P
VOGELS
ÉN NEST
achtste hoofdstuk
l D E R D E
l VERVOLG S
EEN FAMILIE ROMAN
DOOR
RUDOLF UTSCH
22
hilip lachte weer. „Die heeft verstandigei
gehandeld dan je broers. Alleen gekken
I laten zich vangen voor den oorlog. Ik
ben er ten minste gezond en ongedeerd
afgekomen."
Die smadelijke woorden gaven Peter plotseling
het gevoel, of zijn hart bleef stilstaan. Gekken
Waren zijn broers gek, omdat zij voor hun vaderland
gevochten hadden en bereid waren geweest alles
er voor op te offeren omdat zij niet thuis kónden
blijven, terwijl anderen marcheerden en in de loop-
vraven verbloedden? Waagde zoo'n lafaard het zijn
broers en al die honderdduizenden anderen, die hun
duren en zwaren plicht hadden gedaan, met zijn be-
leedigingen te besmeuren en te bespotten
Zijn gezicht vertrok zich krampachtig en woest
balde hij zijn vuisten. Maar Philip Krauert was reeds
in het struikgewas verdwenen.
Toen -wierp Peter zich op den grond en zijn vingers
krampten zich vast in het mos. Hij huilde als een
afgeranseld kind en zijn lichaam schokte van onmach
tige woede.
Peter bezat niemand in de wereld, voor wien hij
zijn gefolterd eh gewond hart eens kon uitstorten.
De verstandige liefde van een "moeder of van een
zuster zou wellicht in staat zijn geweest het vergif
van den haat uit zijn ziel te verstikken en dat zou
veel kwaad voorkomen hebben. Maar Peter had niet
één vertrouwden vriend of vriendin in zijn leven
en in Ilse had hij zich bedrogen. Zij was hun vriend
schap ontrouw geworden en had zich laten inpalmen
door den rijkdom en de valsche woorden van een
Philip Krauert en zijn familie.
Als hij aan Philip dacht,
begon zijn bloed te koken. De
oude Krauert had zijn vader
een fabriek ontfutseld en de
jonge ontnam hem het hart
van een beminde zuster en
vriendin. Ja, zelfs nog veel, veel meer had hij
hem ontnomen.
De haat brandde in Peter's borst als een onuit-
bluschbaar vuur. Steeds dieper vrat de wrok in zijn
hart en weldra had hij bezit genomen van heel zijn
wezen, van zijn slapelooze nachten en van ieder
uur van zijn dagen. Voortdurend had hij dat triom-
feerende lachje van Philip Krauert voor oogen en
hoorde hij de hoonende woorden, waarmee hij zijn
broers had beleedigd. Was het rechtvaardig, dat
zoo'n lafaard ongestraft zijn weg kon gaan?
In Peter's verhit brein begonnen troebele plannen
te woelen.
Kort na Kerstmis kwam Karei, zijn oudste broer,
naar huis. Plotseling en onverwacht stond hij bene
den in de hal een lange en magere man, die den
heelen oorlog door aan het front had gestaan en zelfs
niet eenmaal door een kogel getroffen was geweest.
Dof glommen de distinctieven van zijn rang op zijn
versleten uniform.
„Daar ben ik, vader!" zei hp, toen Herbert Neist
hem tegemoet kwam.
„Wees welkom, mijn jongen. Van harte welkom."
Het was een zachte, versleten stem, die dit welkom
uitsprak, maar voor het eerst sinds maanden klonk
er een hartelijke en vroolijke toon in door. Vader
en zoon schudden elkander de hand.
„En hoe. gaat het, vader?"
„Ik zal het je vertellen, Karei. Er is hier heel wat
gebeurd in dien tijd.
Karei streek met zijn hand over het bruine, ver
weerde gezicht, waarin de gruwelijke gebeurtenissen,
waarvan hij ooggetuige was geweest, onuitwisch-
bare indrukken hadden achtergelaten. Zijn oogen
zwierven in het rond, alsof zij iets zochten. Misschien
dacht hij op dit oogenblik aan zijn moeder. Een
man, die regelrecht van de velden van den haat en
de vernietiging kwam, verlangde naar een hef en
wredig moedergezicht. De trekken van zijn vader
waren verkniesd en versomberd hij was veel
ouder geworden in die paar jaren, vond hij. Zelfs
Peter, die hem vroeger altijd vroolijk tegemoet
sprong als hij met verlof kwam, zag er thans uit
als een doodbidder.
>0 J-OOOOOO-Q
a y
^oooooooooooo
KORTE INHOUD VAN'T VOORAFGAANDE:
Toen de mijneigenaar Friedrich Neist stierf, liet hij
zijn zonen George en Herbert een groot vermogen na.
George is ongehuwd en gierig als- een vrek de dorpe
lingen hebben hem den naam van lompenmillionnair
gegeven. Daar hun karakters zeer uiteenliepen, raakten
de broers van elkaar vervreemd. Bovendien trad Herbert
in het huwelijk met de vroegere verloofde van zijn
broer. Kort na de geboorte van Herbert's vijfden zoon,
Peter, nu een flinken jongen van vijftien jaar, stierf
zijn vrouw. Zijn oudste zoon viel in den oorlog, terwijl
een andere verdronk. Peter neemt zonder toestemming
van zijn vader paard en wagen en gaat samen met een
vriendinnetje, Ilse Stabler, zijn afscheidsgroeten bren
gen aan Ernst, zijn broer, die onder de wapenen moet
en in een naburig garnizoensplaatsje verblijf houdt.
De hechte vriendschap tusschen Ilse en Peter verslapt
spoedig, wanneer Philip Krauert, een luie en on
sympathieke jongen zich, meer en meer met Ilse be
moeit. Philip's vader is in den oorlog rijk geworden,
terwijl Herbert Neist al zijn bezittingen verloren heeft.
Ja, het was koud en ongezellig geworden in het
ouderlijk huis. Hij had een gevoel, of hij hier be
vriezen zou. Vroeger was vader altijd vroolijk en
hartelijk, maar nu was hij stil en schuw geworden.
Van den laatsten tegenslag scheen hij zich maar
niet te kunnen herstellen. Over zijn financieelen toe
stand sprak hij met volkomen openhartigheid. Maar
Karei zweeg erop er kwam evenmin een woord
van beklag als van verwijt over zijn lippen.
„Ik heb me al eens afgevraagd of ik het nog eens
met blikwaren zou probeeren," zuchtte Herhert
Neist tot besluit van zijn relaas. „Of anders met
schroeven en klinknagels. relaties heb ik nog
voldoende."
„Klinknagels, vader?"
„Ja, Karei. Ik geloof dat er aan klinknagels een
geweldige behoefte zal komen. Ze zijn onmisbaar
bij den wederopbouw van verwoeste fabrieken, bij
den bouw van nieuwe schepen en machines en..
Karei onderbrak hem met een gebaar.
„Het zou een strop worden, vader. Keken er maar
op dat de tijd, waarin ijzerverbindingen geklonken
werden, voorbij is. In de toekomst zal alles auto-
genisch of electrisch worden gelascht.
Herhert Neist woelde in zijn grijze haren. Ja,
misschien was het maar beter heelemaal niets meer
te wagen. Het zou zonde zijn het laatste geld te
riskeeren. Zijn geest had zich nog niet aan den nieu
wen tijd gewend. De laatste tegenslag had zijn her
sens en handen verlamd. Maar hij moest Karei
toch eenige hoop geven voor de toekomst! Die
jongen kwam uit een zee van bloed en ellende en
wist niet wat hij beginnen moest.
„Wat was je van plan, Karei? Wou je de studie
weer opnemen?"
„Gaat dat nog, vader?"
„Misschien. Ik heb nog wat geld en ook nog machi
nes en land om te verkoopen.
Karei wreef nadenkend zijn handen. Toen stond
hij op en streek zijn tuniek glad.
„Ik geloof niet dat een van ons nu nog voor de
studie deugt, vader! Zie je, als je vier jaar lang
niets anders hebt gezien en beleefd dan vijandschap
en oorlog, dan valt het je moeilijk weer vriendschap
te sluiten met boeken. Langzamerhand moet je tot
jezelf komen heel langzaam aan, vader. Bovendien
ben ik de laatste jaren misschien te oud geworden
voor de studie. Drieëntwintig en vier jaar loopgra
ven dan kom je jezelf voor als een oude man.
Wij werden daar gauw oud, vader. Wij hebben meer
beleefd dan veel menschen, die honderd jaar ge
worden zijn. En als je dan naar huis komt.bah!"
Hij sloeg met zijn hand in de lucht en keek naar het
plafond op.
„Je wilt me toch geen verwijten maken, Karei?"
vroeg Herbert Neist smartelijk.
Zijn zoon glimlachte weemoedig.
„Neen, vader, daarvoor houd ik te veel van je.
Ik dacht aan wat anders. Je weet evengoed als ik,
dat ik daarginds altijd vóóraan heb gezeten altijd
m het grootste vuil! Duizendmaal heb ik mijn leven
gewaagd en dat mij nooit iets overkomen is, mag
wel een wonder heeten. Maar waarvoor diende het
allemaal? Alle offers zijn tevergeefs gebracht. We
zijn in de maatschappij van vandaag niets meer
waard. De Moor heeft zijn plicht gedaan de Moor
kan gaan. Daar staan we nu en weten niet wat we
aan moeten vangen en voor wie en waarvoor we iets
aan zullen vangen. Zij, die zich achterbaks hielden
en veilig thuis bleven of zich achter een bureau
verschansten, hebben gelijk gekregen, toen zij
heimelijk lachten: zij zijn de winnaars in dezen
oorlog."
Peter, die zwijgend in een hoek van de kamer stond,
balde zijn vuisten by de laatste woorden van zijn
broer. Hij dacht aan Philip Krauert.
Herbert Neist keek zijn oudsten zoon bedrukt aan.
„Er is meer onrecht in de wereld, mijn jongen,
en er is meer dat ons twijfelen doet aan de waarde
Van het leven. Maar er is één ding, waaraan we niet
kunnen twijfelen: aan de vruchten van het offer.
.Je hebt je plicht gedaan en het offer dat je bracht
zal eens vrucht dragen en zijn waardeering vinden..."
„Bij God!"
„Misschien ook eens bij de menschen; in het hier
namaals echter altijd! Dat moet je een troost zyn,
myn jongen
Zij zwegen vader en zoon, beiden in hun eigen
verwarde gedachten verdiept en tastend naar een
houvast ui deze nieuwe maatschappij, die hun vol
komen vreemd was.
Peter zou zijn oudsten broer graag deelgenoot
hebben gemaakt van zijn kwellingen, maar voor-
loopig wilde hij hem den terugkeer in het ouderlijk
huis niet nog droeviger maken dan hij reeds was.
Den volgenden dag sneed Karei zelf het vermeden
onderwerp aan.
„Hé, ik heb Ilse nog niet gezien," zei hij plot
seling. „Is zij niet thuis?"
Peter vertrok zijn gezicht tot een grimmig masker.
„Die toert nu met een auto rond, Karei."
„O ja?"
„Ik bedoel met den auto van Krauert."
„Is het waar?" vroeg Karei verwonderd.
„Helaas ja!" zei Peter.
„Zoo hm. bromde zijn broer. „Krauert
dat valt me van haar tegen."
„Zij en haar moeder zijn de beste vrienden
met de familie," vervolgde Peter hatelijk. „Ze
loopen by elkaar in en uit."
Plotseling greep Peter een hand van zijn broei
en begon zenuwachtig te spreken.
„Karei, ik moet je nog iets zeggen..
„O ja? Nou, ik luister, Peter!"
„Philip Krauert heeft me kort geleden voor de
voeten geworpen, dat jullie gekken waren, om den
oorlog in te gaan."
Karei fronste zijn wenkbrauwen.
„Zei hij dat werkelijk?"
Peter knikte. „Het zijn zijn eigen woorden."
Zijn broer begon hard en bitter te lachen.
„Zoo, Philip! Een van die lafaards, die hemel
en aarde bewogen om hun armzalig hachje te
redden en anderen de kastanjes uit het vuur heten