kookt liet is liet schuim van de vijftig
monden van den Orinoco.
En nu blijven wij aan den glansen
den zoom van Zuid-Amerika. Savan
nen, jungles breiden zich achter de
branding uit tot oeverlooze land
streken. Dat groeit en woekert, daar
sedert eeuwen en toch heeft, tot voor
kort nog niemand deze grandiooze
pracht van onze aarde aanschouwd.
Pas de vliegeniers zijn er mee ver
trouwd geraakt. Want. daar beneden
ziet men door alle boomen het bosch
uiet.leven daar menschen! Een
kwartier lang ongeveer zeventig
kilometer dus ontdek ik geen
mensch en geen hut. Ook als we wat
lager gaan vliegenhet zijn slechts
toekans, plevieren, reigers, die in
fantastische roze wolken opstuiven.
Venezuela heette het stuk oerwoud
zooeven; nu lees ik Britsch-Guyana
op de kaart, maar er verandert niets
hoogstens even bij Georgetown, den
zetel der regeering, waar baksteenge
bouwen en paalwoningen op een
vochtigen, in de zou dampenden
bodem staan. En dan weer in Surina
me; hier zijn al voor enkele eeuwen
de op wereldreizen zoo verzotte Neder
landers voor anker gaan liggen. Ik
zie zooveel kanalen, dat ik meteen
aan Amsterdam moet denken, waar
mijn groote omweg naar Nederlandsch-
Guyana begonnen is.
Maar we krijgen slechts een kwartier
en dan zijn we al weer boven de wil
dernis. Cayenne. daar ligt de
vreeselijkste gevangenis ter wereld
onder ons. Tegenwoordig worden geen
gestraften meer naar deze tropische
kolonie van Frankrijk gestuurd; de
duizenden echter, die vroeger gekomen
zijn, moeten in de nederzettingen van
hutten hun tijd uitzitten. Er vergaat
geen week, of een „levenslange" tracht
uit deze hel te vluchten meest in
de richting van Suriname. Zij hebben
geen kerkermuren over te klimmen,
maar ze moeten door de moerassen,
waar wij zooeveu overheen gevlogen
zijn. Daar worden ze ziek, een of
andere inboorling, die de premie
verdienen wil, sleept hem terug of zij
geraken in het labyrint der oerwou
den, waar zij verdwalen en gek
worden.
Bij Cayenne dat is nu eenmaal
voorschrift brengt de steward ons
het middagmaal. Het wordt een gala
diner, want we komen nu weldra
aan den breedtegraad nul.
Tusschen gebraad en pudding deelt
de steward ons mede: „Gentlemen,
wij vliegen juist over den aequator!"
En zooals hij zelf zooeven gedaan
heeft, kijken wij omlaag: een weg loopt
daar kaarsrecht door de bosschen aan
de kust. telkens als onze steward,
die de reis al eens meer gemaakt heeft,
deze lichte lijn ziet. kondigt hij den
aequator aan.
En dan glijden wij uit den hemel
omlaag, over eilanden, die in het
bruine water schijnen te drijven, nog
onbetreden als op den eersten dag
van de schepping.
Een Of twee graden beneden den
aequator, in de Marajö-baai, „landen"
we op het water. Nauwelijks zwijgen de
motoren, of we zien door de bespatte
ruiten zwarte gezichten. Het zijn
negers, die, zoodra de clipper daalde,
in het water gesprongen zijntwee
groote wielen met gummibanden du
wen ze voor zich uit. en die bevestigen
ze nu, terwijl zij onder den clipper
duiken, aan den romp
Een man, die daarginds aan den
oever op een tractor zit, zwaait met
zijn armen; stalen kabels worden
gespannen en nu rolt de vliegboot,
in een laiidvliegtuig veranderd, op
de cementbaan van de luchthaven.
Wij betreden Braziliaanschen bo
dem. Belem heet de stad, aan den
rand van het oerwoud.
Men staat vroeg op in Belem. Wan
neer precies om zes uur de zon boven
den Atlantisehen Oceaan opkomt, heb
ben de zeilschepen ia de lia ven al een
nachtelijke reis achter den rug. Zij
zijn de chocoladebruine Amazone
rivier of een van de duizend zijrivieren
af komen zakken. Nu deint daar een
bosch van masten; de lading, van
hand tot hand geworpen, vliegt naar de
kade. lederen morgen is het hier „mer-
eado"roode, bruine, zwarte menschen
en kleurlingen leveren alles wat eet
baar is. En zoo goedkoop volgens
Europeesche begrippen, dat men met
een maandelijksche rente van vijftien
gulden ook de grootste luiaard kan
worden zonder honger te lijden.
Op het plaveisel liggen kegelvor
mige, met bladeren toegebonden pak
ken farina, een soort meel van zwarte
vruchten, die geweekt en stukgewreven
Zeilschepen in de hanen nan Belemwaar irderen morgen marktwordtgehouden.
Zuid-Amerika is het land van de slangen. Een der meest voorkomende soorten
is de ratelslang. In een slangenfarm fotografeerde onze medewerker Erwin
Berghaus bovenstaand exemplaar.
men een deel van tropisch Brazilië
noemt.
En dan niet te vergeten de stalletjes
met geneeskrachtige kruiden en too-
vcrmiddelen. Bij honderden staan daar
fleschjes en bonte potjes; alleen de
negerinnen, die zich er voor verdringen,
kennen den geheimzinnigen inhoud.
Het bijgeloof, dat ginds in het oerwoud
als een onuitroeibare slingerplant ge
dijt, woekert ook nog in Belem, waar
de tram belt en de auto's toeteren.
Van de driehonderdduizend bewo
ners bestaat de helft uit negers om
van hen, die een fractie lichter zijn,
nog maar te zwijgen.
Paulo heeft dikwijls hun nachtelijke
„réunions" uit nieuwsgierigheid bijge
woond. Eerst zorgt de suikerriet-
brandewijn voor een stemming die
geschikt is tot het verkeer met geesten.
Bij de tamboerijn wordt gezongen,
gedanst, wild en met overgave. En
dan meldt zich de passieve hoofdper
soon, die en dat is het voornaam
ste van booze geesten bevrijd moet
worden. Een werklooze bij voorbeeld:
hij heeft zich lieel wat moeite gegeven
en kan toch geen baantje krijgen.
„Ja, mijn waarde," verklaart de
koffiebruine helderziende van het
feest, „je hebt een vijand' Die heeft,
om je schade te berokkenen, stiekem
het hemd van een zieke onder den
drempel van je huis verstopt."
Opgewonden gaat het gezelschap
op weg en waarlijk: onder den aange-
dniden steen ligt het corpus delicti.
En nu valt het de geestenbezweerster
niet moeilijk den boozen geest om zoo
te zeggen bij een slip van zijn hemd
te pakken: met een paar tooverfor-
mules verjaagt ze hem.
Sedert de wet, waarbij de slaven
van Brazilië de vrijheid kregen
en die den laatsten keizer, Pedro II,
den troon kostte is pas een halve
eeuw verloopenZouden er niet
nog menschen zijn, die uit dien tijd
zijn overgebleven! Ik heb het aan
Paulo gevraagd en daarmee heb ik
hem van zijn zielsrust beroofd. Hij
moet dat eens zien uit te visschen
Een dag later haalt hij mij mees
muilend afhij weet, waar ik er een kan
vinden. Ongeveer ten minste.Ver
het land in, hebben ze hem verteld,
moet nog een oude slavin wonen.
Op dit door tropenregens losge-
spoelde plaveisel aan den rand van
de stad kan men niet rijden, dacht ik,
maar onze auto glijdt als over asfalt.
Paulo houdt zich namelijk, zooals
dat in Zuid-Amerika niet verboden
maar juist aanbevolen wordt, op de
rails van de trambaan in evenwicht.
Auto's en trams hebben hier dezelfde
breedte en zoodoende zijn de auto
wegen beter dan ze er uitzien
Maar ten slotte is het spoor ten ein
de, de huizen zijn hutten geworden,
die onder him strooien dak een mid
dagslaapje doen. Alleen de dorpsbar
bier werkt: de schaar knipt boven een
zwart prikbeldraadhoofdje. Neen, de
vrouw, die Paulo zoekt of één van
haar familie, kent hjj niet. Dat moet
dan een fa inilic zijnwier leden eikaars
haar knippen.
worden; papajas zoete aardappelen,
heel kleine tomaatjes en bananen,
voor een deel zoo groot als een vinger,
voor een ander deel als een kinderarm.
En deze gele, gekneusde kogeltjes!
„Schildpadeieren, heel lekker," zegt
men mij. Mijn leidsman kent alles
wat hier eetbaar is. Apen bij voorbeeld.
In het binnenland heeft nien hem eens
voor den gek gehouden: varkens-
vleesch, verzekerden ze en warem
pel het leek er op. Maar de stinkdie
ren, waar men zooveel kwaad van
spreekt, die kan ik zelfs fijnproevers
aanbevelenPrecies kipAlleen
moet men de klieren met het vocht,
waaraan deze diertjes hun naam te
danken hebl>en, voor het braden
verwijderen. En dan: de kleine, jonge
alligators! Wij zoeken er een op de
mercado. „Alles al uitverkocht!" En
wat ten slotte de slangen betreft
„Zooals paling in gelei bij voorbeeld!"
vraag ik. „Men kan ze natuurlijk
eten," antwoordt mijn nieuwe vriend
Paulo, „maar van wien zou men het
moeten!"
Toch wil me daar weer iemand
Op de markt te Be
lem. Een reuzen -
schildpad wordt
aangevoerd.
eentje aansmeren...
WaaromZij die
nen hier zoo nu en
dan als huisdieren,
hoor ik, als poes om
zoo te zeggen, tegen
de muizen.
En voor de win
kels om de markt
hal hangen jagoear-
huiden, muskieten
netten, die als
bruidssluiers gol
ven en lenden-
schorten voor de
Indianen deze
markt is de groote
etalage van de
Groene Hel, zooals