L
AUXO
haar
Rijno-Tomatensap: de gezonde vitaminebron
waarmee U Voorjaarsmoeheid bestrijdt!
DE HONDERDDUIZEND
door J. P. Baljé
mij. „DE BETUWE"-TiEL
Hoofdvertegenwoordiging voor Nederland
Firma E. M. Schlösser, Amsterdam C. Postbus 370
12
Voorjaarsmoeheid het lustelooze gevoel
dat haast iedereen bekruipt, wanneer het Lente
wordt is meestal een gevolg van de vitamine-
armoede in het voedsel tijdens de winter
maanden. Vul dat Vitamine-tekort aan Ga
R1JNO gebruiken het gezonde tomatensap met
alle vitaminen, alle voedingsstoffen (wetenschap
pelijk onderzocht 1) van de rijpe, versche Tomaat 1
Bereid volgens een speciale methode, waarover in
Nederland alléén De Mij. „De Betuwe beschikt
Pas na jarenlange onder
zoekingen kan de zuivert
vitamine- waarde weten
schappelijk worden bepaald
Welnu: RIJNO is onderzocht.
En uitmuntend bevonden!
Ken geheel nieuw, naar een bijzonder proeedé gefa
briceerd haarver/.orgingsmiddel van universeele en
buitengewoon intensieve werking, fl. 1.75 per flesch.
F. WOLFF SOHN'KARLSRUHE
Toen Brander van zijn middag-
wandelingetje terugkwam eu hij
zijn afdeeling weer binnenstapte,
ging er dadelijk eeu gejuich op:
„Ha. daar is de boffer!"
„Zeg, Brander, je tracteert, hoor!"
„Brander, wel gefeliciteerd, kerel
Een beetje overdonderd keek Brander
het kringetje lachende gezichten rond.
Breeduit aan zijn lessenaar zat Hempels.
Hij had een stuk papier in zijn hand,
waar hij gewichtig op tuurde. Toen keek
hij Brander ernstig aan en bijna
idechtig zei hij:
„Nummer 14910, da's toch jouw
nummer, hè, Brander?"
Nummer 14910, verdikke, dat was
z'u loterijnummer. Eeu opgewonden
gevoel kwam over hem. Hij slikte even
voor hij kon antwoorden: „Ja, dat num
mer heb ik."
Hempels knikte. „Zie je nou wel,
doorgefourneerde pessimist, dat je weer
eens ongelijk had. 't Was geen goed
nummertje, daar kou nooit wat op
vallen, je had liever 'n staartnummer..."
Brander stond te trippelen van onge
duld.
..Is er dan wat op gevallen?' vroeg
hij gretig. „Vertel dan toch op, kerels."
Opnieuw ging er een gelach op. „Of
er wat op gevallen is, vraagt ie?"
grijnsde Hempels. En dan, na nog een
paar seconden Brander stilzwijgend te
hebben aangezien, zei hij plechtig:
„De honderdduizend!"
Even keek Brander ongeloovig. „Laat
zien," zei hij schor. „Laat zien." Hij
veegde zenuwachtig zijn beslagen brille-
glazen af, greep het papier, zag niet zoo
gauw 't nummer, zoodat ze het met den
vinger aan moesten wijzen. Het duizelde
hem, het werd wazig voor z'u oogen en
hij moest even steun zoeken. Warempel,
daar stond het: 14910. Hij had de
honderdduizend. En nog wel op een
half lot. Vorigen keer had hij met een
twintigje geboft eu een duizendje
gewonnen, 't Was tweeënveertigvijftig
geweest en toen had hij, overmoedig,
meteen een half lot gekocht. En nou
had ie de honderdduizend.
Hij stiet een soort Indianenkreet uit
en maakte een luchtsprong, ,,'k Ha
direct taartjes halen," zei hij, „bestel
maar thee voor mijn rekening."
Een minuut of twintig later was hij
terug. Hij zag de verwachtende ge
zichten en plantte triomfantelijk de
taartjesdoos op tafel. „Alsjeblieft, de
taartjes." Toen keek hij weer het
kringetje rond. Er was een eigenaardige
trek om zijn mond en in z'n oogen blonk
een vreemd licht. „En nou heb ik nóg
een verrassing," zei hij met klem,
„eentje voor m'n eigen plezier." Hij
keek geheimzinnig.
„Wat ga je doen?" vroeg er één,
toen hij op de deur van de directie
kamer toeliep.
Hij keek even om en wuifde, beteeke-
nisvol knipoogend.
„Afwachten!" beval hij.
„Hé, Brander," riep Hempels, „hé,
wacht 's even.
Maar Brander liet zich niet weer
houden. Hij had de deur al open en
stapte rustig binnen.
Meneer van der Wal, de directeur,
keek verstoord op.
„Wat moet dat, Brander, zoo zonder
te kloppen.
„Mond hoiiden!" heet Brander hem
toe. Er was een verbeten trek om zijn
mond, toen hij op het bureau afstapte.
„Mond houden. Nou wil ik wel eens
spreken."
Verwonderd keek meneer van der
Wal hem aan, in zijn oogen koude
afwering. Werktuiglijk ging zijn hand
naar het schelleknopje. Brander kwam
wat vlugger naderbij en zijn hand
schoot uit zijn jaszak.
„Stop," zei hij, „laat dat." In zijn
hand liet hij een revolver op en neer
wippen, zooals hij dat in de cinema
vaak zag. Hij had de grootste bewonde
ring voor Wild-West-helden.
De hand van den directeur viel
aarzelend terug. Was de man voor hem
misschien gek geworden? Brander trok
een stoel bij, waarop hij schrijlings ging
zitten, de revolver steeds in de hand.
„Ik wou je eens even de waarheid
zeggen," ging hij verder, en er was
bitterheid in zijn stem, „ik wou eens
even vertellen, hoe ik - en anderen
over je denken. Veel goeds is dat niet.
Je bent een tiran voor je personeel.
Je betaalt hongerloonen en, als 't. maar
eenigszins kan, ontsla je menschen en
laat je de anderen nog harder sappelen.
Hart heb je niet. Toen m'n vrouw
geopereerd was, en ik een middagje
vrij vroeg, zei je, dat je met de parti
culiere omstandigheden van je personeel
geen rekening kou houden. Dat m'n
vrouw op sterven lag gelukkig is ze
er nog bovenop gekomen, maar dat zal
je wel niet kunnen schelen interes
seerde je niet. Dat ik moest werken met
de wanhoop in het hart, wat gaf je er
Hij liield even op en keek Van der
Wal scherp aan. De directeur bewoog
zich onrustig op z'n stoel.
„En nou," zei Brander, „nou is het
uit! Ik ga een eind maken aan dit ellen
dige bestaan. Begrijp je?" Er glinsterde
iets moordlustigs in zijn oogen en hij
zag met kennelijk pleizier de fijne
zweetpareltjes óp het voorhoofd van
zijn directeur.
„Nou knijp je hem, niet? Nou knijp
je hem?"
Brander grijnsde. „Natuurlijk, laf
ben je ook. Dat zijn alle uitzuigers.
Maar maak je niet ongerust. Al is je
leven dan ook geen cent waard, ik
zal het je niet ontnemen, 'k Zal wel
wijzer zijn. Ik neem alleen m'n ontslag.
Heef dat hondenbaantje maar aan een
ander, ik bedank er voor!"
Brander's lach werd hoorbaar. Hij
schaterde. „Wat 'n gezicht zet je, kerel,
dat alleen is al geld waard! En nu
Brander's arm schoot vooruit, de
revolver recht op den directeur ge
richt, zijn vinger aan den trekker. Met
'n ruk schoof Van der Wal zijn stoel
achteruit, toen Brander's vinger zich
kromde. Maar er gebeurde niets. De
revolver sprong alleen open en Brander
nam er een sigaret uit.
„Haha! Onschuldig sigarettenko-
kertje. Brander is te leep, meneertje,
hem vang je niet. Je zou anders een
aanklacht kunnen indienen wegens be
dreiging tegen het leven. Heb ik niet
gedaan. Kan immers niet met eeu si
garettenkoker, haha!"
Hij stond op en wuifde ten afscheid.
„Saluut!"
Iloogopgericht stapte hij de direc
teurskamer uit, een lach op z'n gezicht.
Een groepje collega's stond dicht bij
de deur.
„Zeg, Brander, je hebt toch niets
onherroepelijks gedaan?" vroeg Hem
pels henepen, „je was zoo gauw binnen,
je wilde niet luisteren. Kijk eens, kerel,
't was een grap. 't Nummer was 1491,
we hadden er een nulletje achter ge-
teekend. Maarredie taartjes zullen
we je wel vergoeden.
Lijkbleek keek Brander hen aan.
Even stond hij zoo, dan zakte hij zonder
geluid te geven in elkaar.