17
Op de ouderwet sche Walchersche boerenbruiloften worden de gasten in 'n lange file
huifwagentjes aangevoerd Biggekerke)
die, met de in keurige bruiloftskleeren uitgedoste boerendeerntjes be
laden, een feest zijn voor het oog.
In ieder geval: Zeeland en mooi Walcheren vooral
liebhen ook in de pas voorbije Mei-maand tientallen
bruidjes uit de ouderlijke woning, of uit de behuizing
van den baas en de bazin zien zwermen, naar het
eigen, met zorg ingerichte home. Men heeft ze weer
zien uitgaan, die schilderachtige stoeten van wit-
behuifde, fel-kleurige, fijn-uitgesneden boerenkarren,
langs de kronkelende landwegen, omzoomd met in
brand gevlogen brem, met geurende, overdadig
bebloemde Meidoorn, langs de met den bruidstocht
harmonieerende bloesembevrachte boomgaarden of
friscli groene weiden. En onder 'n belangstelling, die
nooit dooft het is immers de oude geschiedenis,
die altijd nieuw blijft, rijdt dan zoo'n romantische
„groote trek" ten raadliuize, de reederij waar ieder
huwelijksbootje bevracht en uitgeklaard moet wor
den. Het is een nieuwe lust van het oog, ten platte-
lande bovenal, wanneer de hoogwielige wagens
hun bruiloftscargo lossen.
Daar zijn dan eerst de bruidjes onder het „beste
zeil", wat nerveus en toch waardigheid-bewust, rank
in hun sierlijk gesneden japonnenzwart, waartegen
de zijden of kanten doek blank en teer afsteekt en
daar zijn ook de andere vrouwen en meisjes, al even
gracieus en sierlijk uitgedost, al is de meeste aandacht
natuurlijk voor de hoofdpersoon, terwijl de mannen
met hun wat liouterig-stijve pakken heelemaal geen
aandacht hebben en wat lacherig meeschutteren.
En is het weer geen schilderijtje wanneer bij het
verlaten van de gemoedelijke dorpsraadhuizen de
confettie vliegt over het bruidspaar en de blozende
bruid of iemand uit haar gevolg met milde hand de
op zoet beluste Zeeuwen op bruidsuikertjes tracteert?
In de steden gaat alles wat nuchterder en mist men
in de meeste gevallen het poëtische element der
sprookjesachtige kleederdracht, terwijl daar de auto
of het koetsje de plaats inneemt van het rustiek gerij.
Maar aan de belangstelling doet dit alweer geen af
breuk. De vaste trouwuurt.jes hebben hun vast
publiek, dat bij iedere plechtigheid aangevuld wordt
door gelegenheidsluitjes, die alleen voor het meisje
uit de buurt of voor een kennisje komen.
Velen van hen weten in het raadhuis zelf te komen
om te beluisteren met welke intonatie het jawoord
gegeven wordt en soms misschien met de heimelijke
hoop op iets sensationeels, maar de meesten ver
genoegen zich met op straat reikhalzend, sper-oogend
de bijzonderheden in zich op te nemen.
Wanneer men, hetzij voorde Vlissingsclie raadhuis-
trappen, dan wel voor het meer statige stadhuis-
bordes te Middelburg, die „trouw-show" gadeslaat,
moet men altijd weer denken aan het raak geteekende
tafereeltje uit Vondel's „Inwijdinge van 't Stadhuis":
„Terwijl de drang des volks en toeloop vast de wangen
Der bloode bruiden verft, in 't op- en nedergaan
Van 't Raadhuis naar hun straat, bestrooid met
palmenblaan
En goude loveren, door een haag van menschen,
Die 't nieuwgetrouwde paar den schoot vol zegen
wenschen
Of wegen onderling de bruid en bruidegom,
Te rijk, te vrek, te lang, te kort, te dom."
Eu tevens moet men dan wel overpeinzen dat de
tijden vlugger veranderen dan de menschen. Want
ook nu nog zal bij de interesse voor de Zeeuwsclie
Meibruidjes tusschen de romantiek ook de critiek
wel op de loer liggen!
En als de Walchersche paren naar buiten komen, worden ze bedolven onder de confettie, wat als eerste
gelukwensch geldt van de zijde van de jeugdige bruiloftsgasten.
De aankomst bij de kerk, waar wordt overgetrouwd
jongelui den levensmoed „om het in een eigen
kooitje ook maar eens te wagen". De uitstekende
spreker werd ten lange leste bijna lyrisch en geloofde
rotsvast in eigen veronderstelling.
Intusschen was de heer des huizes even naar de
keuken geloopen om zijn Walchersch dienstmeisje te
interviewen. Zoo onopvallend mogelijk voegde hij
zich weer bij zijn gasten om na de peroratie van den
laatsten redenaar zijn wijsheid, heet van de naald,
uit te stallen. Tot verbazing van allen, kwam hij met
de nuchtere verklaring, dat in Zeeland, en dan
bijzonder op Walcheren, de dienstmeisjes zich
plachten te verhuren tot Mei. Contractueel gebonden
tot 30 April, kunnen zij dus niet eerder dan met de
Meimaand de huwelijksschuit in stappen.
De „geleerdheid" was de rest van den „praat
avond" opvallend ingetogen!
Wat er van dit alles precies waar is? Wij voor ons
houden het met den laatsten uitlog, dio voor de
boerendochters en -zoons waarschijnlijk nog aangevuld
kan worden met liet, feit, dat de meeste vorkoopingen
van hofsteden en land, de gelegenheid dus om 'n
„eigen spul" te bekomen, in hot voorjaar worden
gehouden.
Ah de gasten instijgen voor het vertrek van de
boerderij.