5
ophaalbrug rammelend
neerviel de aanvallers
hadden met bijlen de ket
tingen doorgehakt deed
liijigeen pogingen tot afweer.
J)e belegeraars zetten in-
tussehen den aanval voort.
Een timmerman stelde
voor een groot werptuig te
bouwen, een kastelein vond
het beter, de vesting te
bespuiten met olie en fos
for en dan in brand te
steken. Het gespuis ver
stond slechts „in brand
steken". Het sjouwde stroo
aan, om de. woonhuizen
aan den ingang der Bas
tille weg te branden. Eerst
toen de vlammen hoog op
sloegen en de tweede op
haalbrug bedreigden, liet
De Launay een kartets op
de aanvallers afvuren. Dat
was het eenige."schot, dat
ter verdediging van de
Bastille gelost -werd.
Het getal der aanval
lers bedroeg ruim acht
honderd. Maar op den ach
tergrond stonden er tal van
nieuwsgierigen, waaronder
zelfs aanzienlijke dames,
die haar rijtuigen in zijstraatjes lieten wach
ten. Voor de belegerden echter leek dat een
ontzaglijke, dreigende massa. De bezetting der
sterkte werd er bang voor, vooral, toen de
plunderaars van 't Hotel des Invalides met
kanonnen kwamen aanrukken. Verzet achtten
zij nutteloos zij konden tóch die heele
mensehenmassa niet uitroeien, meenden zij.
Op het laatste moment toen ook de
tweede ophaalbrug gedaald was wou De
Launay den brand in het kruit steken, om de
citadel en «Ie heele stadswijk in de lucht te
laten springen. Een van zijn mannen hield
hem tegen, een ander heesch de witte vlag.
en een officier van de Zwitsers gaf den eer
sten der binnenstormende vijanden, twee
onderofficieren van de garde, een briefje, waar
opstond, dat de Bastille zich overgaf, onder
voorwaarde, dat de bezetting geen leed zou
ondervinden. De dolzinnige menigte echter
schoot en stak iedereen neer, dien zij vinden
kon. De Zwitsers, in linn blauwe werkkielen,
werden voor gevangenen aangezien en konden daar
door ontsnappen -de invaliden echter, en de offi
cieren, werden vermoord. Eindelijk dacht men er
aan, dat men de slachtoffers van het despotisme
wilde bevrijdende kerkers werden geopend, en de
gevangenen kwamen naar buiten. Het waren er zeven.
Reeds was de gouverneur. De Launay, door een
sabel aan den rechterschouder gewond. De twee
onderofficieren echter namen hem tusschen hen in
en trachtten hein weg te voeren. Maar de wilde bende
herkende hem, stak naar hem met bajonetten en
pieken en trok hem de haren uit. „Snijd hem zijn
kop af!" „Hang hem op!" „Bind hem aan den
staart van een paard!"
werd er geschreeuwd. De
ongelukkige smeekte om
den genadeslag, en in zijn
wanhoop gaf hij een zijner
pijnigers een schop. Toen
rukte 't woedende gespuis
hem los uit de handen
van zijn beschermers, door
stak hem met bajonetten
en ging zelfs nog tegen
't lijk krankzinnig te keer.
De man. die den schop
Daag# na de bestorm ing van
de BastiUe brachten de J'a-
rijzenaars hun #tad in #taal
van verdediging. Het in
stelling-brengen der kanon
nen op de schilderachtige
hoogten ran Montmartre.
De beroemde molen#, door
ontelbare dichter# bezongen
door zoovele meester# getee-
kend en geschilderd.
De bestorming ran ile Bastille door
het I'arijsche volk op 14 Juli 1789.
De oude vesting, die muren had ran
veertig roet hoog en dertig voet dik,
was vooral berucht sinds zij (ds
staatsgevangenis gebruikt werd.
Markies de Launay. de gouverneur
van de Bastille, werd door de be
stormers gevangen genomen en op
onmensehelijke wijze vermoord. Z,n
hoofd stak men op piek en droeg
men in triomf door de straten.
had gekregen, knielde en scheidde
met een mes het hoofd van den
roinp. Het hoofd werd op 'n hooi
vork gestoken en onder afgrijselijk
lawaai meegedragen. Zoo trok de
stoet naar het Palais Roval.
De verovering der Bastille wordt
nog jaarlijks door de Franschen
herdaeht met een nationalen feest
dag. den 14en Juli.
De koning meende nog steeds, door een tegemoet
komende houding zijn onderdanen tot de orde terug
te kunnen brengen. Hij kwam 17 Juli naar Parijs,
deelde mee. dat hij de vreemde troepen had wegge
stuurd, stelde zelf Lafayette (die vroeger deel had
genomen aan den Amerikaanschen vrijheidsoorlog)
aan het hoofd der nationale garde en benoemde
Necker opnieuw tot minister. ..Leve de koning!"
riepen de Parijzenaars. Maar de omwenteling ging
haar gang. Door het eene besluit na het andere ver
vormde de Nationale Vergadering de staatsorde, en
het volk nu niet alleen meer te Parijs, maar ook
in de provincie vierde zijn grilligheid en onstui
migheid hot. al ging het over alle jwrken heen. Wie
hij het volk niet in den smaak viel, werd op straat
afgemaakt. „Aan de lantaren!" werd er hier en
ginds geschreeuwd en bij die woorden bleef het
niet. ..Dood aan de adellijke heeren!" gierde het
door heel het land. Kasteelen en kloosters gingen in
vlammen op. en weldra keerde zich de volksrazemij
tegen alle bezit, tegen allen hoogeren stand of schijn
daarvan.
Edelen, die er de kans toe zagen, ontvluchtten
het land de hovelingen, die de slechte raadgevers
des konings waren geweest, het eerst. De hertog van
Orleans werd beschuldigd van het streven, den troon
ten val te brengen, om zelf de macht in handen te
krijgen. Allicht echter hebben hovelingen den man
zwarter afgeteekend dan hij was. Er wordt zelfs be
weerd. dat hij in den omtrek van Parijs al het graan
liet opkoojMMi. om de Parijzenaars door hongersnood
nog meer te prikkelen. Hij en de zijnen (of wie het
dan waren) trokken van een officicrenfeestje te
Versailles, waarbij zich de koning en de koningin
vertoond hadden, partij, om de volkswoede opnieuw
te prikkelen. De officieren hadden de nationale
kokarde vertrapt, werd er rondverteld, en zij hadden
de financiën van den staat redden en het verkwisten
de hof tot zuinigheid dwingenHet bericht verwekte
dus groote opschudding. Een jonge driftkop, Camille
Desmoulins, sprong op een tafel, met een pistool in
zijn hand. „Medeburgers!" riep hij, „het ontslag van
Necker is het sein tot den aanval: vanavond zult gij
<le Zwitsersehe en Duitsche bataljons van het Mars-
veld zien uitrukken, om u in de pan te hakken. Er
maar één redding: te wapen! Slaat ze dood!"
De menigte woelde naar buiten, de nauwe, vuile
straatjes door. Zij haalde uit een wassenbeeldenspel
de borstbeelden van Necker en den hertog van
i cleans, wikkelde er zwart krip om en droeg ze in
optocht door de straten. Tal van gardesoldaten
trokken mee. In de Rue St. flonoré kwam de stoet
een afdeeling Duitsche dragonders tegen. Het kwam
tot ruzie, tot vechtenHet eerste bloed had
gestroomd. Heel het hoofdstedelijk garnizoen trok
partij voor het volk, stelde zich te weer tegen de
vreemdelingenen de koning gaf bevel, de
huurtroepen te laten wegtrekken van Parijs, om
den geest van verzet niet nog verder te prikkelen.
De hoofdstad was aan zichzelf overgelaten.
Overdreven gerucht maakte die gebeurtenissen in
de stad bekend. Het volk begon met woesten ijver te
zoeken naar wapens, trok de steenen uit de straten,
sloeg barricades op. Het tumult duurde den lieelen
nachtstormklokken luidden; er trokken troepen
kerels, met stokken en lansen gewapend, de straten
door. en drongen de huizen binnen, om naar voedsel
en wapens te zoeken. Bandieten en het minste
gespuis schenen de stad te beheerschen. Een bende,
met bijlen gewapend, overmeesterde het klooster der
Lazaristen, eii vernielde alles.
Terwijl het gemeentebestuur "bezig was, de natio
nale garde, bij wijze van burgerwacht, te organisee-
ren, trok een menigte van vijftigduizend gewapenden
de straten dooi plunderend, zingend, brullend, en
telkens vragend: wat zullen we nu eens gaan doen?
Een groote bende drong (en wérd gedrongen) naar de
kazerne der Invaliden. Dp het voorplein stonden de
kanonniers met brandende lonten hij hun stukken
maar in een oogwenk was het plein vol mensehen.
Niemand verzette zich: duizenden geweren (meest
oude modellen) en een aantal kanonnen werden de
buit der menigte.
Een andere bende was naar de Bastille getrokken,
de oude vesting, die muren had van veertig voet
hoog en dertig voet dik. en beschoot die muren van
tien uur 's morgens tot vijf uur 's middags met
geweerkogels. Men wou maar iets dóén. onverschillig
wat. En de Bastille, sinds jaren slechts als staats
gevangenis gebruikt, werd gehaat als de burcht van
liet middeleeuwsche despotisme. De bezetting be
stond uit 32 man, Zwitsers, benevens 82 invaliden.
Den gouverneur der Bastille. De Launay, werd de
eisch gesteld, de citadel over te geven, en het kruit
uit te leveren, dat in de kelders lag. De Launay
weigerde, maar beloofde, niets te zullen doen, als
liij niet aangevallen werd. Hoewel een roekelooze
invalide door een geweerkogel gewond werd, liet hij
de kanonnen op de tinnen achteruit trekken en zijn
manschappen zweren, dat zij slechts in zelfverdedi-
ding zouden schieten. Hij zag in die volksmenigte
voor de muren slechts baldadige kinderen dien
moest men wat toegeven. De onderhandelaars uit de
massa noodigde hij uit, iets te gebruiken, en hij liet
hen rustig de vesting bezichtigen. Zelfs toen er een