GEBREID GARNITUUR 4 VOOR GROOT EN KLEZN DE WANTEN 36 HOOFDWUDTE 58 I^legant en toch zeer practisch is de hierbij afge- beelde set van muts en wanten, die voor ver schillende leeftijden is te maken. Het verschil hi maten wordt dan verkregen door diverse wol- dikten te nemen. Het model van de foto is bedoeld voor een volwassene en gebreid met achtdraads Noorsche wol. Benoodigdheden voor het kapje zijn: 75 gr. acht draads maïskleurige Noorsche wol, enkele draden groene, roodbruine en karmijnroode wol, 4 brei naalden nr. 3. We zetten 10 steken op en breien de le naald geheel averecht. 2e naald recht breien en uit den eersten en den laatsten steek 2 steken breien. (Dit doen we als volgt: 1 recht, de lus op de naald houden, 1 averecht.) ■3e naald deze wordt evenals alle oneven naalden averecht gebreid. de naald uit elk der eerste twee en uit elk dei- laatste twee steken 2 steken breien. 6e naald uit den eersten en den laatsten steek 2 steken breien. 8e naald uit elk der eerste twee en uit elk dei- laatste twee steken 2 steken breien. 10e naald uit den eersten en den laatsten steek 2 steken breien. Vervolgens meerderen we nu aan den goeden kant van het werk aan het begin en einde van de naald op dezelfde manier als bij de 10e naald, tot we in het geheel 38 steken op de naald hebben. We breien nu nog 1 naald averecht over en zetten dan alle steken op een draadje. We breien nu op dezelfde manier de tweede oorklep en nemen dan de steken van beide gedeelten op één naald. We hebben nu in het geheel 76 steken op de naald en breien de naald geheel recht, terwijl we aan het begin en einde van de naald 1 steek meerderen op de bekende wijze. De naald averecht overbreien. De volgende naald: uit elk der eerste twee en uit elk der laatste twee steken 2 steken breien. De naald averecht overbreien en bij de daaropvolgende naald breien we uit den eersten en den laatsten steek 2 steken, terwijl we er aan het einde van de naald 15 steken bij opzetten. We verdeelen nu de 99 steken over 3 naalden en breien dan verder in de rondte, waarbij dus vanzelf sprekend de averechte naalden vervallen. We begin nen met de telling der naalden opnieuw, daar het kapje nu in toeren wordt gebreid die elk uit 3 naalden Boven het reeds genoemde aantal steken breien we 10 toeren recht. Vervolgens geven we de middelste twee steken van de oorkleppen even aan met een gekleurd draadje, dat we naderhand gemakkelijk kunnen verwijderen. 11e toer Bij dezen toer maken we vóór en né de middelste twee steken een mindering. Voor de mindering vóór de twee steken halen we 1 steek af, daarna breien we 1 steek en halen dan den afgehaalden steek over den gebreiden steek. Né de mid delste twee steken breien we eenvoudig 2 steken te zamen. In één toer minderen we dus telkens 4 steken, daar er immers bij iedere oorklep 2 steken wor den geminderd. We breien nu 1 toer over. Vervolgens breien we afwis selend een minderingtoer en 1 toer zonder minderen, totdat we in het geheel 9 minderingtoeren hebben gebreid. Bij den daarop volgenden toer breien we tot 2 steken vóór den steek, die het midden van het kapje aangeeft. Dezen steek merken we weer met een gekleurd draadje. We halen den eersten van de genoemde twee steken af; breien dan 1 steek en halen den afgehaalden steek over den gebreiden steek. Den middelsten steek breien we recht, waarna we 2 steken tezamen breien en den toer uitbreien. Volgenden toer overbreien. We maken op deze manier 3 minde ringtoeren. Na deze toeren maken we nog in den volgenden toer buiten de mindering middenvóór bovendien nog om de 5 steken een mindering, door 2 steken te zamen te breien. Dan breien we weer 1 toer over. Daaropvolgende toer: De middelste mindering en bovendien nog om de 4 steken 2 steken te zamen breien. Het is aan te bevelen het kapje nu te passen. Naar gelang den vorm van het hoofd minderen we nu op dezelfde manier verder ofwel om de 3 steken een mindering. We houden dan nog ongeveer 16 steken over en rijgen deze op een draadje, waarna we deze steken bij elkaar trekken. Langs den geheelen buitenomtrek haken we nu een vastentoer en maken dan van twee toeren vasten een bandje van ongeveer 14 cm. lengte, dat we aan een kant aan het mutsje naaien en aan den anderen kant met een drukker laten sluiten. Het hierbij weergegeven patroon wordt in kelim- of maassteek op het kapje geborduurd, evenals de rand aan voor- en achterkant. Benoodigdheden voor de wanten zijn50 gr. acht draads Noorsche wol, enkele draden groene, rood bruine en karmijnroode wol, terwijl ze natuurlijk met dezelfde naalden worden gebreid. Voor de wanten zetten we 48 steken op, die we op 3 naalden verdeelen. Boven dit aantal steken breien we 20 toeren afwisselend 2 recht, 1 averecht. Dan minderen we in het geheel 8 steken, zoodat er nog 40 steken overblijven, die we als volgt over de naalden verdeelen: groote naald 20 ste ken en op iedere kleine naald 10 steken. De minderingen moeten regelmatig over de geheele ron ding komen. Boven het verkregen aantal steken breien we nu 10 toeren recht. Nu komen de meerderin gen voor den duim. Hiervoor breien we de groote naald uit tot op 2 steken na, uit den volgenden steek 2 ste ken breien, daarna nog 1 recht. le kleine naald1 steek breien, uit den tweeden steek 2 steken breien en de rest recht. GROEM X BRUI ft 2e kleine naald: recht breien. Daarna 2 toeren overbreien. Nu de groote naald breien tot op 3 steken na, uit den volgenden steek 2 steken breien, daarna nog 2 recht. le kleine naald2 steken breien, uit den volgenden steek 2 steken breien en de rest recht. 2e kleine naald: recht breien. Daarna 2 toeren overbreien. De groote naald breien tot op 4 steken na, uit den volgenden steek 2 steken breien, daarna nog 3 recht. le kleine naald: 3 steken breien, uit den volgenden steek 2 steken breien en de rest recht. 2e kleine naald: recht breien. Daarna 2 toeren overbreien. De groote naald breien tot op 5 steken na, uit den volgenden steek 2 steken breien en daarna nog 4 recht. le kleine naald: 4 steken breien, uit den volgenden steek 2 steken breien en de rest recht. 2e kleine naaldrecht breien. Daarna 2 toeren over breien. De groote naald breien tot op 6 steken na, uit den volgenden steek 2 steken breien en daarna nog 5 recht. le kleine naald5 steken breien, uit den volgenden steek 2 steken breien en de rest recht. 2e kleine naald: recht breien. Daarna 2 toeren overbreien. We hebben nu in het geheel 10 steken gemeerderd, die we op een draadje rijgen. De want wordt nu verder weer gewoon in de rondte gebreid, zoodat we boven 40 steken verder gaan. Boven dit aantal steken breien we 18 toeren recht, waarna we aan den top beginnen. Aan het begin en einde van de groote naald minderen we 1 steek, even als aan het begin van de le kleine en aan het einde van de 2e kleine naald. Dit minderen gebeurt op dezelfde manier als bij het kapje reeds werd beschreven. We breien telkens 1 toer over en breien dan weer een minderingtoer. We gaan op deze manier verder met meerderen tot we in het geheel nog 12 steken overhouden, die we met een draadje bij elkaar trekken. De steken van den duim nemen we opnieuw op en maken er aan den binnenkant 4 steken bij, waar na we boven het verkregen aantal steken verder breien (ongeveer 13 toeren). Den top van den duim maken we als volgt: om de 3 steken 2 steken te zamen breien, tot we nog 6 steken overhouden, die we weer met een draadje bij elkaar trekken. Wanneer de beide wanten klaar zijn, borduren we er het hierbij afgebeelde patroon op in de drie hier boven genoemde kleuren. Voor een andere kleurencombinatie verwijzen wij naar onderstaande opsomming. Blauwe ondergrondlichtblauw, rood en wit. Groene ondergrond: rood, wit en geel. Bruine ondergrond: geel, rood en wit.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1939 | | pagina 36