mm® 6 De eeil in de kaatsbaan, op 20 Juni 1789. ..Ken groote volksmenigte, die zich voor de rumen en buiten op straat verdrong. ileeil <h lucht daveren van toejuichingen.'' (Gedenkschriften van markies de Derrières.) Op de taiet de president der vergadering. Haillg. de koning binnenkwam. De koningin echter werd met een ijzig stilzwijgen ontvangen (reeds placht men haar „de Oostenrijksfhe" en „mevrouw Tekort" te schelden), maar haar verwoede tegenstander, de hertog van Orleans, kreeg een hoeraatje. Toen de koning op den troon zat, keek hij eerst enkele oogen- blikken rustig rond: er heerschte een diepe stilte men dorst haast geen adem te halen. Toen las hij met heldere stem de troonrede voor. llij sprak de hoop uit. dat de vertegenwoor digers des volks er in zouden slagen, orde te scheppen in de financiën, en dat het wijze en gematigde overleg der vergadering een einde zou maken aan de „alge- nieene onrust en overdreven zucht naar nieuwigheden". Van zijn kant beloofde hij de grootst mogelijke toewijding aan het algemeen welzijn. In 't begin ging alles goed. De adel verklaarde zich bereid, zijn vrijstelling van belastingen prijs te geven. Maar dat was den afge vaardigden van den derden stand niet genoeg: zij wilden de grieven des volks te berd brengen, die grieven moesten verholpen «or den... Het volk wilde komen tot vrijheid en welstand, gelijk de .Voord-Amerikanen die pas bevochten hadden! De derde stand won spreken en stemmen: zóó stemmen, dat 't iets uithaalde! Toen de vraag behandeld werd. hoe er gestemd zou worden, eiseht.en de burgers (621 man) hoofdelijke stemming. Zij hoopten, uit den adel en de geestelijk heid (aanvankelijk re zanten 593 man de Breton- scbe edelen waren er nog niet) nog velen voor hun wensclt te winnen. Maar tie adel en de geestelijkheid stemden tégen dien wensch. W at nuf Berustenf Dan bleef alles bij het oude! Dan kouden de afgevaardigden zeggen wat ze wilden, en voorstellen wat ze wilden, het hielp niets: zoodra de adel en de geestelijkheid vonden, dat er aan hun voorrechten getornd werden, sloegen ze met hun twee gezamenlijke stemmen de ééne stem tier burgerij tlootl De vergadering ging uiteen en den avond van dien vijftien Mei staken de afgevaardigden fles volks de hoofden bij elkaar en vroegen ze elkander: „Wat zullen we doen?" De derde stand begon door aldus op eigen beenen ti gaan staan, een onafhankelijke positie in te nemen, hij begon middelen te zoeken, om baas te worden over den tegenstand der beide andere standen.... De derde stand zette de revolutie in. De communes, de gemeenten der burgerij, stoorden zich niet meer aan de oude staatsregeling, de indeeling en stemming naar standen. Er ging een maand voorbij met onvruchtbare onderhandelingen tusschen de drie kamers adel. geestelijkheid en communes die ieder afzonderlijk vergaderden. Er werden aan ietleren kant commissa rissen benoemd, die trachten moesten, een aecoord tot stand te brengen. De koning zette weer een wankel stapje: hij wees den zegelbewaarder aan. om de onderhandelingen te leiden. De geestelijkheid bood bemiddeling aan de adel verzette zich natuurlijk tegen de wensche.il der communes. „Zie je welf" riepen de afgevaardigden van den derden stand de natie toe. „de adel wil niets toegeven!" Nadat zij aldus het volk goetl hadden laten voelen, dat er met tie bevoorrechten niets te beginnen was, hakten zij den knoop door. Den zeventienden Juni ver klaarden de afgevaardigden van den derden stand, dat zij. zij alleen, de Nationale Vergadering vormden, d.w.z. de natie zélf. de souvereine bezitster der wetgeven de macht. Een deel der geestelijk heid gaf nu toe. maar de adel bleef koppig. en <le koning en het ministerie gaven den adel gelijk, récht, vond J,odewijk XVI. Hij liet derhalve den twintigsten Juni de vergaderzaal van den derden stand sluiten. Maar de afgevaardigden bedankten er voor, naar huis te gaan: zij begaven zich naar een zaal. waar het hof zich met liet kaats spel placht te vermaken, en legden daar hun be- faamden eetl af: zij zouden niet uiteen gaan. vóór zij Frankrijk 'n nieuwe grond wet hadden geschonken. De vastberadenheid, die zich o)) deze wijze uit - sprak, maakte op het hof en den adel diepen indruk. 11 ovelingenraad bewoog den koning tot een nieuwen wankelen stap: in de zit ting tier Algemeene Staten van den drieëntwintigsten Juni beval hij den drie De afgevaardigden va n den derden stand, vóór de deur der vergaderzaal wachtend, tot zij teerden binnengelaten. Kerst moesten de adel en de geestelijkheid hun plaatsen hebben ingenomen wijl het buiten regende dat het goot. werd de stemming der afge vaardigden door het wachten niet bepaald verbeterd. M irabeau. de woordvoerder van den derden stand. want réclit standen, uiteen te gaan en ieder apart, iedere stand in eigen vergaderzaal, na te denken over een ordelijke hervatt ing van den arbeid. Toen de koning ib zaal verliet, volgde hem de adel en een gedeelte van de geestelijkheid. De derde stand bleef roerloos, zwijgend zitten. De groot ceremoniemeester sprak: „Hebt u het bevel van den koning niet verstaan?" De afgevaardigde Mirabeau trad naar voren en antwoordde opgewonden: „Da maar aan uw meester zeggen, dat we hier zijn krachtens den wil des volks en dat we niet weggaan, als we niet door de bajo netten gedwongen worden!" De ceremoniemeester ging de boodschap over brengen. De koning schrok. „Willen ze niet weg?" zei hij. „Zoo. Laat ze dan maar blijven. Ik wil niet. dat er om dat gekibbel één mensch omkomt." Hij erkende zijn nederlaag! De stuurman met de zwakke spieren liet zich het roer steeds vertier ontglippen. Wie weel als er in die dagen 'n scherpzinnige, handige, sterke koning op den Franschen troon had gezeten.... een, die onderscheidde, hoe de zaken stonden, en wat er veranderen moest, wilde zich de ontwikkeling van het staatkundig leven, de hervor ming der Fransche samenleving, vreedzaam vol trekken wie weet luid hij de leiding kunnen nemen en houden over den drang der millioeneii. Nóg riep de derde stand: „Leve de koning!" Nóg juichte de massa, als de koning zich vertoonde. De geestelijkheid was bereid, met den derden stand samen te werken. Had Lodewijk XVI den adel aan- ged urfd. had hij met zijn broers, zijn naaste vrienden, een schikking weten te treffen, wie weet hadden de Franschen de vrijheid en den welstand, waarnaar zij streefden, verkregen, zonder dat er hoofden bij bon derd- en duizendtallen werden afgehakt, zonder dat het binnenlandsehe leven en de buitenlandsehe ver houdingen voorjaren en jaren ontwricht werden. Wie weet. Maar „wie weet" is geen geschiedenis. Dit zijn de feitendoor de houding van den adel en van den koning zelf werd de tierde stand steeds dichter in een eigen hoek gedrukt, steeds krachtiger geprikkeld tot eigendunkelijk opt reden en tot verzet En dit is een tweede feit: de volksmenigte volgde met gespannen aandacht, wat er gebeurde. Voorloopig nog als toeschouwer maar alras gingen er uit het publiek stemmen op en op de stemmen volgden de steenen De mensehen liepen te hoop, als de koning uitreed de tnenschen liepen te hoop. toen de Staten geopend werden.... dal spreekt vanzelf. De tnenschen stonden te wachten en te praten en raddraaiers stookten. Het publiek volgde alle gangen der afge vaardigden. Er stonden duizenden tnenschen op het plein voor liet slot te Versailles. Toen tie derde stand in de kaatsbaan, tegenover het slot. vergaderde, stonden nieuwsgierigen hoofd aan hoofd voor de ramen, en zij trachtten iets te hooren en riepen nu en dan hun woordje naar binnen. Er waren natuurlijk een massa leegloopers bij. koffiehuishelden, warhoof den, maar er was ook veel gepeupel uit Parijs en uit Versailles zelf, gespuis, dat van een „heibeltje" hield en met alle genoegen de keien uit de straat zou trekken, om dezen of genen te bekogelen. De Parijze- naars wenden zich aan, hun geluid te laten hooren. de afgevaardigden te helpen met „raad"..,, zij trachtten reeds menigmaal de afgevaardigden voort te stuwen in de richting van het verzet, door met geweld te dreigen. Het wilde beest werd wakker! E. H.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1939 | | pagina 8