DE ONFORTUINLIJKE MEDEPLICHTIGE door Thomas Oye 4 Simon Holt's huishoudster, juffrouw Aslaksen, was in een slecht humeur. Zij was bezig met het vaten wassehen en maakte daarbij zoo'n lawaai niet de borden, glazen, potten en pannen, dat het eenvoudig niet meer netjes was, te meer daar de heer des huizes ziek te bed lag. Een tumbler en een koffiepot, waarmede ze wat zorge loos was omgesprongen, lagen in scherven op den keukenvloer, en 0111 als het ware lucht te geven aan haar gevoelens van verontwaardiging, gaf ze een harden schop tegen een onschuldig krukje, dat tegen den muur vloog en daar, als stomme getuige van de woede der huishoudster, met drie pooten omhoog op den grond bleef liggen „Ik zal je laten zien. wie de sterkste is," siste ze, terwijl ze het. meubelstuk andermaal een trap gaf en wel zoo heftig, dat het tegen een dozijn nieuwe fles- schen aanvloog, die even te voren bij haar waren binnengebracht. Zeven stuks braken met een oor- verdoovend gerinkel, zoodat juffrouw Aslaksen 1111 letterlijk in de glasscherven waadde. Haar wangen, gewoonlijk frisch rood. veranderden geleidelijk in een diepere tint., totdat ze ten laatste zuiver paars waren. Sinds dertig jaar was Holt 1111 weduwnaar en een zelfde aantal jaren had juffrouw Aslaksen haar beste krachten aan z'11 huishouding gegeven. Hij was kinderloos en had geen bloedverwanten, die op een erfenis wachtten. Eens had niemand minder dan de notaris haar in een vertrouwelijk moment verteld, dat wanneer Holt haar meester dus naliet z'11 testament te maken, zijn bezittingen bij z'n over lijden aan den staat zonden vervallen. Maar reeds verscheidene malen had Holt haar gezegd, dat liij voornemens was, haar in z'11 laatste wilsbeschikking te bedenken. En haar góéd te bedenken, had hij beweerd. E11 wanneer hij in zoo'n stemming was, sprak hij altijd alsof hij al z'n bezittingen aan haar zou vermaken. Maar wat was er 1111 van gekomen! Die akelige vent! Simon Holt had gedurende de laatste twintig jaar zijn tijd in absolute ledigheid doorgebracht. Toen z'11 vader, de 011de Holt, stierf, erfde hij een klein fortuin en bovendien de zaak, welke hij tegen goeden prijs aan den eersten assistent overdeed. Van dien dag af was de firma bekend onder den naam Johnson, voorheen John Holt. De jonge Holt, want zoo noemden de menschen hem ondanks z'11 (>7 jaren, was na de overdracht niet langer financieel bij de zaak geïnteresseerd, maar dat hinderde hem niet. Hij was rijk genoeg en ging 1111 een goeden tijd tege moet. Zelfs alleen de rente van z'n kapitaal zou, voor een verstandig man als hij, meer dan voldoende zijn 0111 een comfortabel en onbezorgd leventje te leiden. Bovendien was Simon Ilolt geenszins verkwistend. Juffrouw Aslaksen verdiende maandelijks drie pond. die langzamerhand tot vijf werden verhoogd. Haar laatste,11 opslag had ze in de oorlogsjaren gekre gen, toen alles peperduur was en zelfs de salarissen huizenhoog stegen. Ze had nooit, meer dan één dienstmeisje gehad 0111 haar bij de vele werkzaamheden in 't groote huis te assisteeren. E11 vandaag had liet luie schepsel de mazelen gekregen en de dokter had haar verteld, dat deze ziekte voor oudere menschen zeer gevaarlijk kon zijn. Vanmorgen was een groote "aïitó gekomen 0111 de zieke te halen, en nu stond juffrouw Aslaksen voor al 't werk alleen. Dat was erg genoeg. Maar liet was niet de eenige oorzaak van haar slechte humeur, want er bestond nog een andere reden, die veel, veel erger was. Holt was 11a 't diner wat gaan liggen en toen ziek geworden. Eerst dacht ze, dat. hij weer, zooals gewoonlijk, te veel gegeten had, omdat hij altijd daar toe geneigd was, speciaal wanneer z'n lievelingskost op tafel kwam. Maar dezen keer moest 't. iets anders zijn. Toen zij eenige uren later de kamer binnen- giuurde, om te kijken hoe het met hem ging, lag hij nog steeds ziek en hulpeloos als een kind op den divan. Hij scheen al z'n kracht verloren te hebben en was nauwelijks in staat 0111 te spreken. Dokter Staffeldt werd ontboden en vertelde, dat Holt een instorting gehad had. Twee sterke men schen waren noodig om den zwaren man de trap op te dragen naar z'n slaapkamer. Toen de dokter op het punt stond te vertrekken, fluisterde hij haar in 't oor, dat Holt weken lang in dezen toestand zou kunnen blijven alvorens het einde komen zou. Maar 't. was ook mogelijk, dat hij binnen twee a drie dagen gedeeltelijk zou herstellen. Eens had juffrouw Aslaksen gedroomd de vrouw des huizes te zullen worden, maar Holt was nimmer verward geraakt in de netten, die zij zoo ijverig voor hem gestrikt had. En naarmate zij zich begeeriger toonde werd Holt ongenaakbaarder. Hij deed als '11 slak, die bij de minste aanraking in haar huisje terugkruipt. Reeds lang had ze 't uit haar hoofd gezet, ooit nog eens de tweede mevrouw Holt te worden. Hoewel ze altijd nog op het testament gehoopt had, kon ze dit denkbeeld nu wel laten varen. Want. Holt, was nooit iemand geweest, die iets vandaag deed, wat tot, morgen kon worden uitgesteld. Ze was ervan overtuigd, dat hij zich nog nimmer 0111 z'11 laatste wilsbeschikking bekommerd had, en 1111 zou 't helaas te laat zijn. Was 't dan ook te verwonderen, dat ze lucht gaf aan haar verontwaardiging! Nu kon ze wel voorgoed afscheid nemen van haar weelde-droomen. Ze was een arme, oude meid en dat zou ze haar heele leven wel blijven. Langzamerhand vroolijkte ze een beetje op. Natuurlijk was 't, onverstandig van haar geweest zoo'n vreeselijk lawaai te maken, want de geneesheer had haar nog op 't hart gedrukt, dat Holt rust, absolute rust noodig had. De dokter had hem een injectie gegeven, waarna de patient in een diepen slaap gevallen was. Ze tilde het. krukje op, ging er op zitten en dacht na. Was 't. wel zoo zeker, dat er geen uitweg gevonden kon worden? Zou er dan niets meer aan te doen zijn? Een langen tijd bleef zij recht voor zich uitstaren. Plotseling had ze *n idee en onmiddellijk was ze een en al enthousiasme. Ze. sloop naar boven en gluurde door den kier van Holt's kamerdeur. Hij sliep vast, en de dokter had gezegd, dat hij mogelijk vóór den volgenden morgen niet zou ontwaken. Ja, ze moest moedig zijn ze zou, ze móést het doen Enkele minuten later had ze zich aangekleed en snelde naar haar broer, een bejaarden kleermaker, die in de buurt woonde. Hij lustte te graag een glaasje en verwaarloosde daardoor zijn zaak. Vele jaren was 't hem en z'11 familie erg slecht gegaan, en dat was de oorzaak, dat, hij z'n zuster maar al te dikwijls lastig viel met. liet leenen van geld, (lat, hij nooit terug betaalde. De oude Kornelius had dus langzamerhand z'n schaamtegevoel verloren en wanneer hij nu bereid was te doen wat ze hem vroeg, zou zij zich niet meer bezorgd maken over de leeningen welke hij in den loop der jaren bij haar gesloten had. Ze hoopte op succes, want hij had iets van een acteur, die ouwe drinkebroer. In de tooneelolub was hij vroeger altijd nummer één geweest, als er een drama tisch stuk gespeeld werd. Bovendien was hij belezen en goed op de hoogte van alles; wat je noemt bij de, pinken! Kornelius was méér dan bereid de taak. welke z'n zuster hem opdroeg, te vervullen. Hij leek als was in haar handen, toen zij hem een paar bankbiljetten uit haar huishoudbeurs had gegeven. Gelukkig was hij toen even nuchter als 'n kalf. Amalie Aslaksen had voor het ten uitvoer brengen van liaar plan ook Kornelius' vrouw en volwassen dochter noodig en nadat zij beiden een bankbiljet.van haar ontvangen hadden, zag ze slechts glimlachende gezichten. Spoedig nadat Amalie haar drie medeplichtigen nauw keurig over haar plannen had ingelicht, ver gezelden ze haar naar Holt's woning. Zij nam Kornelius mee naar de logeerkamer en vroeg hem Holt's prachtigste ondergoed en een mooie zijden pyama aan te trekken, welke kleedingstukken ze zorgvuldig voor hem uitspreidde. Daarna moest hij in 't. bed gaan liggen en zich voordoen als de invalide, Holt, die aan het andere einde van de gang sliep. Kornelius zou Holt's plaatsvervanger zijn en in zijn laatsten wil beschikken, dat Amalie Aslaksen als eenige erfgename van zijn have en goed in z'n tes tament. zou worden opgenomen. Kornelius leek op Holt en reeds vele malen had hij Amalie doen schaterlachen om de komische, maar juiste wijze waarop hij haar meesters stem en diens eigenaardigen loop wist te imiteeren. Niettegen staande dat zou ze zeker geaarzeld hebben haar snoode plan ten uitvoer te brengen, als niet kortgeleden toevallig een jonge notaris, genaamd Smith, zich in de stad gevestigd had. En het was deze nieuweling, dien juffrouw Aslaksen had uitgekozen, Holt's laatste wilsbeschikking op papier te stellen om zoodoende in het bezit te komen van een weelde, welke ze anders had moeten derven. Het was een zorgvuldig overwogen plan, en de uit voering ervan kon volgens haar niet anders dan van een leien dakje gaan. Daar twijfelde ze geen moment meer aan. Neen, ze behoefde in 't geheel niet bang te zijn, want ze herinnerde zich nog heel goed hoe Holt, 's middags, bij het diner, over den jongen notaris gesproken had. lloe hij dezen eenvoudig voor een sufferd en een ezel uitgemaakt had, omdat hij z'n praktijk ging uitoefenen in een stadje, waar reeds meer dan genoeg notarissen te vinden waren. Juffrouw Aslaksen had zelf de advertentie met Smith's adres en telefoonnummer in het ochtendblad gelezen. Ze kon gerust, haar gang gaan, want Holt had gezegd, dat. hij den jongen man nog nooit ont moet had en er zelfs geen flauw idee van had, hoe hij er uitzag. Amalie Aslaksen zette haar schoonzuster en nicht in de keuken aan het werk 0111 orde te scheppen in den verschrikkelijken chaos, welken zij er had achter gelaten. Eindelijk was ze in staat te beginnen. Ze nam plaats bij de telefoon in de rookkamer en draaide het nummer van den jongen rechtsgeleerde. Een schrale, hooge stem antwoordde haar, dat, ze per soonlijk met notaris Smith sprak. Wat er van haar dienst was? Zenuwachtig verklaarde zij, dat ze Simon Holt's huishoudster was en dat hij Smith's hulp inriep in verband met het opstellen van zijn testament, wat nog denzelfden (lag moest geschieden. Mijnheer Holt was ernstig ziek. vertelde *i.i, en wenschte de zaak zoo spoedig mogelijk af te handelen. Hoewel haar opdrachtgever mr. Smith in 't geheel niet kende, had ze hém opgebeld, omdat mijnheer Holt's notaris op reis was, en hij 0111 speciale redenen niemand anders uit de stad wilde hebben. Mr. Smith verklaarde bereid te zijn onmiddellijk te komen. Tien minuten later stopte de auto van den notaris voor het huis. Juffrouw Aslaksen opende de deur en voor haar stond een knappe jongeman, die er niet veel ouder dan twintig jaar uitzag. Maar hij sprak langzaam en met waardigheid en toonde ter zake zeer deskundig te zijn. „Wij hebben twee volwassen getuigen noodig bij het opmaken van het testament," merkte hij op. „Dat begrijp ik," antwoordde juffrouw Aslaksen. „Mijn schoonzuster en haar volwassen dochter zijn toevallig hier en ik geloof, dat 11 dezen als wettige getuigen kunt gebruiken." „Natuurlijk." De notaris volgde juffrouw Aslaksen en de beide getuigen (1e trap op en gezamenlijk betraden zij de ziekenkamer. Mr. Smith maakte een waardige bui ging in de richting van het bed. Toen haalde hij een dik boek en eenige vellen papier uit z'n tasch en zette zich aan de tafel in liet midden der kamer. Kornelius knikte even. „Hoort u eens, juffrouw Aslaksen," sprak hij fluisterend, „ik had graag" hij legde z'n linker hand op z'n voorhoofd en kreunde zwakjes „een glaasje whisky van 11, dat zou me goed doen, geloof ik." Zij hoorden de stem van een zieken man, een dood zieken man. De drie vrouwen keken ontsteld op. Want dit was de stem van Simon Holt, welke van liet groote bed gekomen was. Goede genade! 't, Was gewoon griezelig, zoo goed als Kornelius Simon Holt imiteerde. Juffrouw Aslaksen haalde een flescli whisky en een glaasje. Met een haast, onmerkbaar glimlachje goot Kornelius de vloeistof door z'n keelgat, llij knapte er zienderoogen van op. „Alvorens ik begin te schrijven, zou ik graag een of twee vragen willen stellen," merkte de notaris op. „Dit is noodzakelijk in verband met de wét op de erfenissen van 185-t. Dp de eerste plaats; hebt u eenige bloedverwantenKinderen, broeders, zusters, of afstammelingen van dezelven?" „Neen," antwoordde de leugenachtige Kornelius. „Ik ben kinderloos weduwnaar en de eenige nako meling van m'n ouders, die reeds vele, vele jaren geleden stierven. Behalve enkele verre neven heb ik ook geen andere verwanten, die overeenkomstig de wet, aanspraak zouden kunnen maken op mijn bezittingen."

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1939 | | pagina 4