1 A ONZE KAM E R S niet te drogen grond en zij ontwikkelen zich het weligste in vette, vocht op gevende aarde op een licht beschaduw de plaats, vooral voor de brandende zon in de zomermaanden zijn zij uiterst gevoelig. I n de heestergroep, die als natuurlijke begrenzing van den tuin werd gebruikt, valt thans reeds heel wat leven te be speuren. De Amelanchier, het kren- ten boompje, een sterk groeiende hees ter, heeft zich getooid met gedrongen trossen witte bloemen. En bij de Cercis of Judasboom zien we de fraaie violet- roode bloemen verschijnen vóór de typische blauwachtige hartvormige bladeren te voorschijn komen. Op een zonnig plekje bij ons vijvertje zien we de bloemen van de Kerria ja- ponica ontluiken, enkele goudgele bloemen tegen frisch groen blad. Een onderbeplanting met Eavendnla of Santolina, beide met grijs blad, doet de bloemen nog beter opvallen, een toepassing die we juist op de Hofstad- bloem hebben bewonderd. De nieuwe Berberisiinearifolia blijkt een succes te zijn gewordenwaar veel Berberissen bevroren zijn verdient deze nieuwe verschijning zeker de aandacht. Het is zonder twijfel de mooiste in den handel zijnde Berberis, een vrij compacte groeier, die een hoog te kan bereiken van 1 }/4 meter en thans overladen is met een weelde van groote diep oranje klokbloempjes. 6' Bloeiende u ii u s to like n 7 Clivia in bloei 8 iPhylloeactus in lentetooi 9 Kalanchoë ÏO De vrome en haar planten Een wandeling door den tuin om streeks dezen tijd van het jaar brengt ons dagelijks nieu we verrassingen, het lentegebeuren houdt ieder jaar opnieuw onze aan dacht geboeid, steeds opnieuw ver heugen we ons over het uitbotten van de heesters, over ile eerste bolgewas, jes, die schuchter hun kopjes boven de aarde steken, en genieten we met volle teugen van de bloesemweelde die tuin en landschap ons in het voorjaar brengen. Wanneer eenmaal de traditioneele voorjaarsschoonmaak voorbij is, dan krijgen we weer plezier in onze planten, die tijdelijk in discrediet zijn geweest, om van de losse bloemen nog maar niet eens te spreken. isse bloemen, die nu in den ■ollentijd volop en voor reinig geld verkrijgbaar zijn, zorgen voor de versie ring van onze kamers, en wie het geluk heeft er een tuin op na te houden maakt thans de aardigste voor- jaarsbouquetjes van priuuda's, viool tjes, Iberis, druifjes en al dat verdere kleine goedje. Ook met enkele heester- takken zijn wonderen te verrichten, decoratieve vaas vullingen met Ri bes, Prunus, Mag nolia, Azalea mollis en andere voor- jaarsbloeiers. Een aardige nieu we verschijning in onze vensterbank is de Kalanchoë, een vetplant over laden met 'n weelde van scharlakenroo- de bloemschermen, die maanden ach tereen kan bloeien en die daarbij zeer voordeelig in aan schaffing is. Toevallig hoorden we onlangs van een Aalsmeersclien kwee- ker, dat de Kalanchoë tegenwoordig tot de planten behoort, die op elk tijdstip op de kweekerij in bloei ge bracht kunnen worden, om welke reden alleen al dit plantje hoe langer hoe meer opgang zal maken. Wat de behandeling betreft, vraagt zij een licht en luchtig plekje, terwijl zij s winters niet te warm moet staan en niet te veel gegoten mag worden. oor te veel vocht is zij allerminst dankbaar in tegenstelling met de meeste bloeiende planten; zij vertoont echter spoedig rottingsverschijnselen in de stengels, waar niets aan te doen is. Hoogstens kunnen we in het begin stadium de stengels nog insnijden om uitbreiding te voorkomen, een gere gelde observatie van onze plant is dus wel gewenscht. Evenals met water zijn we ook met mest voorzichtig, eens in de maand wat kunstmest ïs voldoende. Een aanlig werkje is het stekken, waarvoor we zoowel losse blaadjes als kopstekken kunnen gebruiken, die we in een klein potje met rivier zand laten wortelen. Als zij zich goed vastgezet hebben, potten we ze op in een steviger grond- mengsel, bestaande uit oude blad aarde, scherp zand. fijne klei en wat houts kool, materiaal waar iedere bloe mist ons aan kan helpen Voor ons venster op het noord oosten staat thans de Clivia in vollen luister te bloeien, een ouderwetsche plant die eenige jaren uit de gratie is geweest, doch die voor het moderne milieu genoeg de coratieve waarde schijnt te bezitten met haar symmetrische groeiwijze, om wederom in eer hersteld te worden. Tijdens den bloei, die vele weken aan houdt, zetten we onze plant zoo lieht mogelijk in een verwarmde kamer, ter wijl een enkel zonnestraaltje haar in die periode niet hinderen zal. Anders wordt dit wanneer de zon meer kracht krijgt, dan houden we haar zoo koel mogelijk, want de bladeren zouden door de zon te veel lijden en bruine vlekken vertoonen. Gedurende den bloeitijd geven we volop water en bij voorkeur eens in de week kunst mest. Is het eenmaal met den bloei gedaan, dan nemen we niet alleen de bloemen weg doch ook den bloemsten gel zoo diep mogelijk, om de plant voor uitputting te behouden. We gaan verder op denzelfden voet voort- wat betreft de voeding van de plant, omdat nu de groeitijd volgt. Minstens eens per week worden nu ook de bladeren met lauw water afge- sponst. en wanneer we de plant zoo zorgvuldig behandelen, zal zij in staat zijn om 4-ti bladeren per jaar voort te brengen. Waar we echter wel aan moe ten denken is, dat we de plant niet mogen blijven vertroetelen, want dan zal zij ons nooit meer bloemen schen ken. In November, als de rusttijd aan breekt, geven we slechts zeer weinig water en vooral geen mest meer, door in dien tijd armoe te lijden zal zij in staat zijn in het voorjaar weer bloemen voort te brengen. Daarbij plaatsen we haar zoo koel mogelijk, alhoewel na tuurlijk vorstvrij, en eerst als de bloem knop zichtbaar wordt, kan zij haar oude plaats in de kamer weer innemen. Een geheel andere verschijning, die thans in onze huiskamer in bloei staat, is de Phyllocactus met haar enorme bloemen waaruit groote bundels meel draden te voorschijn komen. Tijdens den bloei kan zij gerust in het zonnetje staan, waar we geregeld gieten en eens in de veertien dagen kunstmest toedienen. Na den bloei is 't beter haar uit de zon te nemen en b.v. voor een raam op 't noord-oosten te zetten, waar we met water geven en be mesten doorgaan, eventueel kan zij ook de zomermaanden op een licht bescha duwd plekje in den tuin doorbrengen, waar zij dezelfde behandeling geniet. Wie stek wil nemen kan dat heel goed na den bloei doen. We nemen dan een klein stekpotje, gevuld met blad- aarde, tuingrond en scherp zand, dat we op zijn beurt in 'n grooteren bloem pot plaatsen gevuld met turfmolm, die geregeld vochtig gehouden wordt. Door deze wijze van handelen voor komen we rotting van de stek en wan neer we dan nog een glas of jampotje over het potje plaatsen, wordt de wortelvorming sterk bevorderd. Planten en bloemen in het voorjaar zijn onontbeerlijk om een lentesfeer in huis te brengen, die we zoozeer noodig hebben als liet wéér minder gunstig is en we niet in staat gesteld worden om van den tuin te profiteeren of de natuur in te trekken. A. C. MÜLLER-IBZERDA

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1939 | | pagina 7