m
DINGERS
wt
COMMANDEUR IN HET
LEGIOEN VAN EER
Hij weet het
nu beter!
Kersen eitjes
De vulling is
dezelfde als van
de fijne Ringers
Kersenbonbons.
Spaart Albumplaatjes
op d&ri -ricuxm
12
Slot van blz. 5
Er is een verschil tusschen
blouses en blouses! Dit blijkt
duidelijk ols U rich eens in een
betere zaak de „Venus"-mo-
dellen laat toonen. Met recht
ruit U vaststellen Deze blouses
munten uit door sportieve lijn,
prachtkwaliteit, excellente
pasvorm en toch zoo voor-
deelig in prijs.Vraagtkostelooze
toezending van ons nieuwe pro
spectus „Van week tot week" bij
N.V.Teweha, Rotferdam-W 215.
Adres in blokletters s.v.p.
Ik was razend. Ik spartelde en schopte
naar alle kanten.
„Laat me los," gromde. ~ik„jullie
hebben met mij niets te maken. Mijn
horloge.mijn gouden horloge.
de bandiet. natuurlijk toen ie me op
het paard wou tillentoen heeft ie
't gerold."
„Kom, kom, meneer, neem 't nou
maar kalm op!" I)e agent trachtte me
wat vreedzamer te stemmen. „Vooruit
dan tnaar! Grijp zijn beenen.
De pootige kerels hadden een heelen
toer me in den wagen te krijgen. Ik
trapte, rukte en wrong uit alle macht.
„Maar dit is een misverstand," brulde
ik. „jullie werden niet op mij.
„O, nee? Ja, ja, dat, kennen we,"
merkte de agent droogjes op. „Gooi
hem een deken over het hoofd, dan
hoeven we die wartaal ten minste niet
langer aan te hooien.
Een klein mannetje in een grijze jas
met een groote zwaargebouwde vrouw
aan zijn arm verdween om den hoek
van de Drouningsgade en dat. was 't
laatste wat ik me herinner nog gezien
te hebben
Toen werd alles mij zwart voor de
oogen. Ik merkte dat ik op de draagbaar
werd neergelegd. Een zware kerel ging
boven op me zitten. Een deur sloeg
bonzend dicht. Wij reden weg.
Tenzij men er ondervinding van heeft,
kan niemand zich voorstellen, hoe won
derlijk kalmeerend het op iemand werkt
om in een deken te worden gerold en
tot zitplaats van een ander te dienen.
Al heel gauw voelde ik me heelemaal
gekalmeerd en onderworpen.
In zekeren zin moest het toch wel
een teleurstelling voor mij zijn, dat
iemand, die zoo juist tot comman
deur in het Legioen van Eer was
benoemd, op deze wijze behandeld kon
worden, maar ik was er van overtuigd
dat, zoodra wij aan het ziekenhuis arri
veerden en ik den dokter gesproken
had, het misverstand zou worden opge
helderd.
Maar 't is niet zoo gemakkelijk als
men zou nieenen om iemand, waar je
wildvreemd tegenover staat, de overtui
ging bij te brengen, dat je verstand goed
in orde is, en zeker niet als je pas een
ondervinding hebt opgedaan, waardoor
je danig van streek bent geraakt, en
wanneer je je buitendien nog ongerust
maakt omdat je vrouw al meer dan
een uur met het diner zit te wachten, ter
wijl je beloofd hebt, precies op tijd thuis
te zijn. Ik wist wat me nog te wachten
stond
Ik wilde dan ook de afwikkeling wat
bespoedigen door terstond te trachten
den dokter te bewijzen, dat ik wel dege
lijk goed bij m'n verstand was.
Maar juist hierdoor kreeg hij argwaan,
liet, klonk ongeveer hetzelfde alsof
iemand, die flink wat gedronken heeft,
begint met je te verzekeren, dat hij niet
dronken is; je weet dan al direct dat
er iets niet in orde is.
En evenmin kon de dokter zich voor
stellen, dat er geen reden zou zijn om
mij in een ambulancewagen te vervoe
ren.
Aanvankelijk was de dokter erg vrien
delijk en luisterde hij met sympathie.
Het speet me hem lastig te moeten
vallen, maar ik meende, dat hij van mijn
heele relaas kennis behoorde te nemen.
Ik vertelde hem van de vreemde ont
moeting op de wenteltrap, van Nelson,
Trafalgar, Austerlitz en de paarden in
de kathedraal. Langzamerhand nam de
dokter 'n meer peinzende houding aan.
Ik ging verder met hem te verhalen over
het incident met Blücher en zijn paard.
„Grrr. hum!" knorde de dokter.
Ik jammerde over mijn horloge, mijn
kostbaar savonet, dat verdwenen was.
Die Napoleon moest het wel gestolen
hebben. Wat zou oom Jonas er in
's hemelsnaam wel van zeggen? Het was
eenvoudig een ramp. Ik geraakte weer
in opwinding. Hij zou me onterven. Ik
moest tiaar het politiebureau.... on
middellijk.
Weifelend keek de dokter me aan.
Misschien dacht hij wel, dat ik er nu
juist niet uitzag alsof ik ooit eigenaar
van een gouden savonet geweest, zou
zijn. Waar zou hij mij voor houden?
„En toen," zoo besloot ik, „werd ik
benoemd tot commandeur in het
Legioen van Eer."
„In wat?"
„In het Legioen van Eer."
„Hm!" zei de dokter. „een eigen
aardig geval. Parania minor. hoewel
niet ongeneeslijk! 't Is jammer dat we
niet méér kamers hebben; misschien kan
uw vrouw u oppassen?"
„Mijn vrouw! Ja, natuurlijk!"
Waarom had ik daar niet eerder aan
gedacht? Ik stelde voor, mijn vrouw
thuis op te bellen. Zij kon voor mij
instaan.
De dokter stemde daar terstond mee
in en ik koos het nummer.
Zoodra ik „hallo" gezegd en de stem
van mijn vrouw herkend had, over
handigde ik den hoorn aan den dokter,
zoodat hij zou kunnen vragen wat
hij wilde. Maar hij kreeg geen kans om
ook maar een woord te uiten. Zijn gelaat
vertoonde ras trekken van onbehaaglijk
heid, gevolgd door verbijstering. Afijn
eega moet zoo al het een en ander
gezegd hebben. Zij had het diner dan ook
reeds langer dan een uur gereed staan en
zij duldt geen scherts wanneer zij uit
haar humeur is.
Eindelijk legde hij den hoorn op het
toestel.
Toen hij weer in staat was om een
woord uit te brengen, zei hij
,,1'w vrouw geeft mij den indruk, dat
zij terdege bekwaam is om u onder toe
zicht te houden. I' kunt naar huis
gaan."
De dragers namen mij wederom onder
hun hoede en in de ambulance werd ik
naar huis gereden.
Ik was liever naar het politiebureau
gegaan in verband met mijn horloge en ik
vond het 'niet bijzonder aangenaam om
op deze wijze thuis te arriveeren
vanwege de buren. Maar mijn protest
was nutteloos. Mijn bewakers waar
schuwden me om alle onnoodige drukte
achterwege te laten. Zij hadden hun
instructies. Zij leverden me over aan
mijn vrouw, met uitdrukkelijke bevelen
om goed op mij te letten. Mochten de
symptomen zich opnieuw voordoen, dan
behoefde zij slechts te telefoneeren.
Terwijl zij stonden te praten, ging ik
de slaapkamer binnen om mijn haar
te borstelen en het eerste voorwerp,
waar mijn oog op viel,was mijn door-de-
weeksche colbertje, dat daar in de kast-
hing.
En in het vestzakje.het horloge!
Ik had vergeten het in mijn Zondag-
sche costuuin te steken, dat ik nu
aanhad!
Napoleon is ten onrechte van veel,
ja te veel beschuldigd!
„Nou meneer, U hebt het stevig
te pakken. Hebt U al Wybert-
tabletten t"
„Man, ik heb m'n zakken vol mei
drop, kijk maar
„Ja meneer, maar drop is nog
geen Wybert
Wybert-tabletten helpen uitste
kend; ze worden nooit los ver
kocht, maar uitsluitend in de
bekende blauwe dooten A Fl. 1.85,
60. SS en tS cent."
Naam, merk en verpakking
wettig gedeponeerd.