DINGAANSDAG
31
^ooooooooooooooooooooooooooooooot
0
Het Voortrekkersmonument te Pretoria, waarvoor op 16 December 1938, den honderdsten gedenkdag van de
overwinning op Dingaande eerste steen werd gelegd. Pond het monument worden 58 ossenwagens in steen
uitgehouwen, ter herinnering aan 't aantal wagens, waaruit 't lager der Boeren op Dingaansdag werd gevormd.
Thans echter kon het niet langer uitgesteld worden,
omdat hij den volgenden ochtend vertrekken moest.
Misschien zouden zij elkander in maanden, ja, wel
licht zouden zij elkander nimmer terugzien. Och, hij
wist, sedert hij haar uit Higgins' handen verlost had,
dat Betsie van liem hield. Maar hij was een onervaren,
onhandige jongen, die over zijn liefste en innigste
gevoelens niet durfde spreken. Maar dien avond ging
het beter, voelde hij zich minder beschroomd, toen
hij naast haar op een rotsblok zat en zijn blik richtte
op haar blank gelaat, dat blauw door de maan
beschenen werd. Er waren maar weinig woorden
voor noodig, toen hij eenmaal den moed gevonden
had zijn hand op de hare te leggen en hij voelde, dat
zij van ontroering trilde.
„Betsie," fluisterde hij alleen maar.
En toen lag zij reeds in zijn armen en omhelsden
zij elkaar innig, alsof zij van plan waren elkander nim
mer meer los te laten. Wel hard was dit trekkersleven,
dat jonge menschen op oogenblikken als deze nood
zaakte van elkander te scheiden. Maar men moest
vechten voor de toekomst men moest zich een plaats
onder de zon veroveren, waar men rustig zou kunnen
leven.
„Ik wacht, Arie," fluisterde zij, „mijn Arie."
En zij kusten elkander.
Hij wist, dat zij woord houden zou, ook als hij, wat
God verhoeden mocht, niet meer terug zou keeren.
Wollie begreep maar al te goed, hoe het met die
twee gesteld was, toen zij samen in het kamp terug
keerden en sprak zijn vriend met zwager aan. Arie
lachte, maar zei niets. Dit woord klonk hem niet
onaangenaam in de ooren.
Den volgenden ochtend, uitgeleide gedaan door
vrouwen en kinderen, trokken de mannen ten strijde.
Hoevelen zouden terugkeeren van deze gevaarlijke
onderneming? Men trok zoo snel mogelijk in de
richting van Oemkoengoeniilovoe, zonder echter de
voorzichtigheid uit het oog te verliezen. In alle
richtingen werden spionnen uitgezonden, om tegen
een overrompeling te waken. Telkens als men stil
hield, werden de wagens in een kring opgesteld en op
iedere halteplaats werden psalmen gezonden en zond
men de bede tot God, dat Hij de Boeren mocht helpen
de Zoeloes te verslaan. De trekkers legden de gelofte
af, dat zij, als God hen mocht laten overwinnen, een
kerk zouden bouwen, waarin zij ieder jaar een dank
dag ter gedachtenis zouden houden.
Onderweg kreeg men de tijding, dat het leger onder
aanvoering van de Engelschen te vroeg tot den aanval
was overgegaan en verslagen was. Dit bericht maakte
het wel duidelijk, dat men voor een zware taak stond.
Maar de commandant sprak den neerslachtigen moed
in en zei, dat men thans niet meer terugkon, maar
dat men moest doorzetten, totdat de overwinning
behaald zou zijn.
Een paar keer kwamen de spionnen terug met
eenige gevangen Zoeloes. Pretorius hield deze men
schen niet vast, maar zond hen naar Dingaan met
d'- boodschap, dat hij bereid was vredesonderhan
delingen aan te knoopen, als het opperhoofd al het
geroofde vee teruggaf en toezegde, dat hij de nage
laten betrekkingen van de vermoorde Boeren
schadeloos zou stellen.
Op deze boodschappen bleef het antwoord uit,
totdat vroeg in den morgen van Zondag 16 December
1838 een ontzaglijk Zoeloeleger in de nabijheid van
het kamp verscheen. Men had juist den ochtenddienst
gehouden en was tot den strijd gereed, toen Dingaan's
troepen kwamen opdagen. Men schatte het aantal
krijgers op vijftienduizend, anderen meenden echter,
dat het leger wel twintigduizend man sterk was.
De verbindingen tusschen de wagens werden nog
eens extra versterkt, een paar kleine kanonnen wer
den in stelling gebracht, alle geweren geladen en zoo
wachtte men den eersten stormloop af. Het naderende
leger, dat den grond deed dreunen, leverde een
angstaanjagenden aanblik op. Zou men er in slagen
stand te houden tegen deze vloedgolf van zwarte
lichamen! Het eerste salvo kraakte en de eerste
aanvallers vielen. De stormloop der Zoeloes onder
vond echter niet de minste vertraging. Nog enkele
tientallen meters en zij zouden den ringmuur bereikt
hebben. Toen dreunden de kanonnen en sloegen
groote gaten in de gelederen der aanvallers. Salvo
op salvo volgde en de Boeren hadden reeds een ont
zettende slachting onder de zwarten aangericht,
toen aan hun zijde nog geen enkele man gevallen was.
De verdedigers gunden hun vijanden geen oogenblik
respijt en toen dezen even terugweken, maakte Pre
torius van de gelegenheid gebruik, om zijn cavalerie
een uitval te laten doen. De Zoeloes overwonnen
echter spoedig hun aarzeling en gingen zoo onver
wacht tot een nieuwen aanval over, dat de ruiter
bende er bijna door verrast werd en moeite had
om binnen de omheining terug te keeren. Er volgde
nog één hevige algemeene aanval, maar toen ook deze
mislukte, sloegen de Zoeloes op de vlucht. Zij lieten
meer dan drieduizend dooden op het veld achter.
De Boeren achtervolgden de vluchtenden tot bij de
rivier en doodden hier nog vele honderden. Toen ook
op deze plaats de strijd geëindigd was, vloeide een
roode, in plaats van een gele stroom tusschen de
zandige oevers. Sedert dien dag draagt de stroom
den naam Bloedrivier.
Pretorius zette de achtervolging zoo snel mogelijk
voort, maar toen hij bij Oemkoengoenblovoe aan
kwam, Week Dingaan zijn hoofdstad in brand
gestoken te hebben. De achtervolging werd voort
gezet, doch een deel der Zoeloekrijgers wist te ont
snappen in de woeste bergen, die ontoegankelijk
waren voor Pretorius' cavalerie.
Het doel was echter bereikt: Dingaan had een
gevoelige nederlaag geleden en de trekkers
zouden bezit kunnen nemen van het land, waarvan
de verovering zooveel strijd enmoeite, zooveel
kostbaar bloed gekost bad. Met een buit -van vijf
duizend stuks vee keerden de overwinnaars naar de
hunnen terug, waar zij met vreugde werden ont
vangen. De vernietiging van Dingaan's macht had
hun slechts zes menschen gekost.
De Boeren kwamen hun gelofte na en stichtten in
Ster-nag omsluit die laër, -
Onder die kleine skaar
Bij die lantêrn-lig daar
Stilte en vrede.
Sterk is die stem en skoon,
Smekend om hulpbetoon,
Wat tot die Vader-troon
Klim die gebede.
More-lig,
Roepings-plig
Daag vir die helde.
Vader, die taak is swaar,
Klein en verloor die laër
In die groot velde.
Woes-singend,
Aanstuiwend,
Dans-springend,
Pluimwuiwend,
Kom die barbare,
Driemaal tien-duisendtal,
Dond'rend hul voete-val,
Storm hulle skare.
Afrika,
Afrika,
Was 't jou gegéwe,
Ver en vooruit te skouw
Wat, in die strijd, vir jou
Hier was te breek en bouw,
Jij had gebéwe!
Kalm-in-daad,
Wêreld-verlaat,
Wêreld vergete,
Sterk in die Heer se krag,
Staan hul die storm te wag,
Oormag-oormete.
Reguit en raak-sekuur
Blits uit die tentwa-muur
Driemaal die Boere-vuur,
Kraak huile roere,
Maaiend die horde om
Drie-male, al wat kom -
Kijk, tot die swarte drom
Wijk vir die Boere
Dingaan-slag,
Wonder-dag,
Jij het bevestig
Al wat 'n nasie bouw,
Al wat 'n taal behou.
Ere die helde-skaar!
Klein was die klompie daar!
Vierhonderdzestig.
Afrika,
Afrika,
Eer hul gedagtenis
En als jouw vrijheids-dag
Eens oor jouw velde lag,
Weet wie te danke is,
Eer hul gedagtenis
»00000000«0000(KKH>000060000«OOOOt
Wij besluiten ons verhaal over den G-rooten Trek der
Zuid-Afrikaansche Boeren met Dingaansdageen
gedicht van Jan F. E. CeUiers. In dit gedicht worden
de vierhonderdzestig trekkers, die op dien gedenk-
waardigen dag de zege op de overmacht bevochten,
eerbiedig herdacht.
de nabijheid van het slagveld een stad, die zij Pieter
Maritzburg noemden, naar Pieter Retief en Gert
Maritz. En in deze stad bouwden zij een kerk, waarin
zij ieder jaar den dag zouden herdenken van de groote
overwinning bij de Bloedrivier.
Het eerste huwelijk, dat in de nieuwe kerk te
Pieter Maritzburg voltrokken werd, was dat van
Arie Cloete en Elizabeth Wessels.