5 EEN GEZICHT OP DE HAVEN VAN AMSTERDAM een groot.e handtasch van glimmend zwart leer. Haar stem en houding waren volkomen beheersclit, alsof 't heel gewoon was voor oude dames om tegen middernacht in den mist op trottoirbanden te zitten. „Ik heb geroepen en geroepen," zei ze kalmpjes, „maar niemand kwam. Ik dacht al, dat ik hier den geheelen nacht zou moeten zitten en dat zou erg ver velend geweest zijn." „Wat is er gebeurd?" vroeg het meisje. „Natuurlijk zijn de melkboeren altijd erg vroeg, nietwaar?" zei de oude dame. „Maar zelfs dan is het nog een lange tijd, als je moet wachten. Daarom ben ik blij, dat u gekomen kern „Maar wat mankeert er aan?" vroeg Anthony. „Het was in zekeren zin mijn eigen schuld," zei de oude dame op een conversatietoon, „omdat ik niet gekeken heb, waar ik liep. Maar in zulk een mist kan men immers niet kijken waar men loopt? In elk geval ben ik blij, dat u gekomen bent ten minste, als u een paar minuten den tijd hebt. Tk heb, geloof ik, mijn enkel verstuikt." „Lieve help!" riep het meisje medelijdend. Zij knielde naast de oude dame. „Doet het erg pijn 1" „Ik stapte van liet trottoir," vervolgde de oude dame. „Allee:: w ist ik niet, dat ik op den rand stond, weet u. Zoo geschrokken. Overigens ben ik een beetje doof, als u dus een beetje harder zou willen praten." „Doet het erg pijn?" vroeg Anthony luid. „Ik wilde naar huis wandelen, ziet u," zei de oude dame, „omdat men in het algemeen zoo weinig be weging neemt. Alleen verwachtte ik natuurlijk niet. dat ik mijn enkel zou verstuiken. Ergerlijk hoor' Ik heb bij vrienden gegeten en ik woon hier niet ver vandaan. Maar zoo'n mist maakt je in de war." „Waar woont u?" vroeg het meisje. „Dank u wel," zei de oude dame. „Dat zou erg vriendelijk van u zijn. Ik kan niet lbopen, weet u. en er schijnen geen taxi's te zijn. Maar doe geen moeite, als u gauw thuis moet zijn. Ik kan wel wach ten tot er een ander komt en in elk geval zal de melkboer. Waar woont v?" vroeg Anthony met een stem, die door den mist klonk als een trompetstoot en die men een paar blokken verderop had kunnen hooren. „Nu, dat is erg vriendelijk van u," zei de oude dame. „Werkelijk, erg vriendelijk. Om u de waarheid te zeggen begint het me heusch een beetje te vervelen hier te moeten zitten. Ik woon in Warburton Court, in de Ashby Street. Flats, weet n nogal naiiw- behuisd, maar wel comfortabel." Zij zweeg en keek scherp naar Anthony op, die eenigszins verlegen werd onder haar blik, want van een situatie als deze had hij geen ondervinding en hij wist dan ook niet wat hij moest aanvangen. „I" ziet er sterk uit, jongeman. Misschien wilt u me op de been helpen, dan red ik het verder wel." Maar zoodra zij met Anthony's hulp weer rechtop stond, bleek duidelijk, dat zij niet in staat was te loopen. Toen er geen twijfel meer mogelijk was, leun de zij op Anthony's sterken rechterarm en maakte een geïrriteerd gebaar. „Nu, dat is vervelend! Ik kan heelemaal niet loo pen. Hoe verschrikkelijk. Zijn er werkelijk geen taxi's?" „Ik ben hang van niet," zei Anthony. „In dit. „Hinkelen?" vroeg de oude dame. „0, neen, ik ben bang, dat ik liet niet kan, niet zoo ver. Ik heb in jaren niet gehinkeld, weet u - ten minste niet écht, om zoo te. zeggen. 1' zou me misschien kunnen dragen," voegde ze er met een onverwacht lachje bij, „maar ik ben zwaarder dan ik er uitzie en u zou er raar uitzien, nietwaar? Maar ik weet niet, wat. Op dat oogenblik kwam liet meisje tussehenbeide en zei eensklaps: „Wacht eens. Ik heb een idee." Zij keerde zich om en verdween in den mist. Anthony hoorde het geluid van een hek. dat geopend werd, daarna het piepen van ongesmeerde wielen en daarop kwam ze te voorschijn, 'n karretje achter zich aantrekkend, dat wel gebruikt wordt door schil ders om ladders en verfpotten en andere hulpmidde len, die bij dat beroep hooren, te vervoeren. „Maar wat ter wereld. begon Anthony stomverbaasd. „Ik woon hier vlakbij," legde het meisje uit. „en ik herinnerde mij. dat een aannemer hier een erf heeft. Zij kennen me en zullen het niet erg vinden. Wij kunnen haar op die kar naar huis rijden en die later terugbrengen." Hier zei Anthony niets op, gedeeltelijk omdat hij zich schaamde zelf niet op dat denkbeeld te zijn gekomen en gedeeltelijk, omdat hij vreesde, dat de oude dame het niet. prettig zou vinden op zulk een weinig waardige wijze vervoerd te worden. Maar het bleek, dat op dit punt de oude dame niet de. minste bezwaren had. „Wat knap van je, kind!" riep ze vol vreugde uit. „.Tuist wat we noodig hebben. Als je tijd hebt om me naar huis te rijden, jongeman, dan ben ik de dank baarheid zelve. Morgen stuur ik dan wel een van de bedienden met de kar terug. Als jij de kar nu vast houdt, kindlief, en jij helpt me overeind, jongeman." Dp deze wijze vertrok de merkwaardige stoet; eerst de handkar met de oude dame er op als een raar soort koopwaar en daarna haar redders, elk aan 'n kant van 't handvat. De wielen van den wagen, die naar olie snakten, bleven onophoudelijk en klaag lijk piepen, en wel zoo luid en doordringend, dat op elk ander tijdstip hun rijtoer een menigte van ver baasde toeschouw (U's gelokt zou hebben. Vervolg op blz. 12

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1939 | | pagina 5