4
MENEER
CHARLES
DOOR DONALD HOUGH
Meneer Cliarles koesterde één eerzucht. Ten
minsteeerzucht kon je 't eigenlijk niet
noemen, 't Was minder dan eerzucht, en toch
was 't ontzaglijk veel meer. 't Was een smartelijk
hopen, dat zijn leven vervulde, een smachten, door
eigen hevigheid dof.
Hij wou een eigen tehuisje hebben. Hij wist niet
wat voor tehuisje. Misschien een klein huis niet een
stukje grond er omheen: misschien alleen maar een
kamer in een groot gebouw. l)at kwam er niet op
aan. Eén ding slechts kwam er op aan: dat 't van
hém was. dat hij er doen kon wat hij wou, en dat
't elders was.
Meneer Charles had natuurlijk een eigen kamer
een kamer in het groote huis der Dillinghams;
want meneer Charles was een Dillingham. Die kamer
had hij al meer dan twintig jaar sinds hij terug
was gekomen uit den oorlog. Dat wil zeggen sinds hij
terug was gebracht uit den oorlog. Want. de oorlog
had hem geknauwd. Dat stuk granaatscherf in zijn
heup was niet het eenige. Meneer Charles was
beverig in zijn handen, en beverig in zijn verstand
ook.
Zijn voile naam was natuurlijk Charles Dillingham,
vroeger majoor Charles Dillingham. Maar iedereen
noemde hem meneer Charles. Hoe moesten ze hem
anders noemen? Hij had twee broers. De een was
rechter Dillingham die werd „rechter" genoemd;
eh de andere, Frank Dillingham, was meneer
Dillingham. Dus werd Charles Dillingham natuurlijk
meneer Charles.
Het groote huis der Dillinghams overheerschte
het stedeke, dat om de Dillinghamfabrieken heen
lag. Het huis stond op een heuvel, 't Was het grootste
in heel de streek. De heuvel stond dicht bij de fabrie
ken. dus de rook uit de fabriekssehoorsteenen
dwarrelde om het huis heen: de hoornen, het gras
en de heele heuvels waren er vuilgrijs vati.
Buiten de familie wist niemand in het stedeke,
hoe het huis er van binnen uitzag. Overdag zag het
er uit, of het leegstond, 's Avonds waren er twee
kleine lichtjes zichtbaar, één op de derde verdieping,
hoog onder de kroonlijst, en één in een hoekkamer
l>eneden. Enkele malen per jaar werden er nog meer
kamers verlicht, en dan reden er andere auto's aan
dan de oude wagen, dien de Dillinghams bezaten. Het
waren auto's van mensehen uit andere stadjes
óók allemaal eigenaars van fabrieken. Maar ook dan
brandde 't kleine lichtje hoog onder de krooulijst.
Agatha Dillingham, de tante der drie heeren, was
ongehuwd. Zij was oud, maar haar geest was even
scherp als haar Dillinghamsehe gelaatstrekken; zij
had steeds het huis geregeerd, en deed het ook nu.
Zij was vanouds de opperste Dillingham. Zij regeerde
over den rechter en zijn vrouw, die het huis meebe-
woonden. en zij regeerde over Frank, die de jongste
was en op het punt stond om te trouwen niet Elsie
Hart., van de bekende Harts te Charleston, Zuid-
Carolina. Agatha had vijftien jaar werk gehad, om
definitief haar keus te bepalen op Elsie Hart, van de
bekende Harts uit Charleston.
Dat Agatha regeerde over meneer Charles spreekt
vanzelf. Meneer Charles verliet zijn kamertje hoog
onder de kroonlijst alleen, als zij het lie val of toe
stond. Aangezien zij met aristocratische gering
schatting neerzag op de telefoon, en het niet staan
vond, dat besteïautootjes den heuvel op snorden,
en dat brutale jonge vlegels de keuken binnen
kwamen stormen, stuurde Agatha iederen dag
meneer Charles uit, om boodschappen te doen.
Eerst wandelde hij langzaam, vanwege zijn
heup, maar voornaam den heuvel af en de straten
door, naar den kruidenier, den slager, de markt.
met een mand aan zijn arm en een
papiertje in zijn hand. Eerst het
vorige jaar had de rechter voorge
steld, dat meneer Charles voor zijn
boodschappen gebruik zou mogen
maken van den auto; want het
viel meneer Charles hoe langer
hoe zwaarder, den heuvel op te
komen met zijn zware mand en
zijn hinkend been. Meneer Charles
kóu autorijden hij was er vroeger
zelfs een kraan in geweest.
Het ging uitstekend, dank zij
ook de minzame medewerking der
politie. De zin der verkeersregels
werd hem nooit lieelemaal duide
lijk. Als hij er aan kwam, iederen
dag op denzelfden tijd, maakten de dienstdoende ver
keersagenten goedhartiglijk vrij baan voor hem aan
de kruispunten zij zorgden, dat hij kalm rechtdoor
kon rijden met zijn auto, zonder stoppen. Meneer
Charles scheen te denken, dat het zoo moest:
De eerzucht of hoe het dan lieeten moet
van meneer Charles werd den meesten bewoners
van het stadje bekend. Hij had den eenen winkelbe
diende na den anderen in vertrouwen genomen.
Soms zag hij er droefgeestig uit en sprak hij tegen
niemand hunner een woord, in geen dagenmaar als
hij dan weer sprak, was het over een eigen huisje.
Hij informeerde, of iemand soms iets geschikts
voor hem wist. Hoe ver was het weg? Wat zou het
kosten? W'as er een stukje grond omheen?
Bijwijlen leek het, of hij zijn eigen woninkje
vinden zoumenigmaal gaf hij het plan te kennen,
volgende week te verhuizen. Maar hij bleef in het oude
huis wonen. Hij zat maar te lezen, en als hij moe
werd van 't lezen, zat hij alleen maar.
Op een avond, laat al, kwam Agatha Dillingham
boven, op zijn kamer. Ze zei: „Hallo, Charles,
en ging zitten. Ze had daar in vele jaren niet ge
zeten.
„Hallo, Agatha," zei meneer Charles.
Hij keek haar glimlachend aan. „Zoo, Agatlia, nu
zal het niet lang meer duren. Ik vind 't niet prettig
om je in den steek te laten, ik weet, dat je me
noodig hebt voor de boodschappen, maar ik heb
vandaag een adres gekregen van een huisje.
„Charles." sprak zijn tante rustig, „ik l>en boven
gekomen om je iets te vertellen. Er is iets gebeurd.
Frank heeft een ongeluk gehad. Hij heeft...."
„Frank, zeg je? Wie is...."
„Je broer, Cliarles."
„0 ja. Natuurlijk. Frank."
„Frank heeft iemand doodgeschoten, Charles."
Meneer Charles knikte. Iemand doodgeschoten?
Dat beteekende niets. Juist dat was het laatste,
waar hij met een helderen geest aan gedacht had.
Je schoot ze dood.
„Luister nu eens goed naar wat ik zeg, Charles.
Frank gaat trouwen. Met Elsie Hart, van de Harts
uit Charleston. En volgende maand wordt Frank tot
president van de fabrieken gekozen,"
„Dat weet ik."
„Dat weet je natuurlijk." Agatha haalde diep
adein. „Frank reed met den auto. zooals je zelf ook
iederen dag doet, Op een kruispunt, een heel stil
punt hier in de buurt, waar haast nooit iemand langs
komt. Toen heeft Frank eenhij kwam in botsing
met een anderen auto. Die andere auto reed hard.
veel te hard, anders was er niets gebeurd. Maar nu
kwam Frank er mee in botsing. De man van dien
anderen auto stapte uit en kwam met een revolver
naar Frank toe hollen-en hij wou op Frank schieten."
Meneer Charles fronste.
Agatlia zei: „Dus toen nam Frank de revolver,
die we in den auto hebben liggen, eii toen schoot hij,
en de kogel kwam zoo terecht, dat de man dood was.
Als hij 't niet gedaan had, zou die andere man op
hém geschoten hebben. Begrijp je 't. Charles?"
Meneer Charles knikte. Revolvers kénde hij. Hij
zei: „Je mikt midden op hun liorst. op 't. been, dan
kunnen ze je niets meer doen. Dan liggen ze meteen,
zie je."
„Maar, Charles, misschien zetten ze je broer in de
gevangenis!"
„Waarom?" Meneer Charles keek verbaasd.
,,'t Is met Frank heel iets anders dan met jou,
Charles. Hij is nooit in den oorlog geweest; hij is
geen officier geweest. Hij mag geen mensehen neer
schieten."
„Als ze hem in de gevangenis hebben gestopt.
„Nee, hij zit beneden. Hij heeft nog weg kunnen
komen, voor er iemand bij kwam. Maar hij heeft
moeten loopende auto liep niet meer. Dus de auto
staat er nog. Direct komen ze natuurlijk hier. en
dan wordt Frank gearresteerd. Dat zou ontzettend
zijn voor de familie, voor onze familie, Charles."
„Ja, de familie is heel geschikt, Agatlia. Ik vind
't lieelemaal niet prettig om weg te gaan. maar ik
heb toevallig een adres gekregen
„Luister nu even naar mij, Charles. De rechter en
ik hebben er eens goed over gepraat. We hebben
besloten, jou naar 't politiebureau te laten gaan;
en dan zeg je, dat jij dien man hebt neergeschoten.
Ze zouden Frank in de gevangenis stoppen, ntaar dat
zullen ze jou niet doen. Jij bent.... heel Iemand
anders, Charles. Je bent officier in 't leger geweest."
,.'t Beteekent niemendal, iemand dood te schie
ten," zei meneer Charles.
„Nee. hè? Dus loop jij nu maar naar 't politie
bureau. voorbij den kruidenier vlak 't hoekje om.
Charles; er hangt een blauwe lantaren boven de
deur; en dan zeg je, dat je met den auto reed en (lat
je toen tegen dien anderen auto aan hotste en toen
viel die man je aan en toen heb je hem neergescho
ten. Net als in den oorlog."
„Da's goed," zei Charles. „Ik kan goed schieten.
Ik zal zeggen, dat ik het- gedaan heb. Ze zullen me
best gelooven. Ik heb vroeger in den oorlog...."
„Maar je moogt lieelemaal niets over Frank zeggen,
Charles. Begrijp je dat?"
„Ja, hoor."
Agatlia haalde een revolver tusschen de plooien
van haar japon vandaan en met haar schort veegde
ze het wapen zorgvuldig schoon. Ze zei: „Pak eens
aan, Charles, en laat me eens zien, hoe je er mee
mikt."
Meneer Charles liet 't haar zien. Toen nam Agatlia
de revolver voorzichtig weer van hem over, hield
haar met een zakdoek vast en ging uiet meneer
Charles naar beneden.
„Dag, hoor." zei hij.
„Dag," zei Agatha.
In een fiere houding ging meneer Charles de deur
uit. Agatlia ging de huiskamer binnen. Daar zat de
rechter op de sofa, met zijn hoofd tusschen zijn
handen.
Agatha stak hem de revolver toe. Ze zei: „Ca
er nu heen. en laat de revolver op den grond vallen
naast den auto."
De rechter zag haar met een langen blik aan; toen
stond bij op en nam de revolver en zette zijn hoed
op en verliet door de achterdeur het huis.
Agatha ging de voorkamer in. Daar lag Frank
Dillingham op een divan, met een opgevouwen
zakdoek over zijn oogen. Zijn tante ging naast hein
zitten. Zij nam den zakdoek van zijn oogen. Die
waren met bloed doorloopen.
„Vraag me maar niets meer," lag hij te mompelen.
„Ik wéét niet wie 't was. Hij reed als een bezetene;
hij kwam de heuvels uit. Ik wou hem niet. Hij
kwam plotseling overeind. „Agatha, Agatha," riep
hij huilerig, „nu is alles verloren! Elsie, en het presi
dentschap, eu de familie.
„Toch niet." Agatha greep zijn hand en streelde
die. „Er is niets verloren. Frank. Je gaat met Elsie
trouwen. Je zult eens zien, hoe mooi alles gaat op
de fabriek. Er is niets gebeurd met de familie.
Frank niets. Probeer maar een beetje te slapen,
jongen. Morgenochtend is alles in orde. Zul je zien."
Later in den avond kwam de rechter thuis. Zonder
iets te zeggen ging hij regelrecht naar zijn kamer.
Meneer Charles kwam lieelemaal niet meer thuis.
Meneer Charles woont nu op zichzelf; hij heeft een
eigen tehuisje. Hij bewoont een heel aardig huis,
met een lieelen bunder grond, en hij kweekt bloemen
en groenten. Hij vindt 't heerlijk.
Hij heeft vriendschap gesloten met de kinderen in
zijn buurt een buurt, ver verwijderd van het groote
huis en de fabrieken. De kinderen zitten graag bij
lieui op de trap achter het huis, en ze luisteren gretig
naar zijn verhalen over den oorlog, en over dien
keer, dat hij Machinegeweer Blake neerschoot, die
op de vlucht was, nadat hij in Atlanta een bank had
beroofd, en wanhopig trachtte, de kust te bereiken.
Maar over dat laatste feit spreekt meneer Charles
altijd een beetje onzeker. Een enkelen keer zelfs
zegt hij: „Of nee. eigenlijk hel) ik hem niet doodge
schoten. 't Is mijn broer geweest. De familie heeft
ine alleen een plcizier willen doen. Ze hebben mij
naar het politiebureau gestuurd, oin mij 't. geld te
laten krijgen, die tienduizend dollars, die de bank
uit had geloofd. Ze wisten, dat ik zoo dolgraag een
eigen huisje wou hebben."