EEN VRIEND VAN
NAPOLEON
4
111 heel Parijs was er geen gelukkiger mensch dan
papa Chibou. Hij hield van z'n werk dat was
de reden waarom. Anderen mochten zeggen
en zeiden 't ook dat ze z'n baantje niet voor zóó
veel wilden overnemen; neen. zelfs voor geen tien
duizend francs voor één enkelen nacht. Ze zouden er
witte haren van krijgen en er voor altijd kippenvel
van overhouden, beweerden ze. Om zulke mannen
glimlachte papa Chibou medelijdend. Kenden zulke
lustelooze lieden de zucht wel naar avontuur? Wat
wisten ze van romantiek? lederen nacht van z'n
leven wandelde papa Chibou hand-in-hand met
avontuur en romantiek.
lederen nacht hield hij intieme gesprekken met
Napoleon, met Marat en z'n mede-revolutionnairen,
met Georges Carpentier, den bokser, en Julius Caesar,
met. Victor Hugo en maarschalk Foch, met Lloyd
George en met Bigarre, wiens onnatuurlijke neiging
om vrouwen tot gehakt te malen hem op de guillo
tine bracht; met Bodewijk den Zestienden en met
madame Lablanche, die elf echtgenooten vergiftigde
en bezig was het dozijn vol te maken, toen de politie
haar arresteerde; met Marie Antoinette en met ver
schillende martelaren uit den tijd der eerste Christen
vervolgingen. die in stille gelatenheid in electrisch
verlichte catacomben onder het trottoir van den
Boulevard des Capucines in het hartje van Parijs
woonden, 't Waren allemaal vrienden van hem en
voor ieder had hij een vriendelijk woord, als hij hun
gezichten wasehte en hun ooren uitstofte, want papa
Chibou was suppoost van het museum Pratoucy
HET OUDJE MET DE PIJP (FRANSCHE JURA)
De Wereld van Was. Toegang één franc. Kinderen en
soldaten halve prijs. Zenuwachtige dames betreden
op eigen risico de Zaal der Verschrikking. Men wordt
verzocht de wassen beelden niet aan te raken en geen
honden los door-het gebouw te laten loopen.
Hij was reeds zóó lang aan het museum Pratoucy
verbonden, dat hij zelf wel op 'n wassen beeld geleek.
Bezoekers zagen hem er niet zelden voor aan en
betastten hem dan met impertinente vingers of wan
delstokken. Hij dacht er niet aan lien van dit waan
idee te verlossen en verroerde zich niet; met Spar-
taansclie gehardheid bleef hij onbeweeglijk onder hun
gepor staan. Hij ging er trotsch op voor 'n burger van
de Wereld van Was te worden gehouden, welke in
zijn verbeelding een wereld van grooter werkelijkheid
was dan die van vleescli en bloed. Hij had wangen
als kleine, wassen pippelingen, die wel voor tafel
versiering gebruikt worden, ronde oogen, die een
klein beetje uitpuilden en gladde, witte haren, als van
een pruik. Hij was een klein mannetje en leek door
z'n weelderigen, opgekrulden snorbaard erg veel op
een dwerg, die als walrus verkleed naar een bal
masqué gaat. Kinderen, die hem in de duistere gan
gen van de catacomben tegenkwamen, waren er zeker
van dat ze een echten kabouter gezien hadden.
De benaming ,papa" was zuiver een eeretitel,
dien hij gekregen had. omdat hij nu bijkans vijfen
twintig jaar aan het museum werkzaam was geweest.
Hij was ongetrouwd en sliep in een klein kamertje
vlak bij de Romeinsche arena, waar leeuwen en
tijgers van papier-maehé zich tegoed deden aan
eenige heiligen, 's Avonds, als hij
de leeuwen en tijgers afstofte, ver
weet hij ze ernstig hun gebrek aan
kieschheid.
„Ah." zei hij dan tot den groot-
sten leeuw, die een serieuze poging
deed tegelijk een grootvader en 'n
kleinkind te verslinden en gaf hem
een fermen tik om de ooren, „lee-
lijk varken dat je bent. Ik schaam
me voor je, kindermoordenaar. Je
zult er in de hel voor boeten, mon
sieur de leeuw, wat ik je brom.
Satan zal je aan een spit roosteren
Ah, wat een spitsboef, een Apache,
een monster ben je.
Dan boog hij zich teeder over den
ouden heilige, die onder de klauwen
van den leeuw lag en blijken van
smart gaf: „Nog 'n beetje geduld,
m'n brave! Het duurt niet lang om
verscheurd te worden en troost je
intusschen maar: De goéde God
wacht op je in den hemel en als je
wilt, kun je er zelf eiken dag een
leeuw opeten! Je bent een heilig
man. Phillibert. Je zult natuurlijk
Sint Phillibert heeten en wat heb
je dan nog lak aan een leeuw?"
Phillibert was de naam, dien papa
Chibou voor den eerbiedwaardigen
martelaar bedacht had: hij bail ze
allemaal namen gegeven. Na deze
vriendelijke vermaning aan Philli
bert streek hij met z'n stofdoek
liefkoozend over het mollige kind,
dat op 't punt stond door den
leeuw verslonden te worden.
„Moed, m'n arme. kleine Jacob,"
zei papa Chibou dan. „Er zijn niet
veel baby's, die door een leeiiw op
gegeten worden en dan voor
zoo'n heilige zaak! Huil maar
niet, kleine Jacob. En vergeet
vooral niet te trappen en te schop
pen, wanneer de leeuw je heeft
opgeslokt. Wat zal z'n vraatzucht
ham dan leelijk opbreken! Wat
zullen we met z'n tweeën dan kunnen lachen."
Zoo deed hij z'n werk en had voor ieder een harte
lijk woord, want hij mocht ze allen graag, zelfs
Bigarre. den Apache en de andere griezelige bewoners
van de Zaal der Verschrikking. Hij berispte de mis
dadigers om hun betreurenswaardige neigingen in het
verleden en waarschuwde hen, dat hij zóó'n gedrag
in zijn museum niet zou dulden. Het was zijn museum
natuurlijk niet. De eigenaar was monsieur Pratoucy,
'n lang-lialzige, melancholieke man, die voor liet loket
zat en de francjes opstreek. Maar het eigendomsrecht
mocht dan op naam staan van monsieur Pratoucy,
's nachts was papa Chibou onbeperkt heerscher over
dit kleine, wassen koninkrijk. Zoodra de laatste
bezoeker vertrokken was en de deuren gesloten
waren, ging hij z'n onderdanen persoonlijk begroeten.
Z'n zware stem weergalmde dan door de stille ver
trekken
„Ah, Bigarre, ouwe deugniet, hoe gaat 't ermee? En
jij. madame Marie Antoinette, heb je je vandaag
nogal kunnen vermaken? Gooien avond, monsieur
Caesar, voel je je wel lekker in dat luchtige pakje van
je? Ah, monsieur Karei de Groote, ik hoop dat u over
uw gezondheid nog steeds geen klagen hebt.
Z'n boezemvriend was Napoleon. De anderen mocht
hij gaarne lijden, maar aan Napoleon was hij sterk
gehecht. Deze vriendschap was met de jaren gegroeid,
want Napoleon vertoefde reeds even lang in het
museum als papa Chibou.
De gelijkenis was niet erg groot. Hij was kleiner
dan de echte Napoleon en een van z'n ooren was in
aanraking gekomen met een pijp van de centrale ver
warming, zoodat dit nuttige lichaamsdeel den vorm
had gekregen van een spruitje. Men moest van de
veronderstelling uitgaan dat hij op St. Helena ver
toefde. want hij stond op een rots van papier-mache
en staarde peinzend over een niet-bestaande zee. Een
hand hield hij in de borst van z'n lange, grijze jas
gestoken, de andere hing werkeloos aan z'n zijde,
'n Nauwe broek, welke eens wit geweest was. sloot
strak om z'n bolle, wassen buikje. Een Napoleon
tische steek, versleten door het jarenlange, nauwge
zette borstelen van papa Chibou, stond op z'n som
bere, wassen hoofd.
Papa Chibou had zich van de eerste kennismaking
af het lot van Napoleon aangetrokken. Hij scheen
zich zoo eenzaam en verlaten te voelen. Ook papa
Chibou had de eerste dagen, dat hij in 't museum
werkte, niet kunnen wennen. Hij was van Bouloire,
in het zuiden van Frankrijk, naar Parijs gekomen om
er z'n fortuin te maken als asperge-kweeker. .School
onderricht had hij nooit gehad en hij verbeeldde zich
dat de asperges langs de Parijsche boulevards groei
den. Het bleek niet zoo te zijn. Noodzaak en toeval
voerden hem naar het museum Pratoucy om er z'n
brood en wijn te verdienen romantiek en vriend
schap voor Napoleon hadden hem er doen blijven.
Op den dag dat papa Chibou z'n werkzaamheden
in het museum aanving, had monsieur Pratoucy hem
rondgeleid en de geschiedenissen der figuren verteld.
„Dit," zei de eigenaar, „is Toulon, de worger. Dit
is mademoiselle Merle, die den Russisehen grootvorst
doodschoot. Dit is Charlotte Corday, die Marat in
z'n badkuip overhoop stak; deze bloederige meneer
is Marat." Ze waren bij Napoleon gekomen. Mon
sieur Pratoucy liep hem voorbij.
„En wie is deze verdrietige meneer?" vroeg papa
Chibou.
„SapperdekriekWeet je dat niet eens?"
„Hoe zou ik hem kennen? Ik zie hem vandaag pas
voor 't eerst, monsieur."
„Dat is niemand anders dan Napoleon."
Dien nacht, op z'n eerste ronde door het museum,
zei papa Chibou tot Napoleon: „Ik weet niet van
welke misdaden ze u beschuldigen, monsieur, maar
ik voor mij weiger er ook maar iets van te gelooven."
Zóó begon hun vriendschap. Sedertdien omringde
papa Chibou Napoleon met bijzondere zorg en maakte
hem tot z'n vertrouweling. Op zekeren nacht, toen
hij al vijfentwintig jaar aan het museum verbonden
was, zei papa Chibou tegen Napoleon: „li hebt toch
ook dat minnend paartje gezien, dat vanavond hier
was, m'n beste Napoleon? Ze dachten dat 't in dezen
hoek te donker was om in 't oog te loopen, misschien
herinnert u zich 't. nog wel. Maar wij zagen hoe hij
haar hand nam en haar iets toefluisterde. Bloosde ze?
F was er dicht genoeg bij om 't te kunnen zien. Ze is
lief, hè, met haar donkere, sprankelende oogen. 't Is
geen Fransch meisje, maar 'n Amerikaansch. Je kunt
't hooren aan de manier waarop ze de r uitspreekt.
Hij is een Franschman en een knappe, jonge vent
bovendien
Papa Chibou veegde 'n stofje van Napoleon's
goeie oor.