VOGELS
É1M NEST
k
RUDOLF UTSCH
met onweer trok even snel at als liet op
vas komen zetten. Nauwelijks was dt
dreigende stem van den donder romme
lend afgetrokken of Ilse kwam van ondei
de dekens te voorschijn en ademde vei
Licht op. Zij zette zich naast Peter neer, klopte haai
jurk af en streek het haar glad. Een beetje verlegen
keek zij haar metgezel aan.
,,\Vas jij niet bang, Peter?" vroeg zij bewonderend.
„Weineen, waarvoor?"
Het meisje zuchtte.
,,Je bent veel dapperder dan ik, geloof ik."
„Och, jij bent immers een vrouw, Ilse, en vrouwen
zijn altijd veel angstiger dan mannen. Veronderstel
dat een man als Karei begon te beven als het
onweerde! Als ze met duizend kanonnen schieten,
rookt hij nog zijn sigaret.
„Ja, Karei
,,0, en denk je soms, dat ik anders zou zijn dan
Karei, als ik soldaat was?" vroeg de jongen trotsch.
„Wat hij durft, durf ik ook."
„Wou je ook soldaat worden?"
„Natuurlijk Voor iets
anders deug ik toch niet.
(wooeoooooooofl
O 9
S VERVOLG
0 O
(►ooeeoooooeoeo
aan als vrijwilliger.'
„Meen je 't heusch?"
„Beslist, onthoud mijn
woorden maar. Ik ben nu
al veel grooter en sterker dan een hoop van die lui,
die gelijk met Ernst vertrokken. Het volgend jaar
word ik zestien. Dat is nog wel te jong, maar voor
mij maken ze beslist een uitzondering. Ik kan
schieten als een oude jager."
Ilse bewaarde het zwijgen. Als Peter nu ook nog
vertrok, dan was er niet één jongen van Neist meer
thuis. En Peter ja, met hem had zij toch wel het
meest van allen op.
De paardenhoeven kletterden op de keien, die
glommen van den regen. De hoornen aan weerszijden
van de straat schudden zich alsof zij rilden en be
sprenkelden hen met dikke waterdroppels, die
bevend in hun haren bleven hangen en schitterden
als diamanten. De zon vertoonde zich ook weer aan
den hemel en haar stralen tastten naar de scheuren
in de wolken, alsof de aarde haar een beetje vreemd
geworden was. Ilse keek Peter herhaaldelijk van ter
zijde aan, maar hij bespeurde het niet. De jongen
tuurde peinzend voor zich uit over den kop van
het paard heen in een onbestemde verte.
Plotseling begon hij te spreken, zonder Ilse even
wel aan te zien.
„Als het nu mijn beurt is om in dienst te gaan, zul
je dan ook huilen, Ilse?"
Het meisje knikte. „Natuurlijk, Peter," zei ze
ernstig.
„Zou je even bedroefd zijn als toen Ernst ver
trok?"
„Nog veel bedroefder, veel erger."
Óm den scherpen jongensmond verscheen een
glimlach, die terstond weer verdween.
„Dus je houdt ook van mij wel een beetje, Ilse?"
„Heel veel, Peter. Ik meen het heusch. Ik geloof
zelfs, dat ik van jou het meeste houd van jullie
allemaal."
Peter nam haar hand en drukte deze stevig.
„En als ik dan weg moet, evenals Ernst, mag ik je
dan ook een kus geven?"
Hij was vuurrood geworden, toen hij die vraag
stelde en waagde het niet het meisje aan te zien.
Zijn gelaat stond strak van gespannen verwachting.
„Je mag er mij zelfs meer dan een geven en ik zal
jou ook kussen," beloofde Ilse even ernstig als
eenvoudig.
Peter scheen eindelijk tevreden. Zijn oogen glans
den als stprren en terwijl hij zich trots verhief,
knalde hij met de zweep en begon te fluiten.
Toen het jeugdige tweetal eindelijk de boerderij
van Ilse's tante bereikte, liepen allen uit om hen te
zien. Peter's vader en Ilse's moeder hadden om het
uur getelefoneerd en naar hen geïnformeerd. Ilse's
tante was verheugd met het bezoek, maar zij kon
niet nalaten de twee avonturiers te berispen. Zij liet
terstond naar huis telefoneeren, dat zij terecht waren
en weldra was alles vergeven en vergeten. Zij kregen
een vorstelijken maaltijd voorgezet en toen ont
dekten zij pas hoe hongerig zij waren.
EEN FAMILIE ROMAN
DOOR
KORTE INHOUD YAN'T VOORAFGAANDE:
Tóen de mijneigenaar Friedrich Neist stierf, liet hij
zijn zonen George en Herbert een groot vermogen na.
George is ongehuwd en gierig als een vrekde dorpe
lingen hebben hem den naam van lompenmilUonnair
gegeven. Daar hun karakters zeer uiteenliepen, raakten
de broers van elkaar vervreemd. Bovendien trad Herbert
in het huwelijk met de vroegere verloofde van zijn
broer. Kort na de geboorte van Herbert's vijfden zoon,
.Peter, nu 'n jlinken jongen van vijftien jaar, stierf
zijn vrouw. Zijn oudste zoon viel in den oorlog, terwijl
een andere verdronk. Peter neemt zonder toestemming
van zijn vader paard en wagen en gaat samen met een
vriendinnetje, Use Stabler, zijn afscheidsgroeten bren
gen aan Ernst, zijn broer, die onder de wapenen moet
en in een naburig garnizoensplaatsje verblijf houdt.
Den volgenden morgen nam Peter van zijn vrien
delijke gastvrouw afscheid. Hij was graag langer
gebleven, maar zijn vader had het paard en den wagen
noodig. Ilse vergezelde hem een eindweegs. Het af
scheid viel haar moeilijk en het liefst zou zij met hem
teruggereden zijn.
„Doe de groeten thuis, Peter," zei ze, toen de
jongen het paard inhield om haar af te laten stappen
en het viel Peter plotseling in, dat Ernst eergisteren
met dezelfde woorden afscheid had genomen.
„Ik zal het doen," beloofde hij ernstig, alsof het een
afscheid voor jaren gold. Evenals Ernst had hij haar
graag gekust, maar hij vreesde zich te blameeren.
Hij had nooit iemand gekust in zijn leven en kon
zich evenmin herinneren ooit zoo'n liefkoozing te
hebben ontvangen.
Ilse stond naast het paard en streelde zijn hals en
Peter zat in den wagen en keek haar voortdurend
aan.
„Peter, ik wou dat ik 'u échten broer had zooals
jij," zei ze plotseling.
„En ik wou dat ik een zusje had zooals jij bent,
Ilse!"
„Ben ik je zusje dan niet?" vroeg zij verbaasd.
„Als jij mijn zusje bent, dan ben ik ook je broer,"
antwoordde hij.
Toen klom Ilse weer in den wagen, nam Peter's
hoofd tusschen haar handen en kuste hem op zijn
wang. Het volgende oogenblik was zij er alweer afge
sprongen en snelde haastig weg.
Op een hoogte tusschen twee akkers bleef zij nog
eenmaal staan en zette haar handen aan haar mond.
„Als je in dienst gaat, Peter.
Zij voleindde den zin niet, maar snelde als dol het
veld in. Peter keek haar strak na.
„Ilse!" schreeuwde hij.
„Peter!" klonk het nog eens terug. En weer wuifde
zij hem toe. Daarop liep zij door en verdween uit
zijn gezicht.
Langzaam reed Peter verder. In zijn hart trilde
een snaar en zong een vroolijke melodie. Verlaten
lag de weg en Bubi draafde.
Rechtop stond hij in den wagen, de teugels in de
linker en de zweep inde rechterhand. Met schitte
rende uogen overzag hij het land en zijn jonge stem
juichte.
„Ilse, Ilse.
Luid en vroolijk klonk zijn lach.
ZESDE HOOFDSTUK.
Toen het ooft in de boomgaarden begon te rijpen
en de blinkende zeis de topzware korenaren tegen
den grond neervlijde, verkocht Herbert Neist zijn
laatste mijn: „Geluksberg".
De groote, kapitaalkrachtige onderneming, die het
oog op zijn laatste bezit had laten vallen, had een
geslepen vos op hem afgezonden, om met hem te
onderhandelen een man, die zich zelfs niet met
kokend water van de stoep van het huis liet ver
jagen, herhaaldelijk bij Neist terugkwam en van
uur tot uur zijn aanbod aanlokkelijker wist op te
disschen.
Herbert Neist wist dat de maatschappij, die zich
voor zijn bezit interesseerde, „Geluksberg" noodig
had, want zijn mijnvelden lagen tusschen twee
mijnen van de maatschappij in. Het was haar bedoe
ling haar bezittingen onderling te verbinden door een
mijngang, waarmee zjj het transport van haar pro
ductie belangrijk kon vereenvoudigen.
Herbert Neist liet zich, evenals voorheen reeds
zoo vaak was geschied, ook nu weer vangen door
schitterende voorspiegelingen en verlokkende cijfers.
De directie tier concurreerende mijnen was niet blind
gebleven voor zekere voorteekenen, die aan Duitsch-
laiids economische en financieele ineenstorting voor
afgingen. Zij wilde haar oorlogswinst veilig stellen
en mijnbezit was een zekerder waarde dan papieren
marken. Herbert Neist geloofde daarentegen met een
onwankelbare trouw aan een Duitsche overwinning
in den oorlog en rekende er vast op, dat het waarde-
looze papiergeld dan onmiddellijk de volle waarde
zou herkrijgen van voor den oorlog. En dit rotsvaste
geloof in de overwinning zou hem noodlottig
worden.
Herbert Neist verkocht zijn mijn voor vijfhonderd
duizend mark. Hij wreef zich in zijn handen, toen de
üverdrachtsacte geschreven werd en hij wreef zich
nog eens in de handen, toen zijn bankconto plotse
ling zoo'n pralerig cijfer vermeldde. Want voor den
oorlog zou hij nauwelijks een tiende van dit bedrag
voor „Geluksberg" hebben gekregen.
De oude Neist was van oordeel, dat hij nu lang
genoeg gewerkt en gezorgd had. Hij was niet zoo jong
meer en liep niet langer met zulke dolle plannen rond,
ais toen hij met zijn broer de vaderlijke bezittingen
deelde. Hij begon te verlangen naar het behaaglijke
leven van een eerzaam rentenier, wiens eenige zorg
was zijn coupons op tijd te verzilveren. Gewaagde
ondernemingen zouden hem niet meer verlokken er
zijn geld in te steken hij zou zijn kapitaal veilig
beleggen. En die meneer Krauert, die zich trotsch
„industrieel" durfde te noemen, zou niet langer de
kans hebben hem den voet dwars te zetten. Dat was
ééns gebeurd en nu nooit meer.
De voorspoed van Krauert wekte nog altijd zijn
ergernis op. Was deze een eerlijk man geweest, dan
zou hij hem alle goeds hebben gegund, maar Krauert
was een schurk. In den aanvang van deze eeuw had
Herbert Neist een blikwarenfabriek opgericht en
Krauert tot directeur aangesteld. De onderneming
floreerde en had in drukke tijden soms tweehonderd
mensehen in dienst. Listig als een vos wist Krauert
zijn geheele vertrouwen te winnen en zonder eenigen
argwaan verleende hij hem de volmachten, waarom
hij hem verzocht. Herbert Neist was zelfs verheugd
dat hij een deel van de verantwoording aan een ander
kon overdragen, want hij had in die jaren al te veel
beslommeringen aan zijn hoofd.
Jarenlang ging alles naar wensch, maar in het
jaar 1912 werd hem de strop om den hals geworpen.
Krauert had aan een grossier in Frankfort voor een
bedrag van bijna tweehonderdduizend mark aan
blikwaren geleverd en korten tijd later staakte deze
zijn betalingen. Zelfs niet één mark kwam van het
enorme bedrag terecht en natuurlijk gold ook hier
het spreekwoord weer, dat een ongeluk nooit alleen
komt. De fabriek failleerde en de sckuldeischers
wierpen zich als begeerige wolven op Herbert Neist.
Hij was niet rechtstreeks aansprakelijk, maar groot
moedig en eerlijk als hij was, verpandde hij bijna zijn