/7 Leonard L. Leonard: M ouverneur Hunniwell trok zijn H wegzakkenden glimlach weer in de JM goede plooi en drong zijn bezoeker naar do <leur met 0611 hartelijk m klajije op zijn schouder. Nog een minuut en het zou een duw ge- weest zijn, want de gouverneur wilde naar huis. Een dag overvol met het beramen van de herkiezingscampagne, buiten het gewone werk om. Vanavond een rede voor de Eiga voor Beter Bestuur. De gouverneur vroeg zich af of het wel allemaal die moeite waard was. Hij greep naar zijn hoed, drukte op een knop en zijn secretaresse kwam onhoorbaar binnen. „Dat is dan alles, miss Lovett," zei hij. „Ik schei er mee uit voor vandaag. U kunt ook wei weggaan." „Maar wat doen we dan met Joe Kane?" vroeg zij. „Hij zit hier den geheelen middag al te wachten." De gouverneur vloekte zachtjes, maar hing zijn hoed weer op den haak. „Wie is dat nu weer, die Joe Kane?" „De garage-mecanicien uit Milburg, die net uit de staatsgevangenis ontslagen is," antwoordde miss Lovett. „Hij zat vijf jaar voor 'n autodiefstal, dien hij niet begaan had." Gouverneur Hunniwell knikte toestemmend nu hij den naam in verband met die zaak hoorde noemen. Hij herinnerde zich liet intercommunale telefoon gesprek met den officier van justitie in het arrondisse ment Jefferson, die hem gevraagd had Kane persoon lijk te woord te staan, alles zoo'n beetje goed te pra ten en op deze wijze den betrokkenen moeite en last te besparen. Hij streek met zijn vingers door zijn rui- gen, zilverachtigen haardos, die hem op het spreek gestoelte zoo'n voorsprong gaf op anderen en vroeg zich vol bitterheid af, hoe die kaaskoppen in staat waren geweest zulk een stommiteit uit te halen. En, zooals gewoonlijk, moest hij nu het vuile werk op knap pen. „Ik hoop, dat ze nu den werkelijken dief te pakken hebben," zei hij klagend, terwijl hij zijn haar weer in orde bracht. Maar hij herinnerde het zich nu de ware schuldige had liekend juist voor hij vreedzaam in lied gestorven was. „Goed dan, stuur dien Kane binnen, dan zal ik hem zijn bewijs van invrijheidstelling geven," zei hij tegen het meisje. „Maar jij hoeft niet te blijven. Ga maar weg." De deur sloot achter haar en hij keek ongeduldig op zijn horloge 6.45. Het gouvernementsgebouw was rustig als een mausoleum, in welks stijl liet ook was opgetrokken. Even later ging de deur langzaam open en Joe Kane stond dralend op den drempel. Daarna schui felde hij liet vertrek binnen, in zijn armoedig nieuw pakje, dat hem zakkerig om zijn magere lijf hing. „Wildé u me spreken, gouverneur?" vroeg hij heesch fluisterend. Zijn oogen dwaalden langs de schilderijen aan den muur. „Natuurlijk!" De man achter het bureau had zijn meest vaderlijke gouverneursgezicht gezet en putte een laatste rest je charme uit een of andere verborgen reserve. Hij stond op om den ander de hand te schud den „Ga zitten, mr. Kane. Een sigaar?" Nadat beiden rookten, leunde Joe achterover. Hunniwell schraapte zijn keel en begon te praten. „Mr. Kane," zei de gouverneur en zijn stem klonk, alsof hij bezig was den eersten steen voor een of ander gebouw te leggen, „men heeft u bitter onrechtvaardig behandeld. Men heeft u beschuldigd van een misdaad, die u niet begaan hebt. En men heeft u schuldig 1 le vend en en veroordeeld tot vijf jaar opsluiting in onze staatsgevangenis. Vijf jaar van uw leven, die niemand u kan teruggeven." De kleine man had ernstig en met aandacht naar de woorden van den gouverneur geluisterd. Nu viel hij hem in de rede: „Het was niet precies vijf jaar. Het was vier jaar, elf maanden en dertien dagen. Ik heb het bijgehouden. Die Sellers die ander bekende achttien dagen voor ik mijn straf uitgezeten had." De gouverneur keek Kane scherp aan, maar de man was volkomen ernstig. Even later ging Hunniwell verder. „Het lot heeft u leelijk te pakken gehad, mr. HET LOON D Kane," zei hij. „Maar ik wil u laten weten, dat onze staat bereid is u alles terug te geven wat u verloren hebt. Ik heb hier. Zoekend tusschen de slordige stapels papieren op zijn schrijftafel vond hij ten slotte wat hij zocht. Ik heb hier het wettelijk bevel tot uw onver wijlde invrijheidstelling. Als gouverneur van dezen staat herstel ik u in uw burgerrechten, het recht om te kiezen en, 't belangrijkste van alles" hij zweeg even om meer indruk te maken „ik geef u uw goeden naam terug!" Kane nam 't hem toegestoken papier, las gehaast eeu paar regels en vroeg: „Beteekent dit, dat het is. alsof ik nooit in de gevangenis ben geweest?" „Ja, alsof u nooit in de gevangenis was geweest." Hunniwell's gezicht straalde van minzaamheid. „Wel, wel, dat is prachtig.Alleen. „Natuurlijk, ik besef wel, dat er dingen zijn, die dit document u niet kunnen teruggeven. Dingen, die geen geld ter wereld u zou kunnen teruggeven." Joe dacht hier over na. „Dat is zoo, gouverneur," zei hij nuchter. „Maar ten slotte, de molens van het gerecht malen langzaam, doch heel zorgvuldig. Denk aan de duizen den gevallen, die elk jaar onderzocht en beoordeeld moeten worden. Het kan niet anders, of er moet wel eens een fout gemaakt worden." Achter een gordijn van rook knikte het slachtoffer der omstandigheden instemmend. „Ik heb nog geboft," gaf hij toe, nadat de gouver neur den uiteindelijken triomf van de rechtvaardig heid in zijn geval had geprezen. De gouverneur keek zijn bezoeker achterdochtig aan om te zien of hij het sarcastisch bedoelde. „Ik hoop niet, dat deze ondervinding je verbitterd heeft, Kane." „O, neen," protesteerde Joe. Hij aarzelde voor hij weer begon te spreken. „Het ecnige is ik vind, dat ik al een tijd geleden wegens goed gedrag ontslagen had moeten worden." Hunniwell keek het vertrouwelijk rapport in, dat men mét 't verzoek tot invrijheidstelling ingediend had. Toen begreep hij, waarom men niet geadviseerd had Joe voorwaardelijk vrij te laten voor liij zijn straf had uitgediend. „Je gedrag in de gevangenis was niet zoo heel goed. weet je," zei hij met zacht verwijt. „Misschien niet, gouverneur," gaf Joe toe. „Weet. u, ik heb nooit de rechte aansporing gevoeld om me daar goed te gedragen. In de eerste plaats had ik niets gedaan." Gouverneur Hunniwell begon zich slecht op zijn gemak te gevoelen. „Ik zal je zeggen wat ik van plan tien, Kane," zei hij flink. „De staat heeft ie leelijk te pakken gehad en ik voel, dat er in de toekomst iets voor je gedaan moet worden. Ik zal een van mijn vrienden van de wetgevende vergadering een besluit laten indienen om je schadeloos te stellen voor de jaren, die je in de gevangenis hebt doorgebracht." Joe straalde. „Dat is patent, En wanneer krijg ik het geld?" Hunniwell fronste, zijn wenkbrauwen en wipte heen en weer met zijn stoel. Hij legde den man ge duldig uit, dat de wetgevende vergadering dit jaar niet meer bijeen zou komen. Natuurlijk zou 't eeni- gen tijd duren voor ze aan Joe's geval toe waren. In zoowat twee jaar, dacht hij, zou Joe zijn geld krijgen. „Twee jaar!" Joe's gezicht werd somber. „Hoeveel krijg ik dan?" Het antwoord was geruststellend en ont wijkend als de beloften op een kiezersvergadering. De gouver neur zei, dat hij zijn best zou doen. Het hing allemaal van de verkiezing af. Als hij herkozen werd, en hij vertrouwde, dat dit wel gebeuren zou. beloofde hij Joe een aardig duitje te bezorgen. En dat deed Hunniwell aan iets anders denken. „Ik zou het erg prettig vinden, als je niet te veel over dit dit voorval praatte. Ik zit midden in de verkiezingscampagne en eeu van de kranten van de oppositie doet onderzoek naar de toestanden in de gevangenissen. Niet, dat ze iets zullen vinden, maar neem jouw geval bijvoorbeeld. Ze kunnen liet ver draaien om mijn goeden naam schade te doen." Joe verzekerde den gouverneur haastig, dat hij geen last wilde veroorzaken. „Dat is uitstekend, jongen," dreunde de gouver neur en greep weer naar zijn hoed. „Maar vindt u niet, dat twee jaar een lange tijd is om op de centen van die wetgeverij te wachten vroeg Joe. „Ten slotte zal het verdraaid lastig zijn een baantje te vinden." „Nu, misschien kan ik je een positie verschaffen, bij voorbeeld bij den wegenbouw," zei de gouverneur. .Toe schudde twijfelend zijn hoofd. „Een mooie tietrekking, in de buitenlucht, werk aan een van onze nieuwe wegen," drong de gouver neur ongeduldig aan. „Je kunt niet al te kieskeurig zijn." „Maar ik kom net van den dwangarbeid aan de wegen," legde Joe uit. „Ik zie daar niet veel toe komst in." In gedachten liet de gouverneur de andere afdee- lingen, waar hij Joe zou kunnen plaatsen, de revue passeeren. Maar ieder baantje, dat hij had te ver geven, werd bezet door een „Herkies-Hunniwell"- arbeider. „Joe, ik kan niets bedenken, dat op 't, oogenblik vrij is. Denk er aan, het ligt niet op den weg van den gou verneur, maar ik zou je graag helpen. Als je iets weet, wat ik voor je kan doen wat dan ook, binnen rede lijke grenzen natuurlijk, dan zal ik. „Ja, er is één ding, gouverneur," zei Joe. „Ik heb flink den tijd gehad om het uit te kienen en ik heb het gevoel, dat de staat me iets schuldig is." „Wat dan?" „Een berooving," antwoordde Joe op een toon, alsof hij om een lucifer gevraagd had. Gouverneur Hunniwell's gezicht nam den vorm van een vraagteeken aan. „Een wat?" vroeg hij. „Een berooving," herhaalde de kleine man gedul dig. „Ik heb er den wettigen prijs voor betaald, is het niet? Nu, ik heb nooit een berooving begaan en dus heb ik er één te goed. Alles wat u te doen hebt is den anderen kant uit te kijken, terwijl ik neem wat me toekomt." Qe gouverneur greep naar een stoel en ging zitten. „Maar.ik den anderen kant uitkijken. stel je voor, dat je gepakt wordt?" „Dan ga ik terug en zit die andere achttien dagen uit." „Die andere achttien dagenherhaalde Hun niwell werktuiglijk. Plotseling drong de volle be- teekenis van Joe's verzoek tot hem door. „Kom, dat idee is krankzinnig. Man, besef je wel, dat je de hoog ste autoriteit in dezen staat vraagt een misdaad te begaan?" Joe schudde heftig met zijn hoofd. „O, neen! Ik vraag alleen gerechtigheid. Oog om oog, tand om tand, en een berooving om een berooving die al be taald is." De gouverneur begon zijn zekere en zalvende hou ding te verliezen. Zich wanhopig aan de logica vast klampend trachtte hij met Joe te argumenteeren. „Maar het is onmogelijk. Het is te.... te fantastisch. Veronderstel, dat je. iemand bij die berooving neer schoot of alle spaarduitjes wegnam. Dan zou een onschuldige de dupe zijn, net als jij." „Ik heb alles uitgekiend," stelde .Toe Hiumiwell gerust. „Ik zal geen onschuldige laten boeten." „Toch zou ik nooit mijn toestemming voor zoo'n plan. dat in strijd met de wet is. kunnen geven." Opgewonden en geërgerd stond de gouverneur op en liep naar de deur. Maar .Toe was hem even voor en versperde hem den weg. „Ik geloof, dat u mij niet begrijpt," zei hij. „Ik vraag niet om uw toestemming. Het eenige wat u moet doen is uw handen omhoogsteken." Ongeloovig bleef de gouverneur staan, trachtte hem daarna voorbij te loopen, maar Joe trok een ouderwetsche revolver en duwde die tegen zijn huik. Hunniwell week zwakjes achteruit. „Maar. dat kun je me niet aandoen," zei hij. Kane grinnikte deelnemend. „Zoo voelde ik me nu ook, toen ze me vijf jaar geleden in den lik stopten. Maar houd je handen op! Ik wil niet, dat een on schuldige de dupe wordt." „Goed dan, maar richt die revolver niet op me," mopperde de gouverneur. „Daar is mijn portefeuille."

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1939 | | pagina 4