29
'n opoe, verbaasd omdat de pop een 1
beter is dam de hare.
Een carnavalskop, die
op 'n Hollandschen
komiek lijkt.
Of het kipwagentjes zijn of bonbons, die ine staande
houden, tractors of electrische klokken, ik geef
me over met volle belangstelling. Hier ben ik, Mer-
curius, tout a vous,
dienstwillig en met de
meeste hoogachting
uw dienaar vandaag.
Al kan ik den grau
wen damp, die in de
Beatrix-hal hangt,niet
thuisbrengen, hij is
mooi, hij hangt als een
sluier al hangt hij over
machines, die voor
gewone menschen on
begrijpelijk zijn. Gij
zendt mij haarden en,
kachels tegemoet
best, ik zól ze bekijken
voor één dag en alles
gelooven wat er over
verteld wordt. Ik wil
onderdanig zijn en de
literatuur verwerken,
die mij in de hand
wordt gedrukt, com-
mercieele gedichten in
proza, dat van een
andere wereld is en
hiermede heb ik het
genoegen u mede te
deelen, Mercurius, dat
ik van alles proeven
zal, dat me wordt aan
geboden, dat ik iedere
„offerte" geduldig zal
lijden
Het wordt woelig en druk. Zeer veel „aparte"
dameshoedjes bewegen zich in de gangen, -die
eigenaardige, onbegrijpelijke hoedjes van onzen tijd,
die van sommige vrouwen slecht geïmiteerde
Valenciennes maken en waaraan wijduitstaande
gordijntjes hangen uit de dagen van den Fransch-
Oostenrjjkschen oorlog.
„Kan ik u misschien met een of ander.f"
„Nee, meneer, niks niks, laat mij asjeblief met
Mercurius alleen."
,.U bént toch alleen?"
„Ach, nee. ziet u hem niet? Hij loopt naast me.
met zijn helm op en zijn slangenstaf.
Dat was vóór den blanken stand van 't ministerie
van Economische Zaken, die er zoo ernstig en ver
zorgd uitziet. En denkend aan de crisis (is die er nog
of is die weer weg?) ontmoet ik Dopey van Walt
Disney, 'n geestig masker en daarboven op 'n plank
'11 carnavalskop, die op 'n Hollandschen komiek lijkt.
Knap gemodeleerde etalagepoppen, draaiend met
hun oogen, schuddend van het lachen, houden 't
publiek geboeid, dat van den stand niet weg te
krijgen is; soms wat dl te naturalistisch getypeerde
kinderpoppen, geestig versierde olifantjes en giraffes,
torens van zuurtjes-met-indirect-licht, die mij aan
den Brabantschen bakker doen denken, die worste-
broodjes-met-muziek verkocht; 'n diorama van 't
vogeleiland Texel, 't fluoresceerende kabinet van
Ben-Ali-Bey, de houten en wassen dames en heeren
op de vierde verdieping en Herman Heijenbrock, de
robuuste directeur van 't Arheidsmuseum, die naar
Herman Heijenbrock, die naar kunstbloemetjes kijkt....
'u etalage van kunstbloemetjes staat
te kijken. dat alles completeert
de veelheid van indrukken bij 't
,T aarbeursbezoek.
En van de kunstbloemen, de uur
werken, de sponzen, de tennisrackets,
ansichten, aetherische oliën, bijoute
rieën, brillen, tapijten, meubelen
naar 'n kiemen stand waarin een mode
pop sierlijk staat gedrapeerd in zwart
en zilver. En daarvoor 'n opoe, ver
baasd omdat de pop 'n hoed draagt,
die eigenlijk niks beter is dan de hare.
,,'t Is maar de kwestie wat 'r voor 'n
gezicht onder zit," zegt de juffrouw
van den stand onvriendelijk.
Ik stel haar voor de proef te nemen
en de hoeden te ruilen.
Ze doet 't niet.
Nu voel ik lust om 'n aardewerk
stand binnen te gaan, waar de ver-
kooper en zijn klanten zoo gezellig
rondom de tafel zitten, dat 't op 'n
farailiedineetje begint te lijken.
Langs haarden, altijd weer haarden,
stofzuigers en gramofoonplaten berei
ken we 't Vredenburg met zijn tractors, kip-
wagentjes en draineerbuizen.
En nu schiet daarbuiten nog éénmaal ons
gemoed vol bij het
aanschouwen van
een man, verpakt
in zwarte katoen
en afgewerkt met
glimmend metaal,
die nauwelijks zijn
beenen kan be
wegen en door zijn
verschoning tracht
duidelijk te maken
hoe voortreffelijk
de nieuwste Amerikaansche
methode van droog-scheren
toch wel is.
Je moet 't er maar uit
kunnen distelleeren.
't Vredenburg ligt in den
regen, want de zon heeft
het niet kunnen volhouden
op den eersten Jaarbeurs
dag. In de verte stijgt een
blauwe damp op uit de
puinen van den laatsten
brand. Er is muziek en
kleur van reclame. Daar zijn
talrijke buitenlandsche ge
zichten, je hoort Fransch en
Duitsch tussclien 't onver
gelijkelijke Amsterdamsch,
het smeuïge Limburgsch en
Brabantsch, het Achter-
hoeksch en Groningsch,
't lichtelijk geparfumeerde
Haagsch en het dikke volle Rotterdamsch. Je hoort
er Fransch uit Brussel en vetgesmeerd Vlaamsch.
We hebben er ook Noorscli en Deensch gehoord.
Of Mercurius tevreden is over het begin weet ik
niet, meestal klaagt ie, óók als er niet te klagen is.
't Hoort er bij, denk ik.
Mij dunkt echter, dat het interessantste op deze
veertigste Jaarbeurs is het blijk van wilskracht van
den Nederlandschen handelsman, die in dezen tijd
met zulk een vaart en durf voor den dag komt in
het reusachtige gebouw op het Vredenburg, waar 't
ineens, telkens als er 'n Jaarbeurs is, 'n stukje groot
stad lijkt.
Als ik Utrechtenaar was zou ik voorstellen om
met vereende krachten ieder jaar dat Handelsfeest
zóó pompeus in te luiden, dat héél Nederland er
naar toe zou willen komen en dat de openingsdag een
nationale feestdag werd. Voor „leeken" biedt zoo'n
Jaarbeurs zooveel interessants niet alleen in 't hart,
de beurs zelf, maar ook in haar „zelfkant".
Enromantiek is er óók. Ik geloof zelfs dat je
die vinden kunt in een grootboek of 'n journaal, als
je maar precies weer waar ze zit.
HERMAN MOERKERK
....waar de verkooper en zijn klanten zoo gezéllig
rondom de tafel zitten.