Zondagen zijn te San José altijd erg vervelend Maar eenmaal Be geluksmaehine wordt gemonteerd in spanning ut de veertien dagen wordt op straat een loterij gehouden. wacht Mank en bruin den uitslag van de loterij aj. Iemand uit Guadalajara zit naast mij, daar komen we over anderhalf uur. Een mooie, liefelijke stad, verzekert hij mij. Woonplaats van dichters en zangerser hangen elf schilderijen van Murillo en zijn leerlingen. „Eu dan de vrouwen: die hebben de kleinste voeten van Mexico. Doet u mij de eer, beste vriend, gaat u met mij mee!" Ik ben altijd heel precies met mijn berichtgeving en daarom zou ik dus die kwestie van de kleinste voetjes graag met een centimeter willen con troleeren. Maar ik moet naar de hoofd stad. Voor de laatste maal gaat de luclitexpres naar boven. Hooger dan anders; hij laat een regenwolk, die tusschen de toppen van de Sierra zweeft, onder zich. En laat in den middag scheurt 't grauwe tapijt: 'n groote stad, door de scheeve stralen van de zon beschenen, ligt in de diepte. Deze diepte is echter een hoogvlakte, 2300 meter boven den zeespiegel Mexico City. Vele menschen staan te lachen aan den rand van het vliegveld, terwijl wij uit de cabine klauteren en bevrijd adem halen, alsof wij een te nauwe wapen rusting van aluminium uittrokken, die wij 2600 kilometer lang sedert Los Angeles gedragen hebben. En dan wenkt een vriend van me aan den uitgang. Hoe heerlijk, dat ik hem heb. De juffrouw van de poste restante zou anders nog op mijn brieven zitten en wat zou een reis in den vreemde zijn zonder deze levensteekens. Aan het loket je pas laten zien en dan je brie ven in ontvangst nemen, dat zou veel te gemakkelijk zijn. Eerst moet ik een soort reusachtige wandkrant bestu- deeren, waarop vele duizenden namen staan aangeteekend, volgens datum en alphabet gerangschikt. Als ik hier en daar mijn naam gevonden heb, moet ik deze dame zeggen, op welken datum ik genoteerd sta. En dan schudt ze verwijtend haar hoofd en antwoordt in het Spaansch. Ik heb gelukkig een betrouwbaren helper en hij spreekt Spaansch, alsof hij geen andere taal kent. De taxi-chauffeurs daarentegen vin den het heel prettig, als men hun taal radbraakt. Mijn vriend stelt ïiiij op de hoogte van de mondelinge overeen komsten, die aan het begin van eiken taxi-rit aangegaan worden ver zuimt men dit, dan is men doodarm als men aan het einde van den tocht is. Wie op de hoogte is, rijdt trouwens in prachtige achteylinderwagens, die alleen van particuliere auto's te on derscheiden zijn, zoolang een kaartje „vrij" in de voorruit steekt; zij zijn ongeloofelijk goedkoop. De benzine van Mexico die petroleum, welke zoo van tijd tot tijd vlekken in de wereldgeschiedenis maakt kost hier achttien cents, dat is ongeveer zes cent per liter. Voor een halve peso rijdt een taxi je drie kilometer en als je dan met zijn vijven een auto neemt, is het goedkooper dan de tram. De vlooien rijden heelemaal gratis. Voortzetting van het onderwijs in het hotel: de telefoon naast mijn bed heeft gebeldik pak den hoorn en hoor niets. „Probeer het met den anderen!" raadt, m'n vriend mij aan en ik zie, dat ik nog een tweede telefoon rijk ben. In Mexico bestaat niet één telefoonmaatschappij, maar er zijn er twee. Wie voor iedereen bereik baar wil zijn, en wie wil dat niet, neemt dus een abonnement op beide: de Ericsson en de Compania Mexi- eana. ..Samendoen!" beveelt de staat, maar zij spinnen hun draden liever apart en betalen dan hun boetes ge troost wegens ongehoorzaamheid.Acht, respectievelijk zes peso's kost 't abon nement per maand; daarvoor kan de abonné, als hij zin heeft, honderd duizend gesprekken voeren. Maar ik maak geen gebruik van ongelimiteerd verlof tot spraakzaam heid. Nog afgezien van het feit, dat in het vliegtuig geen divan aanwezig was: de hooge lucht maakt den vreem deling moe. De trap, die ik zooeven opgegaan ben, leek mij zoo steil als de Popocatepetl. Heel rijke lieden rijden 's avonds naar de tropen omlaag, waaruit deze hoogvlakte als 'n noor delijk eiland omhoog steekt. Koel en „dun" zijn de nachten hierboven. Buiten, aan de Avenida Juarez, begint het nachtelijk leven van de wereldstad. Maar ik kan nu eindelijk na zooveel duizend kilometer gezeten te hebben, voldoen aan den wensch, die mij dezen heelen dag vervuld heeft ik ga heerlijk horizontaal liggen. Kleine landen aan den urooten weg #~%p een middag hoor ik roepen„In- stappen voor Guatemala, Pana ma, Zuid-AmerikaDe Douglas schroeft zich op tot een hoogte van 4.500 meter en een kwartier latei- voelen wij ons in een rijk van reuzen, want daar rijst nu de eerste machtige* vulkaan op. Het is de 5.450 meter hooge berg, waar de kinderen in Europa altijd al grapjes over maken, omdat hij de Popocatepetl heet. Dik wijls bromt de reeds meer dan een eeuw slapende reus onder zijn dek van eeuwige sneeuw, alsof hij niet prettig droomt; en bijna altijd is een rookwolk op den top te zien. Dan komen we te Tapachula einde van deze schommelvlucht boven de bergwoestijn een tusschenstation voor de grens. Drie reisgezellen uit de U.S.A. be treden met mij den vasten bodem. Een van hen wil naar Venezuela, waar zijn petroleumvloot vaart, de ander naar zijn zilvermijnen in Peru, de derde echter neen, die heeft nog geen be paald doel. Hij klopt mij op mijn schou der: „Have a drink?" Als een Ameri kaan iemand niet op het eerste gezicht antipathiek vindt, begroet hij hem zoo. Voor onze glazen leeg zijn, ben ik op de hoogte: mister R„ advocaat in den staat Oklahoma, heeft in 20 jaar een kwart millioen dollar „gemaakt" en daar hij met zestien jaar begon, is hij nu 36. Nu wil hij gaan rentenieren, maar waar en dat is het probleem zit men rustig met zijn geld? „Waarom niet in Amerika?" vraag ik. Hij begint hartelijk te lachen.„Ze nemen tot 80 van je kapitaal af, als het te groot wordt." Hij zou graag naar een land gaan, waarin geen belastingen geheven wor den, of althans maar weinig. Maar waar ligt dat? De reisgidsen geven in zoo'u geval geen uitkomst. Mexico? „Daar wordt me te veel ge schoten." En Europa misschien? „Daar liggen mij te veel geweren." De arme rijke zal in de kleine republieken rond moeten kijken, waar we nu overheen vliegen. Als we te Guatemala landen, stoot de Oklahoma-man mij in mijn ribben. Waarachtig, daar staat een beeldschoon meisje in nationale kleederdracht ge reed om ons een kleinen ruiker aan te bieden. En terwijl zij dat heel verlegen doet en boe noch ba zegt, spreekt de zware stem van een luidspreker de „geëerde luchtreizigers" aan en ver zoekt hun zich naar het hoogste terras van het vlieghavenrestaurant te be geven, waar hun 'n kopje van de beste koffie ter wereld wacht. De ambtenaar, op wiens bevel ik dan mijn koffertje open moet maken, is een zachtaardig man. Hij onderzoekt den inhoud zorgvuldig, maar hij wil geen dingen vinden, waarvoor ik rechten moet betalen alleen eens kijken, wat de eigenaar van zoo'n veelvuldig ge- stempelden pas zooal met zich meesleept aan ondergoed, aan scheergerei en zoo voort. Een gekleurde leerem tasch met ritssluiting houdt hij tegen het licht en dan knikt hij goedkeurend. Alles in orde. Bovendien is mijn wijs vinger hier al bekendik heb een afdruk er van in vier exemplaren aan het con sulaat in mijn vaderland afgeleverd en voor mijn doorreisvisüm heb ik meer Een, irUaridsche schoonheid uit Costa Rica op weg naar de bron om water te halen. betaald dan ik als eerzaam gast in een nacht kan uitgeven. De huizen van Guatemala keereri ons den rug toe. Want zoo lijkt het net, als men de bijna vensteriooze muren van deze genummerde, rechthoekig aangelegde straten langs kijkt. Door de poorten in die vervelende muren zien we echter de patio's blinken: bloeiende tuinen in huis om zoo te zeggen; fon teintjes dansen daar tusschen orchi deeën en mannen, die vermoeid, doode- lijk vermoeid schijnen, wiegen in hun schommelstoelen van mahonie heen en weer. Het zullen Kreoolsche landeige naars zijn, die hier in hun woning in de stad uitrusten. Him dochters onder de hoede van mama vinden wij in ons Palace- hotel. „Thé dansanteen of twee maal in de week vindt men elkaar hier op den parketvloer; diplomaten zijn er ook, Amerikaansche bananen-expor teurs en Europeesche kooplieden uit de City. De marimba weerklinkt, een soort xylophoon, waar vier kleurlingen op timmeren, zij worden begeleid door een banjo en een bas-viool; en dan dansen de jonge en oude lieeren met de seno- rita's. Onze advocaat heeft het schouwspel een tijdje bekekenZegt u eens," zoo wendt hij zich uu tot den directeur van het hotel, die aan onze tafel is komen zitten, „hoe staat het eigenlijk- met de belastingen in Guatemala?" Voor dag en dauw hebben ze ons in het hotel wakker geklopt en nu staan we aan de deur. Om zes uur haalt de auto bus ons af. Een verkeersagent, die den wagen aan ziet komen, verhaast zijn tred: hij draagt een parasol en een po dium beide zet hij op de dichtstbijzijnde kruising neer, die verlaten lag.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1939 | | pagina 31