MARTINI DROSTE „PRETTIG PASCHEN" PAASCHEITJES de juiste „noot" bij iedere gelegenheid ook nu de mare weer door het dorp, dat Neist niet gierig was en zijn men- schen prezen zich gelukkig, dat zij bij hem in betrekking waren. Ilieronymus Kugel was trotsch ge worden als een koning op zijn fabriek. Hij ontving maandelijks een hoog salaris en eenmaal in het jaar zijn aandeel in de winst. Hij zou dan ook niet de min ste zorgen meer hebben gekend, als zijn vrouw hem het leven niet zoo ver bitterd had. Zij was de meening toege daan, dat Hieronymus nu ook in zijn uiterlijk moest toonen, dat hij een hoogere positie dan vroeger op de maat schappelijke ladder innam. Hij moest zieh voornamer kleeden en zij stond hem niet toe, dat hij het huis verliet zonder boord en das. Maar ongelukkig voor hem haatte Kugel niets meer dan die knellende deftigheid om zijn hals en dagelijks voerde hij een ver bitterden strijd om zijn vrijheid in dit opzicht te behouden. Het vriendelijke herfstzonnetje, dat Krauert's graf bescheen, koesterde ook de bosschen, waar het stervende loof zich voor het laatst met bonte kleuren sierde. Het was op zoo'n dag, dat Greta Krauert haar buurman Neist in een café in Siegen ontmoette. Een vroegere zakenvriend van wijlen haar vader, een bejaarde heer, had haar uitgenoo- digd een kop koffie met hem te gaan drinken en toevallig bleek hij ook een goede bekende van Karei te zijn. Toen Karei het café binnentrad, stond hij dadelijk op om den jongen fabrikant te begroeten. „Vergunt u mij meneer Neist te verzoeken aan ons tafeltje plaats te nemen, juffrouw Krauert?" vroeg hij Greta. Greta zei ja noch neen, maar haar gelaat verried dat zij er geen bezwaar tegen had. Zoo wilde het toeval, dat zij nog eens met Karei samenkwam. De conversatie bepaalde zich tot onderwerpen van den dag. Toen zij na korten tijd het café verlieten, nam de oude heer afscheid. „Gaat u met den trein naar huis te rug, juffrouw Krauert?" vroeg Karei, toén zij alleen waren. Greta knikte bevestigend. „Mijn wagen staat aan den overkant," hernam Karei 11a een korte aarzeling. „Ik keer eveneens naar huis terug, mag ik u misschien een plaatsje aanbieden?" Blo2end nam Greta de uitnoodiging aan en Karel's oogen glimlachten, toen zij naast hem had plaats genomen. Zwijgend reden zij de stad uit. Daarbui ten schepte Karei moed. „Ik hoop dat u niet boos meer op me bent, juffrouw Krauert?" vroeg hij glimlachend. Het meisje schudde haar hoofd. „Vol strekt niet, meneer Neist. Integendeel." „Wel, dan wil ik ook niet verbergen, dat ik het toeval zegen, dat ons vandaag bjj elkander heeft gebracht. Op zoo'n gelegenheid heb ik lang gewacht, want niets heeft mij de laatste jaren zooveel leed gedaan als die verwijdering tus- schen onze families. En ik ben verheugd, dat u zooeven mijn uitnoodiging niet afwees Greta zei niets, maar bijna kramp achtig omklemden haar handen het handtaschje op haar schoot. „Zouden wij behalve goede buren ook geen vrienden kunnen worden, juffrouw Greta?" hernam Karei met een half driest glimlachje. Er trilde een verraderlijke trek om de lippen van het meisje. „Wij hebben uw familie veel leed berokkend, meneer Neist." „U zegt „wij"?" „Ja, ik voel mezelf eveneens schuldig, ik heb u ongemotiveerd beleedigd en verdacht." „Zouden wij niet beter doen, als we die oude geschiedenis lieten rusten?" „Dat valt me zoo moeilijk, meneer Neist. Telkens als ik aan het verleden denk. Kalm en beslist viel hij haar in de rede. „Dat moet u juist niet doen, juf frouw Greta. U moet aan de toekomst denken. En het ligt heelemaal aan ons wat meer zonneschijn in de toekomst te brengen! Zullen we elkander beloven ons best ervoor te doen?" „Als u en uw vader alles zouden kun nen vergeten,"zei het meisje aarze- zelend. „Ik kan niets liever wenschen...." „Het vergeten zal ons gemakkelijker vallen, naarmate wij hechter bevriend zijn," antwoordde Karei ernstig. De wagen naderde thans het dorp. „Hebt u er bezwaar tegen nog een eindje door te rijden?" hernam hij hartelijk. „U kunt niet begrijpen hoe het me verheugt eindelijk eens met u te kunnen praten. Of wilt u liever regel recht naar huis gaan?" „Ik heb geen haast, meneer Neist," antwoordde Greta nauwelijks verstaan baar. Karei gaf den motor vol gas en in snelle vaart suisde de prachtige, nieuwe wagen de villa van Krauert voorbij. Zwijgend reden zij langs de ijzersmel terijen en fabrieken, uit welker sehoor- steenen grijze rookpluimen naar den hemel opwarrelden. Dan weer reden zij door stille dalen, waar herders hun kud den weidden en van de velden de rook van vele vuren opwaarts steeg. „Er was eens een tijd, juffrouw Greta, dat u vaak bij ons over den vloer kwam," verbrak Karei Neist eindelijk het droomende zwijgen. „Herinnert u het zich nog? U was toen nog een heel klein meisje...." „En u een groote, stevige jongen," antwoordde Greta glimlachend. „U bekommerde zich niet veel om het kleine meisje. U was altijd bezig met uw stoommachines en raderwerken." „Maar ik zag u toch graag komen dat weet ik nog wel." „Toenwas anders Ilse Stahler de beste vriendin van de gebroeders Neist," merkte het meisje plagend op. „Ik speelde de tweede rol. En Peter. Plotseling zweeg zij en haar gezicht stond weer ernstig. Ja, men moest op elk van zijn woorden letten, om dien ouden afgrond te kunnen ontwijken. Karei voelde wat haar bezighield. „We kunnen niet altijd blijven treuren, juffrouw Greta. Wat eenmaal gebeurd is mag niet tusschen ons blijven staan als een onoverkomelijke muur. Ik ver lang naar vrede en vriendschap de tweedracht heeft ons lang genoeg van elkander verwijderd gehouden. Er is reeds te veel onheil uit ontstaan! Wat uw vader ons aandeed is vergeten en geboet en het vreeselijke ongeluk, dat ons allemaal trof zullen wij gezamenlijk dragen. Is dat uw wensch ook niet?" „Van ganscher harte wensch ik het, meneer Neist!" Toen liet Karei het stuur aan zijn linkerhand over en reikte het meisje zijn rechterhand. „De onheilbrengende macht van die oude schiüd moet gebroken worden," zei hij ernstig. „Misschien zal het ons strijd kosten strijd tegen onszelf en tegen de meeningen der menschen. Maar hij zal de moeite loonen, want het is een strijd voor 't geluk en den vrede." Hij voelde den vasten druk van haar hand. De liefde weefde onzichtbare draden tusschen deze twee menschen - kinderen, die elkander zoo langen tijd vijandig gezind waren geweest. De motor ronkte en voerde hen door het verrukkelijke herfstlandschap. Als in een sprookje. Vervolg op blz. 38 Ook deze smakelijke Droste versnaperingen „A11 ij d Welkom!" Spaart plaatjes voor het album Het Water op vergezeld gaan van Laat Uw wensch

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1939 | | pagina 29