VIM lea*/ ïinigt zacht krast nooit Dan Droste Pastilles! Die vallen altijd in den smaak. Die zijn altijd welkom U wilt op iets goeds tracteeren? 27 kende het klappen van de zweep Karei was tegenwoordig vaak tot diep in den nacht aan het werk in de smederij van Hieronymus Kugel. Nau welijks was hij 's avonds binnen, of baas Kugel grendelde secuur de deur en liet noch klanten, noch de oorlogsinva liden binnen, die er vroeger van hun ervaringen aan het front kwamen ver halen. Het was warm in de werkplaats en zij konden er hun hart nog eens uit storten over hun inzichten aangaande de politiek en de maatschappij. „Ziezoo, nu komt er geen mensch meer in, Karei," zei Kugel dan. „Van dit werk hebben ze toch geen verstand. En het gaat hun niets aan ook." Soms gingen ze samen, heel vroeg in den morgen, naar een stuk land, dat Hieronymus Kugel buiten het doip bezat. Verlieten zij het dan weer, dan zag het land eruit, alsof het was om gewoeld door een heele kudde wilde zwijnen. Eiken dag herhaalde de smid bij het afscheid dezelfde woorden „Ja, het lukt, Karei! Het komt in orde! Jongen, wat heb jij toch een hersens. Je bent een geboren genie, Karei. Op zekeren dag stond Karei Neist voor den ouden Herbert Neist. „Nu moeten wij gaan sparen, vader," zei hij ernstig. Herbert Neist vestigde een verrasten blik op zijn zoon. „Sparen, zeg je! Maar, jongen, wij sparen immers al lang." „Zeker, maar wij moeten nog spaar zamer worden. En als het niet anders kan, wil ik er zelfs honger voor lijden." „Waarvoor, Karei!" Karei Neist rekte zijn gestalte. „Ik ga een fabriek vestigen, vader," zei hij vastbesloten en met nadruk. Met een ruk ging het hoofd van Her bert Neist omhoog. „Een fabriek, zeg je!" „Jawel. Een fabriek voor de vervaar diging van modern tuingereedschap." Zijn vader keek hem sprakeloos aan; meende hij dat nu werkelijk! „En daar heb ik geld voor noodig. vader!" Herbert Neist had de vreemde ver rassing eindelijk verwerkt. „Tuinge reedschap!" vroeg hij voorzichtig. „Juist." „Maar voor den drommel, jongen! Waarom moet het nu juist tuingereed schap zijn!" „Ja, waarom?" herhaalde Karei glimlachend. „Dat idee is me nu een maal ingevallen, vader! Ik heb drie octrooien aangevraagd en twee model len van mijn nieuwe uitvindingen ge deponeerd." „Octrooien aangevraagd? Op je uit vindingen? Met dergelijke dingen dien je voorzichtig te zijn, maar ik weet natuurlijk niet wat je in je hoofd hebt." „0, maar dat is wel in orde," lachte Karei onbezorgd. „Ik zal je de modellen eens toonen van mijn nieuwe werktui gen. Ze functionneeren onberispelijk. Maar het is heelemaal niet mijn plan me uitsluitend te bepalen tot de ver vaardiging van mijn eigen vindingen. Daarnaast wilde ik me toeleggen op de fabricatie van houweelen, schoppen en spaden, harken en dergelijke dingen meer voor den tuin. Het gereedschap dient alleen een sierlijker en handiger vorm te krijgen dan hetwelk tegenwoor dig in gebruik is. Ik twijfel er niet aan, of het zal er ingaan bij het publiekhet nieuwe trekt de menschen aan." Herbert Neist twijfelde nog steeds <>f het idee levensvatbaarheid had. Tuingereedschap het had iets van speelgoed. „Denk je werkelijk, beste jongen...." begon hij aarzelend. Maar Karei viel hein reeds in de rede. „Ik ben overtuigd dat het gaan zal, vader. Men hoort nu wel overal spreken van een vlucht van het land naar de stad, maar de voorteekenen zijn er reeds, dat weldra het omgekeerde zal plaats vindeu. Hoor een echten stedeling maar eens praten over landelijke ge noegens en aanschouw dien trek eens op Zondagen naar buiten. In het hart van de menschen is de liefde voor de natuur blijven leven en hoe minder zon en hoe meer stof in de steden, des te grooter zal het verlangen worden naar de ruimte en het licht en de schoonheid van het land." Hij pauseerde even, als verwachtte hij critiek op dit betoog, maar Herbert Neist keek zijn zoon slechts nadenkend aan. „Nu het snelverkeer zich in nieuwe lianen begint te ontwikkelen en de af standen met den dag kleiner worden, zal die trek naar het land volgens mij nog in beduidende mate toenemen," vervolgde Karei. „Ik voorzie dat in de nabije toekomst steeds meer zakenlui zich buiten de stad zullen vestigen. De zakenman zal er zijn landhuis hebben en zijn tuin, hetzij siertuin of moestuin, dat doet er in dit geval niet toe. Dien tuin zal hij in elk geval bewerken, of door anderen laten bewerken. Maar ook de kleine man zal zich bij voorkeur aan den buitenrand van de stad gaan vesti gen. Hij heeft zijn fiets en den autobus om zich naar zijn werk te begeven en 's avonds en op zijn vrije dagen zal hij zijn ontspanning zoeken in den aanleg en het onderhoud van het tuintje, dat hij het zijne zal noemen. Al die menschen hebben tuingereed schappen noodig en ik weet dat er reeds veel vraag naar is. Men zou zelfs kun nen spreken van een behoefte aan een fabriek als die, Welke ik van plan ben te vestigen. Er is behoefte aair modern, degelijk en goedkoop tuingereedschap en dat, zal ik gaan fabriceeren." „Zeg me eens, Karei, wat zijn dat voor uitvindingen, die je hebt gedaan?" vroeg Herbert Neist eindelijk. „Ten eerste een kleine ploeg, die niet door paarden- maar door menschen kracht wordt voortbewogen." „Een ploeg?.... Hoe dan?...." „Het idee is zeer eenvoudig, vader. Eén man bestuurt den ploeg en een ander trekt hem. Zoo'n ploeg presteert natuurlijk niet zooveel als zijn grootere broer, die op het land wordt gebruikt, maar dat is ook volstrekt niet noodig voor het doel, waartoe hij vervaardigd is. De vore, die hij snijdt, is smal, maar diep genoeg. Verder heb ik een verstel bare handzaaimachine vervaardigd, een veelscharigen ploeg voor het openscheu ren en omwerken van kleihoudende gronden en verder nog allerlei nieuwe gereedschappen voor den tuin. De prij zen zijn zoo laag, dat ze zelfs voor men schen met smalle beurzen niet te be zwaarlijk zijn." Herbert Neist had hem tot het einde toe aangehoord. „Heb je de zaak wel goed doordacht, jongen?" „Ja zeker, vader. Alles heb ik tot in details bestudeerd en van alle kanten beschouwd. En ik ben absoluut over tuigd, dat mijn opzet slagen zal. Bo vendien; je moet tegenwoordig iet-- wagen ook, wil je wat bereiken." „Wagen, zeg je? Jongen, ik heb au ders al zoo vaak iets gewaagd. En altijd is het mis gegaan." „Maar dit kan niet mis gaan, vader En ik waag niet roekeloos, want ik be gin van onderop te bouwen en ik heb dus niets te verspelen." Wordt vervolgd ALTIJD WELKOM! Spaart plaatjes voor het nieuwe album „Het Water op"! Scherpe schuurmiddelen veroorzaken krassen, waar vuil en vet in blijft zitten. Het fornuis gaat er dan gauw versleten uitzien. Maar door de dubbele werking reinigt Vim uiterst zacht Vim maakt het vuil los, zodat het gemakkelijk kan worden verwijderd. Elk spatje overgekookt voedsel vliegt er af en het fornuis wordt glanzend schoon. Vim reinigt alles zacht en grondig goot steen, potten en pannen, schilderwerk, houtwerk en emaille. OP ELKE BUS EEN BON VOOR GESCHENKEN OP ELKE BUS EEN BON VOOR GESCHENKEN

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1939 | | pagina 27