GEBREID JONGENSPAKJE DE KLEINE RUS 36 LEEFTIJD 31-4 JAAR kanten we aan het begin van de 94e, 96e, 98e en 1 00e naald telkens 2 st. af. Aan het begin van de 129e naald kanten we voor den hals 38 st. af en bij de 5 volgende naalden telkens 1 st. Voor den schouder kanten we aan het begin van de 140e, 142e en 144e naald 8 st. af. MOUW We zetten 60 st. op en breien hierbovon verder in patroon. Vanaf de 6e tot en met de 31e naald meer deren we aan beide kanten van het werk om de 5 naalden 1 st. Voor den kop van de mouw kanten we aan het begin en einde van iedere volgende naald 1 st. af tot er in het ge heel nog 8 st. op de naald staan. Deze worden in een keer afgekant. CEINTUUR De guitige boy van onze foto is ze kei- wel geschikt om onze vlijtige breisters naai de naalden te doen grij pen, om ook zoo'n aardig Russisch gevalletje te voorschijn te tooveren. Benoodigdheden er voor zijn: 150 gT. lichtgroene tweedraads parelwol (zeer dim), ongeveer 100 gr. donkerbruine parélwol van dezelfde dikte, enkele draden roode of gele wol voor de versiering, 2 lange breinaalden met knop nr. 214. 1 haaknaald nr. 3 V2. 6 drukkertjes en 2 bruine knoopjes. Maten: Broeklengte 28 cm., lengte van het kieltje 36 cm., halve bovenwijdte 31 cm., binnenste mouw lengte 8 cm. Proeflapje30 st. in de breedte en 40 naalden in de hoogte meten beide 10 cm. Hiervoor zetten we 12 st. op en breien hierboven in tricotsteek (heengaan de recht, teruggaande averecht), tot we een lengte van ongeveer 60 cm. hebben gebreid. Daar na kanten we af. Hier zij even bij opgemerkt, dat de ceintuur ook op dezelf de wijze als de kruis banden kan worden ge breid. Zij zal dan minder rekken. De deelen worden on der een vochtigen doek geperst en in elkaar ge naaid. Langs den onder kant van het kieltje haken we een toer vasten met groene wol. Langs mou wen, ceintuur en den ge- heelen omtrek van de slui ting en het halsje haken we een toer vasten met bruine wol. Ten slotte bor duren we met den maas steek of met kruissteekjes den band, die als sluiting dienst doet,en de ceintuur, (Zie hiervoor detailfoto.) broekje worden opgeperst en in elkaar genaaid en op 't rugpand worden 2 bruine knoopjes genaaid. KIELTJE Dit wordt met groene wol gebreid. Rugpand. We zetten 94 st. op en breien hierboven in hetzelfde patroon als voor het broekje werd beschre ven n.l. afwisselend 6 r., 2 av. Wanneer we vanaf den opzetrand gerekend 92 naalden hebben gebreid, zijn we ter hoogte van het armsgat gekomen. Hiervoor kanten we te beginnen bij de 93e naald tot en met de 100e naald aan het begin van iedere naald 2 st. af. Boven het verkregen aantal steken breien we verder tot en met de 136e naald. Bij de 137e naald kanten we voor den hals de middelste 16 st. af en breien dan de schoudertjes verder afzonderlijk af. Rechterschouder. Aan den kant van den hals wordt bij de volgende 7 naalden telkens 1 st. geminderd. Aan den kant van het armsgat kanten we voor den schouder aan het begin van de 141e, 143e en 145e naald 8 st. af. Den linkerschouder breien we op dezelf de doch tegengestelde wijze af. Linkervoorpand. We zetten 32 st. op en breien in patroon verder. Voor het armsgat kanten we aan het begin van de 93e, 95e, 97e en 99e naald telkens 2 st. af. Voor den schouder kanten we aan het begin van de 141e, 143e en 145e naald 8 st. af. Rechtervoorpand. We zetten 75 st. op en breien hierboven in patroon verder. Voor het armsgat BROEKJE Het broekje wordt ge heel met donkerbruine wol gebreid. Voorpand. Wij zetten 48 op en breien hier boven 10 naalden afwis selend 1 r., 1 av. Daarna breien we verder in pa troon als volgt: steeds afwisselend 6 r., 2 av. c Bij de volgende naalden breien we recht boven recht en averecht boven averecht. Deze 2 naalden worden nu steeds afwisselend her haald. We breien nu beide pijp jes afzonderlijk af in dit patroon, tot er in het geheel 32 naalden zijn gebreid. Daarna nemen we alle steken op een naald en breien weer gewoon in patroon verder. Bij de 54e en iedere volgende 6e naald minderen we aan weerskanten 1 st. Hiermee gaan we door tot en met de 102e naald. De 103e tot en met de 112e naald breien we weer afwisselend 1 r., 1 av. en kanten dan af. Rugpand. Dit pand breien we op dezelfde manier als het voorpand. Voor het kruisje zetten we 18 st. op en breien hierboven in patroon (zie boven) 24 naalden, waarna we afkanten. Voor de kruisbanden zetten we 21 st. op en breien als volgt: le naald: 1 r., draad naar voren leggen, 1 av. afhalen, draad naar achteren leggen. Vanaf de geheele naald herhalen. 2enaald. 1 av. afhalen, *draad naar achteren leggen, 1 r. breien, draad naar voren leggen, 1 av. afhalen. Vanaf de geheele naald door herhalen. We herhalen nu deze beide naalden voortdurend en zullen dan zien, dat een stevig dubbel bandje ontstaat. Hebben we een lengte van ongeveer 30 cm. gebreid, dan breien we in het midden van den band een knoopsgaatje in. Hiervoor kanten we 3 st. af, die we er bij de volgende naald weer bij opzetten. Daarna breien we nog 2 cm. en kanten dan af. We breien 2 kruisbanden, die aan den voorkant worden aangenaaid en op den rug kruiselings vastgeknoopt worden. De deelen van het

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1939 | | pagina 36