DOOR JOHAN VAN STAVEREN
ANEMA EN
ZOON
Öwee geretourneerde wissels van Pronk
Co.," zei Steven Anema geërgerd. ,,En
vanmiddag met de post een verzoek om
uitstel van betaling van Verbeek en
Zonen. Ik vraag me af, meneer van
Rees, waar het naar toe moet op die manier."
Het oude, vergrijsde hoofd, dat bij het vale licht
van den triesten Januariiniddag diep over de schrijf
tafel gebogen zat, ging omhoog. „Ja, het is ellendig,
meneer. De helft van de wissels komt onbetaald
terug. Zelfs oude, trouwe klanten, die vroeger als
de bank waren, houden hun rekeningen maanden
lang slepend. Het geld wordt met den dag schaar-
scher en toch is het zoo goedkoop te krijgen."
„Jawel, maar alleen tegen rotsvaste zekerheid,"
mompelde Steven Anema halfluid. Zenuwachtig
betrommelde hij het schrijftafelblad. Het was een
zorgvolle tijd. Langzaam maar zeker ging het berg-af
met de zaak. Drie jaar geleden was de kentering
begonnen en alle energieke pogingen om den terug
gang te stuiten hadden gefaald. Ook de afzet van
tuin bouwgereedschappen ondervond de ongunst der
tijden en hoe kon het eigenlijk anders, als zelfs de
bakkers failliet gingen? Nu zat hij met leege werk
plaatsen, volgepropte magazijnen en zonder klanten.
Of neen, klanten had hij genoeg en hij kon er nog
méér krijgen. Maar betaling bleef gewoonlijk achter
wege en als er iets van terecht kwam duurde het
zóó lang, dat de winst allang geabsorbeerd was door
de onkosten en gederfde rente.
Steven Anema liet zijn blik door het kleine
privékantoor gaan. Zijn sombere oogen bleven
rusten op de grijze haren van zijn procuratiehouder.
Van Rees werd oud; hij was de vijfenzestig reeds
gepasseerd, hij scheen met den dag dieper gebogen
te gaan en zijn geest begon af te takelen. Hij had
al minstens een paar jaar gepensionneerd moeten
zijn. Maar helaas, de financieele aspecten lieten het
voorloopig niet toe een nieuwe kracht voor hem in
de plaats te nemen en Van Rees wilde er niet van
hooren al gaf hij toe, dat de ouderdom met be
zwaren en gebreken kwam.
„Ik heb geleefd en goed geleefd van de zaak, toen
zij bloeide en nu het minder goed gaat, wil ik niet
deserteeren," had hij verontwaardigd gezegd, toen
Anema schoorvoetend met het voorstel ter tafel
kwam dat hij rust zou gaan nemen. En daarbij was
het gebleven. Och ja, hij begreep dien trots van zoo'n
ouden man, die aan de zaak vastgegroeid scheen,
maar dat nam niet weg, dat hij eiken morgen het
gevoel kreeg dat hij misbruik van zijn laatste krach
ten maakte, als hij hem zoo gebogen het kantoor
binnen zag strompelen.
Het openen van de deur leidde zijn sombere ge
dachten even af. Zijn stiefzoon trad binnen. „Pa,
daar is meneer Bussels voor u."
Het gezicht van Steven Anema verstrakte.
„Welnu, kun jij 'm niet helpen? Moet ik nu voor
elk wissewasje van mijn werk geroepen worden?
Waarom zit jij daar eigenlijk en juffrouw de Graaf?"
Zijn barsche stem bracht Dolf Somers even van
zijn stuk. „Neem me niet kwalijk, pa," stotterde
hij, „ik heb meneer Bussels te woord gestaan, maar
hij komt met een voorstel, waarop ik niet kon deci-
deeren. Hij wil voor een kleine duizend gulden goed
betrekken in verband met het ophanden zijnde
voorjaar, maar hij verlangt een crediet van vijf
maanden."
„Vijf maanden? Is die vent.
Steven Anema hield de rest bijtijds in. Met een
norscli gezicht wendde hij zich tot zijn procuratie
houder. „Hoe staan we met Bussels, meneer van
Rees?"
„Er loopt nog een postje van een paar honderd
gulden van het begin van den zomer, meneer."
„Toe maar van het begin van den zomer! Neen,
daar valt niet over te praten. Och, Van Rees, wees
zoo goed en behandelt u die zaak even. Wij willen
hem leveren op con
ditie, dat hij begint
met dien ouden post
te verrekenen en de
helft van de nieuwe
leverantie over dertig
dagen betaalt. Voor de
rest kan hij drie maan
den crediet krijgen."
Van Rees stond op
en verliet het privé -
kantoor. Dolf sloot de
deur en volgde hem.
Steven Anema luister
de even naar de zich
verwijderende voet
stappen en stond op. Met de handen in zijn zakken
begon hij een wandeling om zijn schrijftafel. Ilij was
Bussels al vergeten en dacht aan zijn stiefzoon.
Al te vriendelijk was hij hem niet gezind. In het
diepst van zijn hart was hij zich zelfs bewust, dat
hij den jongen niet goed kon uitstaan. Hij was bijna
eenentwintig jaar en sinds drie jaar in de zaak.
Maar vertrouwen had er nooit tusschen hen bestaan
- óók al niet, toen hij met Annie Somers trouwde
en Dolf nog maar een jongen was van 'n jaar of
tien. Een zeker iets, hij wist zelf niet wat, had hem
altijd in den jongen tegengestaan en met de jaren
was die heimelijke antipathie nog gegroeid.
Annie Somers was een jeugdvriendin geweest van
Steven Anema. Vijfentwintig jaar geleden had hij
zelfs nog iets anders in haar gezien dan alleen maar
een vriendin. Maar hij was toen nog een broekje
van negentien jaar en pas in de zaak van zijn vader.
En Annie was knap en zat niet op besluitelooze
aanbidders te wachten. Jan Somers kwam. zag
en overwon. Een half jaar later trouwden zij en
daarop verloor hij Annie jarenlang uit het oog.
Toen hij haar eindelijk weer ontmoette was zij sinds
twee jaar weduwe en nog even knap als vroeger.
Maar nu was hij niet lang besluiteloos geweest.
Dat zij een jongen meebracht in hun huwelijk
leek hem geen bezwaar, al stond die stille knaap
met zijn schuwe manieren hem niet erg aan. En
Annie had er evenmin iets op tegen den grootén
stap te wagen zelfs niet, al was het de tweede
maal.
Zoo was zijn oude droom toch nog in vervulling
gegaan. Zij hielden van elkander, waren één in alles,
de zaken gingen goed en geldzorgen kenden zij niet.
Annie had trouwens een aardig, kapitaaltje meege
bracht, dat zij spontaan in de zaak had willen steken.
Maar daar had hij zich met kracht tegen verzet.
Hij had beslist gewild, dat zij buiten gemeenschap
van goederen huwden dit late
geluk was hem zóó kostbaar voor
gekomen, dat hij 't tot geen prijshad
willen verduisteren door de vrees,
dat zij hem kon verdenken haar
om haar geld te hebben gevraagd.
Helaas was hun geluk niet van
langen duur geweest. Reeds drie
jaar later kreeg hij een dubbel
verlies te betreuren. Op denzelfden
dag verloor hij beidenzijn vrouw
en den stamhouder, waarop hij al
zijn verwachtingen had gesteld. Hij
bleef eenzaam achter en nadien
had de kloof, die onzichtbaar,
maar terdege voelbaar tusschen
hem en zijn stiefzoon had bestaan,
zich nog verbreed en verdiept. Hij
had den jongen kunnen haten,
omdat hij geen zoon van hem was
als zijn hart maar niet warm
was geworden bij de betere ge
dachte die hij zich opdrong, dat
hij een kind van Annie was, om
wien zij had geleden en dat zij
vertroeteld had.
Toch had hij met Dolf nooit
kunnen sympathiseeren. De jongen
was niet van zijn bloed hij
beschouwde hem als een vreemde
eend in de bijt van de oude firma,
die zoo dringend behoefte had aan
jonge, onstuimige krachten. Hij
had hem een plaats gegeven in
de zaak, omdat hij 't Annie be
loofd had, en hij betaalde hem
een salaris, dat met zijn leeftijd
en bekwaamheid overeenkwam.
Maar een toekomstigen opvolger
kon hij nog niet in hem zien en tot
geen prijs zou hij het kapitaal van zijn stiefzoon
hebben aangeroerd, waarvoor hij als voogd de
verantwoording droeg.
De deur ging voor de tweede maal open en Steven
Anema staakte zijn wandeling. Van Rees trad
binnen.
„En?" vroeg hij driftig.
De procuratiehouder haalde zijn schouders op.
„Hij is weg, meneer. Hij was bereid die oude rekening
te voldoen, maar op dertig dagen kan hij niet meer
koopen. 't Is pas Januari en hij moet toch bekoorlijk
kunnen etaleeren met zijn goed. De koopers van
tuingereedschappen zijn meest menschen, die een
maandsalaris hebben en zij laten hun rekening ook
soms twee of drie maanden.
Steven Anema onderbrak hem met een onge
duldig handgebaar. „Ik ken die praatjes, meneer
van Rees."
„Bussels was altijd een goede afnemer, meneer.
En de betaling mocht dan eens schorten, maar dat
was zijn schuld ook niet. Hij heeft een hoop geld onder
zijn afnemers uitstaan."
Steven Anema zuchtte. „Hij staat er precies zoo
voor als wij. Maar ergens moet een eind of een begin
zijn. Aan leveranties op langdurig crediet kunnen wij
niet meer voldoen. Onze magazijnen zouden over
een paar maanden leeg zijn, maar weet u aan geld te
komen, om nieuwen voorraad aan te laten maken
geld voor grondstoffen, loonen en salarissen.
„Ik?" schudde Van Rees zijn grijs hoofd. „Nu alle
banken zekerheid verlangen, meneer?"
Zijn gezicht stond zóó bezorgd, dat Steven Anema
op hem toe trad. „Hoor eens, beste kerel, ik meen het
ook niet. Ik wil je wat bekennen. Iets wat geen
sterveling weet. Onze oude firma is voor geen cent
nxeer goed. Op al onze vorderingen krijgen we nog
geen gulden van de banken en op onze voorraden
evenmin. En geld is het eenige, wat ons ontbreekt.
Geld om het uit te zingen, Van Rees! We hebben
trouwe klanten en trouw betalende klanten. Ze be
talen alleen wat traag, maar dat kunnen wij nu juist
niet hebben. Ik stel me de toekomst misschien wel
eens wat al te somber voor, maar innerlijk ben ik
overtuigd, dat we het ergste voorbij zijn. Er is op
leving, Van Rees, en de trek naar buiten van men
schen, die betalen kunnen, houdt nog steeds aan.
Al die menschen krijgen tuinen en hebben gereed
schappen noodig. Bussels ziet het ook zoo in en
daarom deed hij zoo'n groote bestelling. En dat
zou allemaal op z'n pootjes terecht komen als
we het geld maar hadden, om langdurig crediet
te geven. Met een twintigduizend gulden waren
we gered en durfde ik de toekomst gerust aan.
Maar die twintigduizend gulden zijn me deze week