heeleniaal gevuld, hierboven in de
verdunde luelit werd de druk van
binnen te sterk en zoo had u
plotseling een inktvoetzoeker in uw
vingers." Aanschouwelijk natuurkun-
de-onderwijs tussehen hemel en aarde.
„Een potlood, majoor?" Ilij weigert
eenigszina verstoord. Tie woestijnin
spiratie is verdwenen.
Onder ons strekt de woestijn zich
nog eindeloos uit. De woestijn, eens
een schrikwekkende streek, waar uien
alleen met ontzag over sprak. Xu een
onbelangrijke strook zand, die men
overwipt op weg naar Indië.
Drie Europeesehe luchtlijnen trek
ken er geregeld met hun vliegtuigen
overheen. De Imperial Airways, de
Air France, die de Fransche post en
passagiers via Bangkok naar Indo
china brengt, en ten slotte de Hollan
ders van onze K.L.M.; zij waren de
eersten en zijn het betrouwbaarst
Ilun vriendelijke piloten worden onge
nietbaar, als zij op hun tocht- om de
halve wereld een half uur te laat aan
komen.
Ditmaal gezagvoerder Viruly wrijft
zich in zijn handen -- zijn we voor
op de voorgeschreven tijdtabel. IIij
praat al draadloos met Bagdad. De
aarde wordt weer groen, zij leeft weer
op en de blauwe rivieren. Euphraat
en Tigris, zijn haar bloed.
Landing te Bagdad
#~^ni zes uur landen we in de stad
der kaliefen. Vijf jaar geleden
was zij het einddoel van den vierden
dag. Men had tijd om met Haroen al
Raschid 's avonds door de oude slop
pen te zwerven.
De vliegeniers glimlachen: herinne
ringen uit den diligence-tijd van het
luchtverkeer. Bagdad Een benzine
station om de tanks bij te vullen
en dat duurt maar tienminuten.
En bovendien vertelde mij eer
gisteren de chef van den Indië-dienst
is dit ook nog maar ouderwetsc.il
geboemcl. „In mijn -kast," zei hij.
„liggen de plannen voor de toekom
stige cabines met veranderlijken lucht
druk al klaar. Daarmee halen we
Amsterdam-Batavia binnenkort in
twee dagen!" Ik knikte vol bewonde
ring en weemoed.
„Tijd. tijd, mijne heeren!" Gezag
voerder Viruly heeft het ontvangst
bewijs or de benzine al afgete.ekend.
De machine staat ongeduldig te trillen.
Weldra ligt Ktesiplion onder ons..
stukken paleismuur, eens de winter-
residentie van de koningen der Par
ten, een horizontale zonnestraal treft
de laatste steepen. De spleten bij
Kut el Amara, loopgraven uit den
wereldoorlog, zijn al vol schaduwen.
Het doffe zilver daar in de verte
moet de 8 jat el Arab zijn. En nu
glimmen plotseling tallooze kleur
vlekken als confetti van licht. Een
gloeiende ketting van groen om een
vierkant stuk duisternis, die ineens
helder wordt! Een vlieghaven, waar
we behoedzaam op neerdalen
Nachtelijke landing in Basra, de
stad van Duizend en een nacht....
Ook in de buurt van ons hotel, dat-
heel bescheiden rest-house wordt ge
noemd. gloeit liet kleurige, zachte
licht, dat wij uit de lucht al hebben
waargenomen. Tussehen palmen en
hibiscus-st-ruiken hangen lampions.
Na het diner zit men hier aan kleine
tafels om iets koels te drinken. .Meestal
zijn liet vermoeide vliegeniers, die
vroeg naar bed gaan en dan bij
40 graden Celsius toch niet in slaap
kunnen komen.
Ik ben echter op sleeptouw genomen
door mister Moestafa. Nog voor
heeft namelijk een dochter, een bui
tengewoon mooi meisje, waar ik mee
zou kunnen trouwen
Maar Moestafa kijkt op zijn hor
loge: „Moge Allah je pijnigen!"
schreeuwt hij bij wijze van afscheid
zonder mij tijd te laten dit voorstel in
overweging te nemen en hij trekt mij
mee de straat op. De smalle straatjes
zien er spookachtig uit. Hard blaffen-
tJnrmunrd ah ren middeleeuwsrhe ves-
11 ng ligt een eenzaam Perzisch <1 orop
lie route tussehen Bagdad en Basra.
de deur van de cabine openging, hoor
de ik mijn naam al roepen. Iemand uil
Amsterdam heeft hem voor me be
steld. dezen jongen man uit Basra:
klein, zwart, met een trouwhartig ge
zicht en trappelend van ongeduld.
„Alles k omt in onle," fluistert hij,
„maar pas tegen middernacht."
En als het zoo laat. is, staat hij met
zijn wa^en al voor mijn hotel.
Wij glijden de schimmige schepen
voorbij, die van de Perzische Golf de
rivier opgevaren zijn en nu aan den
oever van den Sjat el Arab zachtjes
heen en weer schommelen. Onze
schijn werpers ill 11 min eerei t d a lelpali 11 -
bosschen. Hier wordt uit zonneschijn
zuivere suiker gemaakt, de vrucht
bevat 85 200 kilo per jaar plukt
men van verschillende hoornen in deze
tuinen, die naar zware en zoete, al te
zware en zoete likeur ruiken - zooals
de geheele Oriënt. Ook Basra ruikt er
naar. In (le bazars, voor en achter de
kleine vensters, waarvan vele van
tralies voorzien zijn
„De kleermakersstad lieb ik ge
vraagd. toen we een verlichte straat
inreden. Om het andere huis zit daar
iemand neergehurkt als in een etalage
zonder ruit, naait, zoomt en stikt.
„Het is het seizoen voor de voor-
jaarsboernoezen," legt Moestafa uit.
„iedereen heeft dan zijn handen vol
en wegens de hitte werken ze 's naelit."
Ik denk aan de op oostersche wijze
gek ruiste beenen van onze kleermakers
in het Westen - geen wonder, wan
neer de kleermakers ook hier nog zoo
hurken.
In een café niet ver hier vandaan
zitten hun klanten. Men vindt daar
employé'» van de „echte"' zijdefa-
briek, die overdag op de rupsen pas
sen, karavaanleiders met gezichten
van geel perkament, waar ze het
mondstuk van dé nargileh in steken,
de waterpijp, die koelen rook voort
brengt. Dadelboeren spelen domino.
fk zou overigens wel willen weten,
hoe het 1111 eigenlijk met den dadelwijn
staat. Want deze sterke, al te zoete
thee. die men hier uit vingerhoedjes
drinkt, is op den duur geen lafenis..
Mijn kleine, ijverige Arabier zorgt er
voor. dat ik op mijn wenken bediend
word tweeledig nog wel: hij brengt
een soort groenige stroop en den hel
deren dadelbrandewijn. Die smaakt
het beste, vind ik, hoe beter men dien
leert kennen, hoe meer men zich als
vreemdeling thuis gaat voelen,
Xu eerst merk ik, hoe eigenaardig
dit lawaaierige café „behangen" is.
Alle wanden zijn versierd met por
tretten in schreeuwerigen driekleuren
druk. Keu Perzische sjah, die allang
gestorven is, en de koning van Irak.
Maar daarnaast en daarboven niets
anders dan vrouwengezichten. Ko
ninginnen? Dat niet: het zijn allemaal
zoogenaamde Europeesehe schoon-
Ken schilderachtig niarkltujeveeltje te
Bagdad, de stad 1 raar het K.L.M.-toe
stel slechts tien minuten stopt.
heden, die nooit werkelijk
geleefd hebben, maar die
een of andere handige za
kenman heeft laten schil
deren, daarna liet drukken
en in groot-e hoeveelheden
naar den Grient stuurde.
Behalve deze suikerzoete
meisjes glimlacht echter
niets vrouwelijks u toe.
Want vrouwen verdwijnen,
zoodra het donker wordt
's Nachts is iedere stad in
Mesopotamia een mannen-
stad.
Plotseling zit een man
met een hoofddoek aan
onze tafel. Hij tracht Moes
tafa iets duidelijk te maken
en deze moet nu voorluik
spelen. De vreemdeling,
ongeveer vijftig 'jaar oud,
van nature gemakkelijk
opgewonden en met een
diepe stem, heeft mij iets bij
zonders mede te deelen. Ilij
Geen spoor eon leem is te
zien op de harre bergvlakte
van Palestina.