ïMém mm l s GEHAAKT KLEEDJE GEBREID JURKJE J i m Mooi hè, Mammie? rrrru £—17 j. s? 36 (MIDDELLIJN 21 cm.) Benoodigdheden voor dit kleedje zijn1 bolletje éoru haakgaren nr. 40 en 1 stalen haaknaald nr. 8. We zetten 8 lossen op en sluiten deze tot een ring. In dezen ring haken we dan: le toer: afwisselend 1 stokje, 1 losse; we herhalen dit tot we in het geheel 15 stokjes hebben. Deze en alle vol gende rondingen worden met een halve vaste gesloten. 2e toer: Als eerste stokje haken we 3 lossen, hierna volgen nog 3 stokjes, zoodat we een groepje van 4 stokjes telkens krijgen. Deze groepjes worden afgewisseld met 2 lossen en dit wordt zoo lang herhaald tot we in het geheel 9 groepjes van 4 stokjes hebben. 3e toer: in de 2 lossen van den vorigen toer telkens 2 stokjes, 2 lossen en weer 2 stokjes (in een gaatje). Tusschen de stokjesgroepen ook telkens 2 lossen. We herhalen dit tot we ook hier 9 groepjes hebben. 4e toer: als de derde toer, maar tusschen de stokjes- groepen komen nu telkens 3 lossen. W e haken dus 2 stokjes, 2 lossen, 2 stokjes (in een gaatje), 3 lossen, 1 gaatje overslaan, dan weer van het begin af her halen (dus ook 9 maal in het geheel). ■5e toer: Deze toer vertoont 18 stokjesgroepen, zoodat we als volgt haken: 2 stokjes, 2 lossen, 2 stok jes op de 2e van de 3 lossen van den vorigen toer. Tusschen de stokjesgroepen komen geen lossen. 6e toer: als de 5e toer, maar tusschen de stokjes groepen komt nu telkens 1 losse. 7e toer: als de vorige toer, maar tusschen de stok jesgroepen komen nu 2 lossen. Se toer: als de vorige toer, maar tusschen de groepen stokjes komen nu 3 lossen. We gaan op deze manier verder, maar haken bij ederen toer telkens 1 losse meer. 17e toer: 2 stokjes, 2 lossen, 2 stokjes (in een gaatje), dan 4 lossen, 1 vaste, 4 lossen, 1 vaste, 4 lossen (boven de 11 lossen van den 16en toer). Dit vanaf het begin nog 17 maal herhalen, zoodat we in het geheel 18 maal dit patroontje haken. 18e toer: 2 stokjes, 2 lossen, 2 stokjes (in een gaat je), dan 4 lossen, 1 vaste in een gaatje van den vorigen toer, 4 lossen, 1 vaste in het volgende gaatje, 4 lossen, 1 vaste weer in het volgende gaatje), 4 lossen, We herhalen dit dus 18 maal in een toer. 19e toer: 2 stokjes, 2 lossen, 2 stokjes (dit patroon tje valt boven het patroontje van den vorigen toer), daarna weer 4 lossen, 1 vaste in het volgende gaatje, 4 lossen, 1 vaste in het volgende gaatje, 4 lossen, 1 vaste in het volgende gaatje, 4 lossen, 1 vaste in het volgende gaatje, 4 lossen. Vanaf het begin herhalen. 20e toer: 2 stokjes, 2 lossen, 2 stokjes in een gaatje (dit patroontje valt boven het patroontje van den vorigen toer), 6 lossen, 1 vaste, in het 2e volgende gaatje, 4 lossen, 1 vaste in het volgende gaatje, 4 lossen, 1 vaste in het volgende gaatje, 6 lossen. Vanaf het begin herhalen. 21e toer: 2 stokjes, 2 lossen, 2 stokjes in een gaatje, 9 lossen, 1 vaste in het 2e volgende gaatje, 4 lossen, 1 vaste in het volgende gaatje, 9 lossen. Vanaf het begin herhalen. 22e toer: 2 stokjes, 2 lossen, 2 stokjes, 11 lossen, 1 vaste in het 2e (dus middelste) gaatje, dan weer 11 lossen. Vanaf het begin herhalen. De laatste toer wordt als alle voorgaande toeren met een halve vaste gesloten. Het kleedje wordt nu vochtig opgespannen. (LEEFTIJD 2-3 JAAR) Het kinderlijke gebaar, waarmee zusje haar jurkje ophoudt, zal door menige moeder herkend worden als een onuitgesproken waardeering, die de kleine peuter voor moeders kunstgewrocht heeft. Het is dan ook werkelijk een aardig kleedingstukje en het zal onze kleine meid wat aardig staan! Benoodigdheden ervoor zijn: 150 gram fijne licht blauwe bouclé-wol en 10 gram witte angora-wol, twee lange aluminium breinaalden met knop nr. 2 een haaknaald nr. 2, twee paar witte drukkertjes en 50 cm. elastiek voor de mouwtjes. Telpatroon. Het jurkje wordt gedeeltelijk volgens het hierbij afgebeelde telpatroon gebreid. Dit patroon wordt telkens over de geheele breedte herhaald. Voorpand. We zetten 192 steken op en breien hier boven achtereenvolgens 7 cm. volgens telpatroon, 4% cm. in tricotsteek (heengaande naalden recht, teruggaande naalden averecht), dan weer 3 cm. vol gens telpatroon, 4% om. in tricotsteek en nog 2 cm. volgens telpatroon. Ten slotte breien we nog een hoogte van 9 cm. in tricotsteek. De steken, die we op de naald hebben, moeten nu □UCXJU o| VOORPAND RUGPAND A8 P 1 steek averecht. 1 steek recht. O 1 maal omslaan. A 2 steken recht te zamen breien. MOUW teruggebracht worden op de breedte van het lijfje. Hiervoor breien we eiken volgenden 3en steek met den daaropvolgenden steek te zamen. Het lijfje wordt nu verder geheel in tricotsteek gebreid. Voor de armsgaatjes kanten we als het lijfje 2 cm. hoog is aan weerskanten achtereenvolgens 1 maal 4 steken, 2 maal 2 steken en 4 maal 1 steek af. Als het armsgat een diepte heeft van 7 cm. kanten we in het midden van het werk 20 steken af en breien dan de beide helften afzonderlijk af. Aan den kant van den hals kanten we aan het begin van de naald telkens 1 steek af, tot er in het geheel nog 30 steken op de naald staan. Deze steken worden, wanneer het armsgat een diepte heeft van 10% cm., in 4 maal afgekant. De tweede helft wordt op dezelfde, maar tegen gestelde wijze afgebreid. Bug pand. Dit pand wordt tot en met de mindering voor het lijfje op dezelfde manier gebreid als het voor pand. Daarna worden de steken verdeeld en wel zoo, dat de linkerhelft 1 cm. breeder is dan de rechterhelft. We breien nu de beide helften apart af. Wanneer het armsgat van de linkerhelft een diepte heeft van 10 cm. kanten we voor den schouder 4 maal 8 steken af. De overblijvende steken worden in een keer afgekant. Aan den kant van het split zetten we bij de rechter helft 5 steken erbij op als onderbeleg voor het split je. Voor de rest wordt deze helft hetzelfde gebreid als de linkerhelft, maar dan tegengesteld. Mouw. We zetten 96 steken op en breien hierboven verder in tricotsteek. Aan weerskanten van het werk echter meerderen we, met telkens een afstand van 1 cm., 1 steek. Als het werk 7% cm. hoog is, kanten we aan weerskanten 1 maal 3 steken en 4 maal 2 steken af. Vervolgens kanten we aan het einde van iedere naald 1 steek af, tot er in het geheel nog 46 steken op de naald staan. Deze 46 steken worden in een keer afgekant. Het kraagje. Dit wordt met witte angora-wol ge haakt. We haken een aantal kettingsteken ter lengte van 28 cm. Hierboven haken we afwisselend 1 stokje en 4 lossen. De tweede toer wordt'op dezelfde manier gehaakt. De volgende toeren echter worden afwisse lend 1 stokje, 5 lossen gehaakt. Op deze manier haken we verder tot het kraagje 4 cm. breed is, waarna we afhechten. De verschillende deelen worden nu opgeperst onder een vochtigen doek en in elkaar genaaid. De sluiting van het kraagje valt midden achter. 4' A v

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1939 | | pagina 36