HÉT lied van LAKNOOK door Albert Richard Wet jen Toen kapitein Brand even uittuurdezag hij dat er nu en dan een bleeke maan door een wolkenscheur scheen en een kwaadaardig gebied ijzergrauw water toonde. Het eerste noodsignaal werd opge hangen door het tankschip Canton Lady, onderweg van Suva naar San Francisco, achter in den middag. Zóó dringend klonk dat signaal, dat de marconist een duik uit zijn kooi deed naar de koptelefoon - en daarna had hij het een tijd druk. S.O.S.! ..Stoomschip Nordenfeldt gestrand en stukgestooten. Onmiddellijk hulp noodig. Alle schepen in nabijheid dringend. Positie ongeveer 2° 25' zuid 17fi° oost. .Tonas. gezagvoerder." „Dat is zoowat bij Tamana, Gilbert-eilanden," zei kapitein Brand van de Canton Lady. Hij boog zich weer over de kaart. „Daar kunnen we op zijn vroegst over twaalf uren zijn. Is er niemand anders in de buurt?" „Ik heb de Prince Harry en de Barradale ge kregen, mijnheer," antwoordde de marconist, „maar die zijn verder weg dan wij. Dus 't zal op ons neer komen." „Lijkt mij ook," zei kapitein Brand. „Vraag maar nadere bijzonderheden. En zeg, dat we komen." Hij ging naar beneden om met den eersten machi nist te overleggen, en kwam toen weer naar het sloependek, naar de radio-cabine. De marconist gaf hem het nadere bericht van de Nordenfeldt: „Gestrand onbekend rif zuidelijk eiland Tamana. In voorafgaande stormvlagen alle sloepen verloren. Voorpiek vol en voorruim zwaar lek. Toenemende wind en sterke zuidelijke deining beukt romp. Tamana onzichtbaar. Onmiddellijke hulp noodig. Einde kwestie van schatten enkele uren. Bemanning vierentwintig zal vlotten probeeren als laatste mid del. Hoe is uw positie? Jonas, gezagvoerder." „Tien zuid, één vijfenzeventig oost," zei kapitein Brand werktuiglijk; maar hij hield de hand'van den marconist, die naar zijn sleutel greep, tegen. „Nee, wacht even," zei hij. Hij liep naar de deur hij leek wel een beer in zijn oliejas en zuidwester, de middelmatig groote man, met zijn knorrig gezicht en grijzend haar en hij staalde over het zwellende paarsblauw van de zee, waar nog zachte lichtglansen over vielen in de tropische schemering, met de laatste pracht van vinnig rood en goud aan den horizon. De wind was een hoog gefluit in het tuig en de Canton Lady zwaaide breed, toen de snellere slag van haar schroe ven haar noordwaarts dreef. Er begon schuim over 't dek te spatten en een man in oliejas klom den voormast in, om op uitkijk te gaan zitten in 't kraai ennest. Kapitein Brand haalde zwaar adem. „Nee, onze positie niet opgeven," zei hij zacht. „We kun nen er onmogelijk op tijd zijn. Zeg alleen nog maar eens, dat we komen." De marconist keek hem met een langen blik aan en knikte toen. Die bemanning kon beter omkomen, terwijl ze nog hoop had, dan dat ze uren van wan hoop moest doorworstelen. Vierentwintig man op een schip, dat doorbrak, en weer storm op komst, en alie sloepen kwijtDe keiliardo zee! Hij riep de Nordenfeldt. En na lang wachten gaf ze weer antwoord. „Grootste haast noodig. Maken snel water. Herhaal vraag, hoe is uw positie? Jonas, gezagvoerder." „Zeg maar, dat we op volle kracht varen," beval kapitein Brand rustig. „Dat we 't in een paar uur wel halen." De marconist keek hem weer aan en de kapitein knikte. „Ja, sein dat maar. We moeten allemaal wel eens liegen." L)e marconist werkte met zijn sleutel en toen volg de er weer een lange stilte. „Geeft hij geen antwoord?" vroeg kapi tein Brand en de marconist schudde zijn hoofd. „Nog niet, mijnheer. De marconist zal ile, boodschap overbrengen en ze denken na. Ik weet er alles van. Ik heb de schipbreuk van de Esmeral.. Wacht!" De radio sprak weer snel schreef hij op z'n blocnotes. De kapitein stond over zijn schouder gebogen te lezen. „Vragen nogmaals uw positie. Stoom schepen Prince Harry en Barradale be richten kunnen eerst over zestien uur hier zijn. Beweren u dichtste bij. Houd de verbinding. Canton Lady. Wachten hier is eenzaam. De zeeën komen voor over en water spat over lieele bootdek en langs mijn deur. Klinkt net of het lacht. Heb er nooit zoo over gedacht. De mannen ploeteren en probeeren schot tusschen ruim een en twee te stutten. Zal niet veel helpen, geloof ik, maar kapitein Jonas wil iedereen bezig houden tot u komt." „Wat beteekent dat nou?" vroeg kapitein Brand kribbig. Er waren druppeltjes van gevoeligheid op het voor hoofd van den marconist der Canton Lady, toen hij de ontvangst bevestigde. Buiten was het nu donker, de sterren kwamen met aarzelend gekuipper te voor schijn achter scheurende wolkenmassa's. „Dat beteekent, dat hij 't. snapt, mijnheer. Dat ze geen kans hebben," zei de marconist, met vertrokken mond. „We willen onze positie niet opgeven. Hij kletst maar wat. Ik heb zelf ook zoo gedaan, op de Esmeral. Je wilt iets doen, als je vastzit, alleen, en op je dood wacht." Kapitein Brand ging met zijn hand over zijn oogen en knikte toen, dat hij 't ook begreep. En de Norden feldt praatte koppig door, dwars de woedende, stormachtige mijlen over; „Blijf in contact met me. 't Is eenzaam. Ik heet Norman Ross. Ik ben negentien jaar en derde officier hier aan boord en marconist. We moesten zoo goedkoop mogelijk doen, dus kon er geen aparte marconist af. Ik ben geboren in Lamock, even buiten

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1939 | | pagina 4