DAMES JUMPER GEBREIDE BABYCAPE NOG IS HET GEEN VOORJAAR 36 (BOVENWIJDTE 90 cm.) We gaan op «leze manier verder tot en met «le 148e naald. 140e naald: 4 st. r. (wit), 1 steek laten vallen en «lit nu verder over «ie gelieele naald afwisselend herbalen. 150e naald: reellt (wit) boven 160 steken. 151e en 151e naald: recht (wit) boven 160 steken. 153e naald: met witte wol als volgt breien: 3 r. 2 r. te zamen breien, 6 r. Van tot herhalen en eindigen met 3 r. Boven «le overblijvende 140 steken breien we nu «le 154e, 155e en 156e naald (r. wit). 157e naald: recht (wit) als volgt breien: 6 r., 2 steken r. te zamen breien 5 r., 2 st. r. te zamen breien Van herhalen en eindigen met 6 r. Boven «le overblijvende 121 steken breien we nu «le 158e. 159e en 160e naald (r. wit). De overige steken worden nu in een keer afgekant. De steken, die we in «ie 149e naald hebben laten vallen, wonlen nu tot aan den opzetrand uitgerafeld, zoodat er lussen ontstaan. Deze aardige jumper is een z«ier geschikte dracht voor onze jonge meisjes. De vlotte wijze waarop de strepen hier tegen elkaar worden verwerkt doet zeer apart aan. Benoodigdlteden ervoor zijn400 gr. olijfgroene tweedraadswol. 2 aluminium breinaalden nr. 2 V2. Maten. Bovenwijdte 90 cm., lengte tot den schouder 50 cm., mouw-wijdte onderaan 18 cm., mouwlengte met kop 59 cm. Proeflapje. 32 steken in de breedte zijn 10 cm., 20 naalden in de hoogte, zijn 4 cm. Voorpand. We zetten 120 ste ken op en breien hierboven af wisselend 3 r.. 2 av., tot we in het geheel 48 naalden hebben gebreifl. Tegelijkertijd meerderen we bij de 25e en iedere volgenden 7e naald aan weerskanten van het werk 1 steek. Na «le 48e naald beginnen we met «le dwarse strepen. le naald. 47 av., daarna breien we 33 steken afwisselend 3 r.. 2 av.. waarna weer 48 av. steken volgen. 2e naald: recht boven recht en averecht boven avereedit. 3e naald: boven de averechte steken aan weerszijden van de middenbaan breien we nu 4 naalden in tricotsteek, waarna we weer de le en de 2e naald herhalen. Deze 3 naalden herhalen we nu afwisse lend tot we in het geheel 9 dwarse ribbelstrepen gebreid hebben. Ondertusschen wordt het midden gedeelte op dezelfde wijze verder gebreid. Wanneer we op deze hoogte gekomen zijn. breien we tot op «1«> helft van het werk voor het split, We breien nu eerst het linkervoorpand verder af. Aan den kant van het split worden gaatjes ingebreid. We breien hiervoor eerst het gedeelte met de dwarse strepen, daarna 13 steken van het middengedeelte, gevolgd door 1 omslag, 2 steken te zamen breien, 1 recht. We maken deze gaatjes nu om de ZV2 cm., tot we er in het geheel 6 hebben gemaakt. Tegelijker tijd echter kanten we, wanneer liet werk een lengte heeft van 30 cm., aan den kant van het armsgat 2 maal 4 st. en 3 maal 1 steek af. Wanneer we in het geheel 19 ribbelstrepen hebben gebreid, breien we nog 4 naalden in tricotsteek. Aan den kant van den hals kanten we dan 2 maal 4 st., 2 maal 2 st. en 5 maal 1 st. af. We breien nu verder tot het armsgat 19 cm. lang is, waarna we «len schouder in 5 maal afkanten. De andere helft wordt op dezelfde, doch tegengestelde wijze gebreid. Rugpand. Dit pand wordt op «lezelftie wijze ge breid als het voorpand, alleen ontbreekt hier het split. Mouw. We zetten 50 steken op en breien hierboven een boord van 48 naalden hoog, die afwisselend 3 r., 2 av. wordt gebreid. We beginnen dan aan de dwarse strepen. Aan het begin en einde van elke volgemle 8e naald (gerekend vanaf den boord) meerderen we 1 steek, tot we in het geheel een lengte van 46 cm. hebben gebreiil. Voor den kop kanten we aan het begin van iedere volgende naalrl 1 steek af. tot «1e kop in het geheel 13 cm. lang is. De overblijvende steken worden in «'én keer afgekant. De deelen worden nu onder een vocktigen «loek gestreken en daarna in elkaar genaaid. Boordje. We nemen hiervoor de steken langs den hals op en breien hierboven in het dwarse strepen- patroon van voor- en rugpand, tot we in het geheel 3 ribbelstrepen en 2 strepen in tricotsteek hebben gebrei«l. Daarna worden alle steken afgekant. We haken ten slotte nog een koordje van plm. 70 cm. lang en halen dit door de gaatjes. CAPUCHON We zetten voor het puntkapje 53 steken op en breien hierboven als volgt: le naald: recht (wit) evenals de 2e, 3e. 4e, 5e. 6e naald. 7e naald: 4 r. wit, 45 r. blauw, 4 r. wit. Se naald: 4 r. wit, 45 av. blauw, 4 r. wit. 0e naald: als de 7e naald. 10e naald: 4 r. wit, 45 av. wit, 4 r. wit. 11e naahl: 4 r. wit, 45 av. wit, 4 r. wit. 12e naald: recht wit. 13e naald: als «le 11e naald. 14e naald: als «le 12e naald. Deze laatste 8 naalden herhalen we nu tot. we in het geheel 56 naalden hebben gebreid. Bij de 57e naald kanten we als volgt af: 6 steken afkanten en dan I steek laten vallen, 4 steken afkanten, 1 steek laten vallen, 4 steken afkanten en 1 steek laten vallen. Dit wordt nu afwisselend over «le geheele naald herhaald. De gevallen steken worden nu tot aan den opzetrand uitgerafeld. De deelen van de cape worden nu opgeperst en in elkaar genaaid. Ten slotte haken we langs «len omtrek van «le cape en den voorkant van het dichtgenaaide kapje 1 vasten toer met witte wol. We leggen nu het kapje tegen «len rechterkant van de cape en bevestigen ze aan elkaar met 1 toer afwisselend 1 stokje en 2 vasten. Hierdoor ontstaat een gaatjestoer, waardoor we het zijden lint halen voor de sluiting. Aan het kapje bevestigen we nog een kwast van blauwe wol. Benoodigdheden voor deze heer lijk warme cape zijn: 150 gram witte vierdraads babywol, waarin een glanzende kunstzijden draad is gemengd, 70 gram blauwe wol van dezelfde soort, 1 paar brei naalden nr. 3. 1 liaakuaald nr. 3 en 1 meter wit of blauwzijden lint. We zetten met witte wol 199 steken op en breien hierboven als volgt le naald: recht breien met witte wol; 2e naald: recht (wit); 3e naald: recht (wit): 4e naald: recht (wit); 5e naald: recht (wit). 3e naald: recht (wit). 7e naald: 4 st. r. (wit), daarna 191 st. r. met blauwe wol 4 st. r. (wit). Se naald: 4 st. r. (wit), daarna 191 st. averecht met blauwe wol. 4 st, r. (wit). 9e naald: als «le 7e naald. 10e naald: 4 st. r. (wit) 191 st. averecht (wit), 4 st. r. (wit). 11e naald: 4 st. r. (wit). 191 st, averecht (wit), 4 st. r. (wit). 12e naald: recht (wit). 13e naald: als «le 11e naald. 14e naald: als de 12e naald. De laatste 8 naalden, dus «le 7e. 8e, 9e, 10e, 11e, 12e. 13e en 14e naald worden nu steeds afwsiselend herhaald. De 15e naald is dus weer als de 7e naald; «le lik' naald als «le Se naald enz.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1939 | | pagina 36