Küblev j LfMermanzts e_y Vaai~^x Wie verstandig is,naait met daar^i^elastisch, is,sterk en kleurecht, j is de beste. 13 in slavernij te leven. Samuel had ge vloekt en met zijn tanden geknarst, doch zij had alleen maar berustend ge schreid. De ziel van den nikker was ge boren in de duisternis en in de duister nis zou hij leven tot aan zijn dood. Dan zou de Enge! Gods komen en liem vrij verklaren en voor ftods aangezicht zou zijn gelaat wit worden als sneeuw. Zoo had zij het geleerd in haar kinder jaren en in dit geloof vond zij de kracht te berusten. Na de wreede scheiding van -haar kinderen hadden Samuel en zij een nieuwen meester gekregen in meneer Trevelyan. Dat was vijfentwintig jaar geleden, zij wist het heel nauwkeurig. Meneer Trevelyan was een beste meester en zij hadden het heel goed bij hem en zijn vrouw. Toen ging haar dochter trouwen niet 'n nikker van den Mis souri en had zij ook van haar moeten scheiden. En tien jaar later ontviel haar Samuel. Toen bleef zij alleen en beidde geduldig den dood. Want de dood was de beloofde verlossing en het leven had thans niets aantrekkelijks meer. Want de tijden waren veranderd en met de tijden ook de menschen. Vroeger kon iedereen in vrede leven en leek de Vijf-boomen-vallei op Gods eigen para dijs. Maar de oorlog was gekomen tue- schen noord en zuid en sindsdien leefde iedereen in angst en vrees. De Yankees hadden den nikkers de vrijheid beloofd, als zij den oorlog wonnen en velen had den hun oor geleend aan die mooie praatjes. Maar wat had een nikker aan die vrijheid? Wie gaf hem te eten en waar vonden zij een plek om te slapen? Zij had ze gezien, die dwazen, in groote troepen de plantages verlatend en zin gend her- en derwaarts trekkend, totdat zij er bij neervielen van honger en ver moeienis. Neen. de ziel van den nikker was in de duisternis geboren en alleen Gods Engel zou het gegeven zijn hen vrij te maken. Claudia had haar pijp leeg gerookt. De duisternis was thans zoo dicht in de vallei, dat zij zelfs de geblakerde muren en de boomen niet meer kon onder scheiden. Zij stond op, blies de lamp uit en een oogenhlik later viel zij als een kind zoo gerust op haar stroornatras In het vale licht, van den aanbreken- den dag naderde een kleine troep rui ters de Vijf boomen-vallei. Het waren ruiggebaarde mannen en zij droegen uniformen van de zuidelijken. Kapitein Hilverton en luitenant Joggens be reikten het eerst den heuveltop. Zij stegen af en staarden onderzoekend in de vallei neer. De troostelooze aanblik van de zwartgeblakerde muren ont lokte den kapitein een kille, verwen- sching. „Die ellendige kerels! Het zijn me héldeudaden, vrouwen en kinderen van hun onderdak berooven. Hij wend de zich om naar zijn manschappen. „Weet een van jullie ook van wien deze bezitting is?" „Ik vermoed van kapitein Trevelyan, mijnheer," antwoordde een der mannen. „Die moet althans in deze huurt wo nen." „Kapitein Trevelyan van de eerste cavaleriebrigade „Juist, kapitein." „De bezitting is verlatende bewoners zijn vermoedelijk gevlucht," merkte de luitenant op. „Niet zoo verlaten, als u gelooft. In een der hutten brandt een vuur. Zou onze vriend Adam daar misschien een schuilplaats gezocht hebben?" „Het is niet onmogelijk; zullen we eens gaan kijken?" stelde de luitenant voor. Met de paarden aan hun hand ste gen zij in de vallei af. De doodvermoeide neger in de schuur sliep rustig door, onbewust van het naderend gevaar. Claudia zag hen echter komen en haar eerste gedachte gold den vluchteling. Zij zou hem niet verraden - in den oor log was reeds genoog negervleesch ge schroeid en verbrand. Toen de ruiters het huisje naderden, kwam zij te voor schijn. Zij herkende zuidelijken vrienden van haar meester. „Een oude negerin," merkte luite nant Joggens op. De kapitein gaf geen antwoord. Vlak voor do hut hield de troep stil. „Dag, opoe, wie woont hier?" infor meerde kapitein Hilverton. „Meneer Trevelyan, maar hij is in den oorlog, mijnheer," antwoordde Claudia. De officier snoof de brandlucht op. „Pas gebeurd, hè? Waar zijn de be woners gebleven „Vier dagen geleden kwamen de Yankees ineens van gindsehe heuvels afstormen," zei Claudia dof. ..Zij sloe gen alles kort en klein en staken er toen den brand in. De nikkers riepen ze bij elkaar en toen lazen ze een brief voor waarin stond, dat alle slaven vrij waren verklaard. Toen is mevrouw naar haar familie aan den Missouri ge vlucht. maar de nikkers zijn met haar meegegaan. Want wat moet een nikker met de vrijheid doen, als hij geen eten en onderdak heeft?" Claudia kreeg tranen in haar oude oogen, toen zij naar de naakte muren staarde en aan haar meesteres dacht. Kapitein Hilverton spuwde op den grond. „De ellendelingen! Weerlooze vrouwen en kinderen, zeg ik. Zeg, opoe." ging hij vriendelijk voort, „we zoeken een nikker, een vogelvrij ver klaarde. Hij is overgeloopen naar de Yankees en heeft tegen grof geld onze vrienden verraden. Het is een schurk, want hij heeft de Yankees tot gids ge diend en hun verschillende plantages aangewezen-, waar iets te halen viel. Wij hebben 'm te pakken gehad, maar hij is ons ontvlucht. Hij is tweemaal ge brandmerkt heb je hier gisteren soms een neger zien zwerven?" Claudia staarde den officier met don kere oogen aan. Die nikker in de schuin was dus geen onschuldige vluchteling, maar een schurk. Had hij den Yankees misschien ook den weg gewezen naai de Vijf-hoomen-vallei? Zij dacht aan de tranen van haar meesteres en aan het gejammer van de nikkers, toen zij het huis in vlammen hadden zien opgaan en haar gelaat verstrakte. Bevend wees zij naar de schuur. „Tweemaal gebrandmerkt die nik ker is gisteravond daar binnen geslo pen, mijnheer. „Wat duivel, en daar moet je eerst nog over nadenken, opoe viel de luite nant uit. „Kom mee, mannen, maar zachtjes. Kapitein Hilverton bleef achter. Hij had een strootje van den grond opge raapt en stak het in zijn mond. Hij was tevreden over den uitslag van zijn expe ditie. Die schurk van 'n neger had tien maal den dood verdiend voor zijn ver raad en het speet hem eigenlijk, dat hij hem maar één leven kon ontnemen. In de schuur klonk 'n wilde schreeuw, gevolgd door vloeken en het rumoer van een worsteling. Maar de vluchteling had niets in te brengen tegen de vijf krachtige mannen, die hem overvielen, en met een gesmoorden kreet gaf hij zijn verzet op. Een oogenhlik later ver scheen hij buiten, sidderend over ai zijn leden en meegesleurd door de sol daten, die hem stompten en sloegen, waar zij hem konden raken. Sloi op blz. 15 Elegante lijn, solide al- werking en uitstekende pasvorm, dit zijn de goede eigenschappen van iedere japon Catalogus gratis. Zoo noodig worden adressen waar Kübler-kleeding verkrijgbaar is gaarne verstrekt door de hoofdvertegenwoordiging Fa. G. H. TE KORTSCHOT, Winterswijk, Tel. 2391 1 i .AA- LET U OP HET HANDELSMERK SCHAAKBORD.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1939 | | pagina 13