschermd achterbleven in een wildernis, waarin
niet alleen vijandige Kaffers, maar ook gevaarlijke
roofdieren rondzwierven. Maar zij vertrouwden op
God en voor de rest op hun goede Fransche geweren,
waarvan een twaalftal in het kamp werd achterge
laten.
Met een handdruk, niets meer dan een simpelen
handdruk, nam Arie afscheid van Betsie. Nog den
vorigen avond had hij zich voorgenomen dat hij
Rondtrekkende krijgsbenden
der Kafferstammen overvie
len herhaaldelijk de trek
kende .Boeren. Onze gravure
toont een gewapende beside
bij 't zwemmen door 'n rivier.
haar, alvorens te vertrek
ken, alles zou vertellen.
Precies, haarfijn had hij
geweten, wat hij haar zeg
gen zou, hoe het gesprek
zou gaan, wat zij zou ant
woorden en dat het eindi
gen zou met een kus. En
nu hij voor haar stond, wist
hij weder geen woord uit
te brengen, stond hij met
zijn mond vol tanden en
stamelde hij alleen twee
woorden: Dag, Betsie. Hij
vond zichzelf een ezel en,
merkwaardig, Betsie dacht
op het oogenblik van ver
trek hetzelfde. Maar een
lieve ezel, voegde zij er voor zichzelf zacht aan toe.
De Boeren hadden geluk. De inlichtingen der
deserteurs bleken juist te zijn. Nergens stuitte men
op een Kaffertroep; het land tusschen Tabantsjoe
en Mosega scheen uitgestorven te zijn. Op zekeren
morgen, bij het aanbreken van den dag, was men de
zuidelijkste kraal der Matabele tot op een afstand
van enkele mijlen genaderd. De krijgsmacht werd in
twee deelen gesplitst; één afdeeling onder Potgieter
zou een omtrekkende beweging maken, terwijl
Maritz' mannen de kraal aan den zuidelijken kant
zouden binnenvallen.
„Denk er om, mannen," zei Potgieter, „wij geven
geen kwartier. Ze hebben ons ook geen genade
getoond. Wij moeten voorgoed met deze rekels
afrekenen."
Het plan werd snel en zonder tegenslagen ten
uitvoer gebracht en toen de eerste koperroode stralen
van de zon door de nevelen heenbraken, stortten de
Boeren zich op de nog slapende Kaffers. In de kraal
ontstond een paniek. De zwarte krijgers, die zonder
aanvoerder waren, grepen hun wapens en begonnen
te schreeuwen. Zij kwamen echter te laat. Het
geweervuur der Boeren had reeds meer dan honderd
man in het zand doen bijten, voordat de overigen
goed begrepen, wat er eigenlijk gebeurde. Aan
verdediging kwam niemand hunner toe. En het
meerendeel was reeds gevlucht, voordat de
moedigsten him speer of assegaai hadden kunnen
grijpen.
Terwijl Arie met de kolf van zijn geweer als een
bezetene om zich heen sloeg, zag hij plotseling zijn
vriend omringd door eenige Kaffers, waarbij zich
een groote kerel bevond, die juist zijn knots ophief.
Nog één seconde en Wollie's schedel zou verpletterd
worden. Met een grooten sprong
had hij de groep bereikt, sloeg toe
en met een rauwen kreet zeeg de
aanvaller ineen. Toen vluchtten
de overigen, die ongewapend waren.
De strijd duurde maar enkele
minuten. Alle levende Kaffers had
den de kraal verlaten en slechts
dooden en stervenden bleven ach
ter. De Boeren laadden hun ge
weren, sprongen te paard en achter
volgden de vluchtelingen. Toen de
zon hoog aan den hemel stond en
alle zwarten gevallen of gevlucht
waren, keerde men naar de kraal
terug. Meer dan vierhonderd dooden
liet de vijand op het slagveld achter.
De overwinning was volkomen en de
Boeren, die geen enkelen doode te
betreuren hadden, vereenigden zich
snel.
Met een buit van meer dan
zevenduizend stuks hoornvee keer
den zij naar de hunnen terug. Voor-
Een oude gravure, die 'n uitstekend
betld geeft van de groote moeilijk
heden, die de Boeren tijdens den
Grooten Trek moesten overwinnen.
Deze afbeelding werd gebruikt op
een der herinneringszegels, die on
langs door de Zuid-Afrikaansche
posterijen werden uitgegeven.
loopig althans was de strijd ten gunste van de Boeren
beslist en zou men van Mösselekatze's roovers niet
veel last hebben. Wollie en Arie verkeerden in
opperbeste stemming. Niet alleen het vee, dat Gert
Maritz destijds met zooveel moeite en list uit handen
van den Engelschen deurwaarder gered en dat
Potgieter een jaar lang bewaard had, keerde thans
weer tot den eigenaar terug, maar, wat nog veel
belangrijker was, ook de trekossen van Potgieter's
menschen. Zonder trekdieren was men niet in staat
verder te reizen, kon men de lompe, zware wagens
niet van hun plaats krijgen. Te lang had men op
deze gronden bij de Vet- en Wilgerivier, die door
allen slechts als een tijdelijke woonplaats beschouwd
werden verblijf gehouden. Nu men het vee terug had
en het pad veilig was, zou de Volksraad ongetwijfeld
spoedig het besluit nemen om op te breken en verder
te gaan.
Zelden echter voltrekt het leven zich in de richting,
die de onwetende en machtelooze mensch zich als de
meest gewenschte voorstelt. Dit moesten ook de -
overwinnende Boeren ondervinden, toen zij met hun
rijken buit in het kamp terugkeerden. Tijdens hun
afwezigheid had zich een ernstige gebeurtenis voor
gedaan, die, in de eerste plaats voor de beide vrienden,
verstrekkende gevolgen zou hebben. Nog voordat
zij het lager betraden, kregen de beide jongens reeds
kennis van de ramp, die hen getroffen had. De
Kaffermeid van de familie Wessels kwam de terug-
keerende mannen huilend en handenwringend
tegemoet en toen men vroeg naar de oorzaak van
haar verdriet, wist zij alleen maar snikkend te ver
tellen, dat juffrouw Betsii verdwenen was en nooit,
nooit meer terug zou komen. De beide jongens
schrokken hevig en ook Maritz was diep onder den
indruk van deze rampzalige tijding. Men ondervroeg
de vrouw, maar kwam niets meer van haar te weten,
omdat zij alleen maar haar klacht wist te herhalen
en uitriep, dat de arme juffrouw Betsie nooit meer
terug zou komen.
Spoedig vernam men van de vrouwen wat er
gebeurd was. Enkele dagen te voren had Higgins,
tegen het vallen van den avond, toen de wachtposten
nog niet waren uitgezet, een overval op den ooste
lijken, meest afgelegen hoek van het lager gedaan.
Niemand had geweten, dat de schurk in het kamp
binnengedrongen was en men was pas opmerkzaam
geworden, toen men hulpgeroep gehoord had. Het
angstgeschreeuw was spoedig verstomd, maar
dadelijk daarop had men in de stilte een schot hooren
vallen. De vrouwen, die waren gaan onderzoeken
wat er gebeurde, hadden den kleinen Paul Kruger
met het geweer in de hand op Wessel s wagen aange
troffen en naast hem lag de Kaffermeid in bewuste-
loozen toestand. „Naar de paarden!' had Paul
geschreeuwd en hij had gewezen naar een paar
schimmige ruitergestalten, die in de vallende duister
nis verdwenen. Betsie Wessels is door Higgins
ontvoerd," had Paul gezegd. Acht vrouwen waren te
paard gesprongen en hadden getracht den menschen-
roover te achterhalen. Na een paar uur waren zij
echter onverrichterzake teruggekeerd. De meid,
die inmiddels weer tot bewustzijn gekomen was,
had verteld, hoe zij gezien had, dat Higgins,
geholpen door een paar Kaffers, haar meesteres
overvallen en gebonden had.
Wordl vervolgd