JGmsaplosl
XUGGET
DE GOEDE RIVIER
Houdt het steeds bij de hand
dit ideale snelverband
elastisch
Vervolg van blz. 13
zich toe en drukte zijn gezicht tegen
liaar horst.
„Mag ik mijn zwarte geit dan mee
nemen?" snikte hij.
Hij had een zwarte geit; toen 't nog
een jong diertje, was, had hij 't voor zich
gekozen uit de twee of drie geiten, die
zijn vader hield;
,.\Ve nemen alle geiten mee," zei zijn
vader; en toen zijn vrouw zei; ,.Iloe
krijgen we die over al dat water?"zei hij
alleen maar: ..We zullen wel moeten,
want 't is ons eten."
Dien zelfden dag nam hij dus de deur
uit haar houten scharnieren, en hond hij
haar vast aan de houten hedden en aan
de tafel, en aan dat lompe vlot hond hij
een wrikriem, dien hij had, en toen
klommen Lan Ying en haar moeder en
de kleine jongens op dat vlot. Den buffel
honden ze aan een touw, die moest maar
zwemmen, en de eenden en de vier
ganzen ook. Maar de geit en werden op
liet vlot gezet. Juist toen zij het huis
verlieten, kwam de gele hond hen ach
terna zwemmen en Lan Ying riep:
,.0, vader, kijk eens! Lobo wil ook
mee
Maar haar vader schudde zijn hoofd
en wrikte verder.
„Neen," zei hij, „Lobo moet voor
zichzelf zorgen en zijn eigen voedsel
zoeken, als hij 't leven houdt."
Lan Ying vond het wreed en de
oudste jongen schreeuwde:
„Dan geef ik hem mijn halve kom
rijst!"
Toen schreeuwde de vader, alsof hij
boos was:
„Rijst? Welke rijst? Denk je dat er
rijst o]) 't water groeit?"
Toen werden de kinderen stil. Ze
begrepen het niet. maar ze waren hang.
Rijst waren ze nooit te kort gekomen.
Op zijn minst had de rivier hun ieder
jaar rijst gegeven. Toen Lobo eindelijk
moe werd en hoe langer hoe langzamer
zwom en hoe langer hoe verder achter
raakte, kwam er een tijd, dat ze zijn
gelen kop niet meer zien konden op het
gele water.
Over mijlen water kwamen zij ein
delijk aan den binnendijk. Die stond als
een richel tegen den hemel, en hij leek
'n veilige haven. Land, goed droog land
Lan Ying's vader hond liet vlot aan een
boom en zij klommen aan wal.
Maar er waren er al velen vóór hen
gekomen. Langs die richel stonden
hutten van matten en stapels geredde
meubels, banken en bedden en tafels, en
er waren overal menschen. Want zelfs
die binnendijk werd door liet water niet
gespaard, liet was honderd jaar geleden,
sinds de rivier hem den laatsten keer zoo
had aangetast, en op menige plaats had
den de menschen vergeten, dat er ooit
zoon aanval kon komen, dus hadden ze
den dijk niet stevig en gaaf gehouden.
Dé rivier sloeg door «lie zwakke plekken
heen en raasde er achter, zelfs op de
goedé akkers achter den dijk. Toen was
de dijk een eiland, en daar klemden die
menschen. óveral vandaan, zich aan
vast.
Niet menschen alleen, maar ook de
wilde dieren en <le veldratten en de
slangen kwamen dat stukje land op
zoeken. Waar boomen uitstaken boven
het water, klommen de slangen er in
en dan bléven ze daar hangen. In 't eerst
vochten de mannen er tegen, sloegen zij
ze dood en gooiden ze hun lijken in
het water. Maar er kwamen aldoor meer
«langen, en eindelijk lieten zij ze met
fust, als er geen bijzonder gevaarlijk
exemplaar bij was.
Den hee.len zomer en den heelen herfst
bleef' Lan Ying daar met haar familie.
De mand rijst, die zij mee hadden ge
bracht, was al lang leeg. Ook den buffel
hadden zij moeten slachten en opeten,
en Lan Ying zag haar vader naar den
waterkant loopen en daar alleen blijveii
zitten, toen hij het heest gedood had,
en toen ze bij hem kwam snauwde hij
haar af, en haar moeder riep haar en zei
fluisterend
„Blijf maar een eindje van hem van
daan nu. Hij zit te denken, hoe hij nog
ooit het land kan omploegen, nu liij den
buffel niet meer heeft."
„Hoe moet dat danvroeg Lan Ying
benieuwd.
„Ja, hoe moet dat?" zei haar moeder
somher, in liet vleesch snijdend.
Tiet. leek niet mogelijk, dat het de
goede rivier was, die dat allemaal gedaan
bad. Zij hadden de geiten al vóór den
buffel opgegeten, en «te kleine jongen
had niet eens «lurven klagen, toen hij
zijn lieveling zag opofferen. En 1111
stond de barre winter voor de deur.
En de dag kwam, waarvan zij geweten
hadden, «lat hij komen moest dat er
geen eten meer was. Wat toenWel, ze
hadden hun visehnef nog. Maar de rivier
stuurde geen groote vischen in dat stil
staande overstroom ingswater. Er waren
daar niets dan garnalen en krabben, die
langzaam tegen de modderige oevers op
kropen. De menschen hadden geen van
allen eten meer. Ieder gezin hield zich
afzijdig van de anderen, spaarde zijn
laatste bete, vertelde niemand, wat het
nog had. Maar zelfs die schamele reserve
was weldra uitgeput. Toen was er niets
meer dan de garnalen .en de krabben.
En brandstof, om die te koken, was er
ook niet. Ze moesten rauw opgegeten
worden. In 't eerst dacht Lan Ying,
dat ze 't niet kon dat ze liever dood-
hongerde. Haar vader zei niets, maar hij
keek naar haar en glimlachte een beetje
gri mmig, toen zij, na een «lag honger te
hebben geleden, van den hoop garnalen
er een nam, die niet meer bewoog.
„Ik zal ze ten minste niet levend op
eten," mompelde zij.
De eene dag na den anderen ging voor
hij. De winter drong aan met koude win
den en plotselinge vriesnachten. Als het
regende, werden zij allemaal tot op hun
huid doorweekt en kropen als schapen
hij elkaar. Maar 't regende niet dikwijls,
en den volgenden dag konden zij hun
kleeren in de zon drogen. Lan Ying werd
erg mager, zoo mager, dat ze het altijd
koud had. Maarzij keek naar de anderen,
en de jongens waren ook mager, en heel
stil. Ze speelden nooit. Alleen liep de
oudste langzaam naar den waterkant, als
zijn vader riep, dat hij moest komen 0111
de garnalen voor dien dag te helpen
vangen. Lan Ying zag het ronde gezicht
van haar moeder bleek 011 hol worden,
en haar handen, die rood en dik waren
geweest, met kuiltjes bij de' knokkels,
leken wel handen van een geraamte.
Maar zij bleef vroolijk en ze zei dikwijls:
„Wat een geluk dat we nog garnalen
hebben, en wat een geluk dat we nog
sterk genoeg zijn 0111 te blijven leven!"
Er waren er namelijk velen gestorven
van lien, «lie op den dijk waren geko
men, dus was het er niet zoo vol meer
als eerst. Neen, er was nu ruimte te
over voor degenen, die over waren
gebleven.
Er kwamen in die dagen nooit booten
voorbij. Lan Ying, die uit gewoonte aan
't water ging zitten uitkijken, dacht
herhaaldelijk aan al die vaartuigen, die
voorhij plachten te komen op een dag.
dat zij vischte. Dat leek een heel ander
leven. Was er ooit een andere tijd
S/of op blz. 35
Overal en op ieder oogenblik
kunt U dit noodig hebben om een
kleine wond veilig en afdoende
te verzorgen. U voorkomt hier
mede infectie en ondervindt geen
hinder meer van de wond.
Hansaplast „elastisch" is verkrijg
baar vanaf 15 Cent.
„Vreeselijk weer!"
„Ik heb er geen last van!"
„Regen vind ik tegenwoordig ver
schrikkelijk!"
„Ik niet."
„Hoe kan dat?"
„Heel logisch, ik krijg mijn dagelijksche
dosis NUGGET!"
SCHOENCRÊME VAN SUPERIEURE KWALITEIT
Zwart, Donker-, Middel- en Lichtbruin, Rood, Wit en Blauw.
dtuvnO©
10 en 20 ct
DEZE ROL STAAT ONDER CONTROLE
Eerst grondstof,
dèn bereiding
daarna machinale
verpakking!
N.V. VAN SLOOTEN - LEEUWARDEN