DE ZEE-ADVOCATE DOOR FRANK BUNCE Op 't eerste gezicht zag ze er heusch zoo geducht niet uit. Xe was jong. geblondeerd, had een koket hoedje niet hangende veeren op 't hoofd en droeg een zwarte japon met een dito kort jasje, waarop groene vogeltjes geborduurd waren'n zeer geslaagde maar goedkoope imitatie van een der nieuwste mode- creaties, welke een klein kapitaal zou hebben gekost, indien ze twee of drie weken tevoren in I'arijs of New York was gekocht. Haar gezichtje was serafijnsch en zonder uitdrukking, maar in haar oogen glom een ijs koude. strakke doelbewustheid, welke kapitein Mar tin's hart deed gloeien van vechtlust. Hij hield van strijden, mits hij maar iemand kon vinden, die het tegen hem durfde opnemen. Hij rekte zich in z'n volle lengte uit en trok liet gevaarlijke boemansgezicht, waarover hij tegen <len tweeden stuurman zoo juist gepocht" had. Z'n zware km schoot eensklaps vooruit en toen naar omhoog, waar ze bijna in botsing kwam met 't gespleten puntje van z'n neus; z'n borstelige wenk brauwen trokken zich dreigend samen en z'n half toegeknepen oogen straalden met 'n somber, onheil spellend licht, 't Zou onderschatting zijn te beweren dat hij iemand was om babies mee bang te maken. Hij was het spook van de opera, het monster van Frankenstein en de heks uit Disney's Sneeuwwitje hij zou iedereen het angstzweet hebben doen uit breken. Iedereen, behalve Dorrit Bly. Ze bleef hem onver schrokken aanstaren. Eenigszins teleurgesteld gaf kapitein Martin haar z'n tweedeportie. „Wat hoor ik, miss," zei hij met een stem alsof hij een muiterij op het achterschip moest dempen, „hebt u zich ergens over te beklagen?" „Ik ben bang dat u zich verkeerd uitdrukt," zei Dorrit. „Als u soms haast mocht hebben om boven 't schip te besturen of de ketels op te porren, of wat u anders ook uitvoert, zou u 'n heele massa tijd besparen, als u ons vroeg, waarover we ons niet te beklagen hebben, 't Kost ons dan niet zooveel moeite u alles in bijzonderheden te vertellen. M'n vriendin Laura en ik ontvingen uw reclameboekje voor deze zeereis van 'n reisbureau. In dit boekje beloofde u ons van San Diego naar Esmirillada in Mexico te brengen en terug voor den prijs van negentien dollar en vijftig cent per persoon of hooger, reiskosten van Los Angeles inbegrepen, twee dagen van koninklijke luxe aan boord van een oceaansckip onder een zonnigen hemel en tropische maan. De grandiooze teekening van het schip in het reclameboekje riep herinneringen op aan de Queen Mary en de Normandie, maar toen we op den steiger te San Diego uit onze taxi stapten, zagen we niets anders dan deze ouwe tobbe, die ter eere van het groote gebeuren met '11 extra verfstreekje was opgedoft. We waren eerst van plan onmiddellijk ons geld terug te vragen, maar omdat 't precies een schip leek voor alleen reizende heerèn, besloten we 't er maar op te wagen. Toen we ons echter geïnstalleerd hadden, bleken er op iederen man maar liefst vijf meisjes te zijn." „Zoo? 't Spijt me dan voor de mannen," blafte kapitein Martin. Hij ademde zwaar, met een fluitje op 't eind van iederen ademtocht, als een man met een gebroken neus in oogenblikken van hevige op winding doen kan. De schimpscheuten, die hij had moeten slikken, eerst op hemzelf en toen op z'11 schip, maakten hem dol. „We zijn er nog niet. 1' beloofde ons koninklijke luxe en stopte ons in een hokje, waarin je je nauwe: lijks keeren kunt. Salon en dek zijn ook al niet veel grooter. Eu toen we naar de eerste klas wilden over steken, waar ze een behoorlijken salon en een ruim promenadedek hebben, werden we afgeschrikt door een ijzeren hek en een bordje: Verboden toegang voor tweede-klaspassagiers. We hebben voor deze reis een dure garderobe aangeschaft en kunnen onze kleeren warempel niet eens dragen. Noemt u dat, soms koninklijke luxe op zee?" „De koninklijke luxe op zee is voor de eerste-klas- passagiers. die dertig dollar voor hun biljet betaald hebben. Dat staat met duidelijk leesbare letters in 't reclameboekje. 1.' had 't beter moeten lezen." zei kapitein Martin. „Meent u dat?" vroeg Dorrit op scherpen toon. „Er is ook iets dat u beter hadt moéten lezen, name lijk het wetboek voor de scheepvaart en in 't bijzon der art. 11,9, hetwelk zegt, dat iédere schade, welke éen passagier ondervindt door ontploffing, brand, botsing of eenige andere oorzaak, tot liet volle "bedrag Kapitein Martin van het stoomschip „Tropische Zee" vroeger de vrachtboot „Jenny S" spuwde behoedzaamover de railing van de brug in de richting van Point Lima, dat langzaam naar het achterschip vergleed en gaf met één enkel, kernachtig woord uiting aan z'n overkropt, gemoed. „Kletskousen." zei hij. De tweede stuurman keek hem vragend beleefd aan, maar zei niets. Hij was een voorzichtige jonge man, die z'n mond wist te houden. Dat moest ie wel. als hij z'11 baantje niet verliezen wilde in een tijd dat zelfs kapiteins en stuurlui zich lieten aanmonsteren als gewoon matroos. „Lamme kletskousen. Dat stelletje daar!" Kapi tein Martin boog z'n vierkanten kop terzij naar de pratende en krioelende passagiers op 't sloependek. „Kiften maar. jammeren en weeklagen, dag-in dag-uit, als een troep uitgehongerde jakhalzen. Zeeplagen zijn 't. 't Beroerde ervan is, dat de wet ze in bescherming neemt. Als ik in 't parlement zat, stelde ik 'n prijs op hun hoofd. Je verliest je baantje en misschien wel je bevoegdheid als gezagvoerder, wanneer je er ook maar één in '11 spuigat durfde stoppen." Hij piekerde, terwijl z'11 door den wind gerimpelde, staalharde oogen op de ongelijke Zuid-Californische kustlijn gevestigd waren. ,.Den boeman spelen moet je," mompelde hij. „Mijnheer?" zei de tweede stuurman verbaasd. Hij was nog niet gewoon aan de onverwachte ge- dachtensprongen van den kapitein. „Weet je. hoe je de passagiers er onder kunt hou den? Door den boeman te spelen. Een leelijk gezicht trekken ze den schrik op 't lijf jagen. Ze beweren van me, dat ik de ergste zwartkijker ben op deze lijn," zei kapitein Martin, niet zonder trots. „Boeman Martin noemen ze me. E11 als m'n gezicht 't niet klaar speelt, geef ik ze een tweede portie ik schreeuw zoo hard als ik kan. Ik heb '11 stem. waar mee ik hun huid in reepjes van 't lijf haal." Hij keerde zich 0111 naar een steward in een wit jasje, die de brug kwam opgeklommen. „Wat is er. Bates?" „Een kleine moeilijkheid, meneer," zei de steward. „Twee tweede-klaspassagiers, een zekere miss Laura Weldon en miss Dorrit Bly, hebben zich in hun hut verschanst en klagen over de patrijspoort. Miss Bly. de woordvoerster van de twee, dreigt met rechtsvervolging als we de patrijspoort sluiten en óók als we haar openlaten, 't Schijnt dat ze in beide gevallen Je wet aan haar zijde heeft. Ze werkt op een advocatenkantoor in Los Angeles en citeert met verbluffende vaardigheid allerlei scheepvaart- voorschriften. Ze is een wandelend wetboek, meneer." „Een zee-advocate, hè?" concludeerde kapitein Martin. Hij wreef vergenoegd in z'n groote, harige handen en wriggelde met z'n Schouders en armen in het nieuwe uniform, dat hij dien morgen met tegenzin aangetrokken had. „Laat mij dat zaakje maar 'ns even opknappen. Ik zal haar patrijspoorten „Xo<i f t Spijt me dan voor de mannen,'" bUijte kapitein Martin

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1938 | | pagina 4