De aanleg van het Panamakanaal kostte aan duizen- Vroeger stond hier een reusachtig woud, thans golft er het
den arbeiders het leven. Een kerkhof op Mount Hope. Gatoen-meer. waaruit de resten van het bosch opsteken.
Duchtige negerhuizen aan den Atlantischen Oceaan te Colon. Streng ziet de politie
toe dat de woningen niet vervuilen: als 's morgens de vuilnisbak niet tijdig
buiten staat, betaalt de nalatige vijf dollar boete.
Aan tie vlieghaven kijkt de douane
beambte nog eens na, of ik vannacht
niets nieuws in mijn koffer heb gestopt.
Hij neemt afscheid van mijn ondergoed.
„Werkelijk erg netjes," zegt hij en dan
bedoelt hij weer den kleurigen, leeren
sponzenzak.
Nu komt de tropische, maar nog
vriendelijke zon op, de motoren van
onze machine razen en het leven is
goed.
We zweven over Midden-Amerika.
Om het uur komt nu een ander land,
wij dalen een paar minuten af in een
van deze kleine republieken tusschen den
Stillen-Oeeaan en de Caraïbiscke Zee.
Om acht uur was het San Salvador
en na een vlucht over Europeesch
uitziende bossehen en groene bergwei
den om 9 uur Tegucigalpa, het hoofd
stadje van Honduras. Het heeft maar
40.000 inwoners, Indianen, kleurlingen
en negers. Daarna vliegen wij over een
wildernis zonder wegen, waar vijf men-
sche.n op den vierkanten kilometer
wonen. „Poor people," zei mij zooeven
een kleurling; hij wees daarbij op zich
zelf en de zijnen, die allemaal naar de
vlieghaven gekomen waren om getuige
van het wonder te zijn, waar zij alleen
met hun oogen van kunnen genieten
Bij de volgende halte, 's middags in
Costa Rica, stap ik uit, voor drie dagen.
„Hebt u hier familie?" vragen de Ame
rikanen bij het afscheid. Neen? Dat
vonden ze gek. Wat wil iemand, die
planter, noch ingenieur, nocli koopman
of diplomatiek koerier is, in San José?
Zoo heet de kleine hoofdstad. De
•36.000 bewoners zijn al een tiende
van de bevolking der republiek, die
twee maal zoo groot als België is.
Ook de man, wien ik groeten en aan
bevelingsbrieven meebreng, zet een
verbaasd gezichtJa. wat moet hij
een journalist met zijn camera in Costa
Rica vertoonen? „Hier gebeurt niets,"
zegt hij verlegen, „zelfs geen sprake van
revolutie, zooals de nabuurstaten den
vreemdeling zoo nu en dan kunnen aan
bieden." Hoe hartelijk liij ook is, ik
voel een zeker verwijt, dat ik nu juist
op dit stille eilandje in een al te luide
wereld want dat is San José, verzekert
hij mij geland ben. Ik heb niets tot
mijn verontschuldiging aan te voeren.
„Maar morgen is het Zondag," meent
mijn vriend troostend. „Dan zullen wij
eens kijken.
Mijn heele leven lang zal ik, als iemand
over een Zondagmiddag spreekt, mij
San José herinneren: ik zal aan de deu
ren van het pronkerige Nationale
Theater denken, die er uitzien alsof
ze voor een eeuw gesloten zijn, maar
vooral aan de leege straten, waar ik nu
op mijn eentje door loop. Het onver
klaarbare. misschien zelfs het griezelige
zijn de vensters. Niet, omdat daar
papieren bloemen bloeien, ofschoon we
in een land zijn, waar orchideeën zoo
goedkoop als onkruid zijn, maar omdat
overal menschen uitkijken. En ik zie
in velden of wegen toch geen anderen
wandelaar dan mijzelf. Heele volks
stammen zitten daar op de veranda's,
met het gezicht naar het tooneel en
wachten. Ja, waarop wachten ze eigen
lijk? Zij kijken den eenzamen voorbij
ganger aan, alsof hij de president van
Costa Rica incognito of minstens een
beroemd tooneelspeler was, die hier iets
heel bijzonders van plan was. En hij
loopt toch zwijgend verder; hij wordt
bijna bang van het geluid van zijn eigen
schreden
Jaguars en poema's, die mij in dit
land nog eenige sensatie hadden kunnen
bezorgen, moest ik in den dierentuin op
zoeken. Ik had ze zoo graag hooren
brullen in de beklemmende stilte van
deze tuinen en straten. Maar ze sperren
slechts hun bek open om uitbundig te
kunnen geeuwen: „O, die Zondagen!"
Het kanaal tusschen
twee wereldzeeën
■Joods weldra na ons vertrek van San
José in den middag is geen
huis, weg of steg meer te zien. Costa
Rica wordt een tapijt van oerwoud-top-
pen.dat groene vouwen heeft. Onze eerste
tusschenlanding is op het vliegveld van
de stad David. R.P. staat achter den
naam op liet bord van de luchthaven:
dat beteekent Republiek Panama.
„Gentlemen, uw foto-toestellen, als
tublieft!" zegt de steward, terwijl wij
weer boven de metaalkleurige, in de
tropische zon blinkende daken van deze
koffie- en tabaksstadopstijgen. Want wij
naderen nu de kanaalzone met haar ge
heimen, die niet door een fotogra-
fischen blik van boven vastgelegd mogen
worden. De dunne lucht van 4000 meter
hoogte overigens, waar onze machine
nu in omhoog klimt, zon zelfs spionnen
slaperig doen worden.
Maar dan raakt uien weer weldra
geheel uit den dommel door het schouw
spel iu de diepte. Links schuimt de
Caraïbische Zee, deze door eilanden
omringde baai van den Atlantischen
Oceaan, tien minuten later is het, rechts,
weer de Stille Oceaan. Daartusschen
ligt het oerwoudgebergte met de zilve
ren linten van zijn rivieren zonder wegen
langs de oevers.
Terwijl nu de machine, sneller dan
alle stormen der aarde, over de ook
heden nog onherbergzame streek schiet,
is het mij, alsof ik het geheele reusach
tige vasteland van Noord-Amerika in
den rug voel, dat nu smaller en smaller
Te Cristobal worden in
bankgebo-uwen blanken en
negers aam afzonderlijke
loketten geholpen. Boven de
voor blanken bestemde loket
ten staat „goud", terwijl aan
het kleurlingen-loket een
bordje zilverhangt. Deze
onderscheiding dateert uit
de jaren, toen het Panarha-
kanacd werd gegraven: de
tewerkgestelde blanken kregen
toen hun loon in goud uitbe
taald, terwijl de negers zilver
ontvingen.
wordt. Fm dan wordt het meer dan
een geographisclie sensatie, als ik plot
seling door mijn raam den Atlantischen
Oceaan zie opduiken en door het tegen
overliggende venster den Stillen Oceaan.
Als ik de oogen van een paard had, zon
ik beide wereldzeeën in één oogopslag
kunnen zien. Maar nu moet ik een beetje
scheel kijken om dit genoegen te sma
ken, of,"zooals de volwassen kinderen het
hier aan boord doen, een zakspiegeltje
te baat nemen
En nu trekt de Douglas 'n praehtigen
boog boven den golfbreker, zooals men
de pier naar het Flameco-eiland noemt
Hier is de plaats, waar de oceaanschepen
het beroemde gootje binnenvaren, dal
den zeeweg tusschen New York en San
Francisco 14800 kilometer korter maakt
Wij vliegen over geweldige benzine
tanks, die er van boven uitzien als schij -
ven op een dambord, kleine, bosschages
van radio-masten, zwarte kolengeberg-
ten en stervormige locomotief-schuren.
En de heuvels zijn forten. Het is
niet alleen maar ter wille van den lieven
wereldvrede aangelegd, dit kanaal. Zijn
water .draagt niet alleen koffie- en si
naasappelschepen maar ook kruisers.
„Amerikaansche bodem," zegt mijn
steward, en hij wijst op de 10 mijl
breede „Kanaal-zone", die in 1903 door
de pasgeboren republiek Panama vrij
willig zoo gaat het, wanneer een staat
van honderd millioen een landje van
400.000 inwoners uitnoodigt aan de
groene tafel plaats te nemen, waarop
bovendien nog een paar millioen dollar
liggen vrijwillig dus, aan de Ver-
eenigde Staten is afgestaan.
De schepen klimmen 16 meter om
hoog in de Miraf lores-sluis en na de
Pedro Miguel-sluis drijven ze 25 meter
boven den oceaan. Zij varen door een
dal, dat de natuur hier niet geprojec
teerd heeft en de natuur verzet zich
ook, doordat zij steeds weer een stuk
gebergte in het water gooit. Dan ko
men we aan het Gatoen-meer: na den
Boulderstuwdam in Californië is. dit het
grootste kunstmatige meer ter wereld.
Vervolg op blz. 35