11 DE STERREN VAN HOLLYWOOD m CHAPLIN TOT ONZEN REPORTER: I Het is uit. Ik zal nooit meer voor Charlie spelen. Die ragehond is dood. Ik hen uitgeput over flit onderwerp. Ongetwijfeld herinneren onze lezers zich de boeiende reportage „Mariene Dietrich ontsluiert de wereld van den droom", die de journalist Paul Bringuier voor ons blad schreef. Het succes van deze serie deed ons besluiten andermaal 'n plaats in te ruimen aan een artikelenreeks van dezen vermaarden reporter. Thans beschrijft Bringuier ons zijn ontmoetingen met de sterren van Hollywood, hij brengt ons in de filmstudio's, ziet de acteurs tijdens hun werk, praat met productieleiders, regisseurs en scenario schrijvers Het eerste van deze vier artikelen wijdt Paul Bringuier aan een filmacteur, wiens kunst millioenen bewonderend aanschouwden CHARLIE CHAPLIN EN TIJDENS EEN GESPREK ZEGT DE VERLATEN STUDIO In het hartje van Hollywood staat een kleine studio, die altijd gesloten is waar altijd stilte heerscht. Toen zij vijfentwintig jaar geleden gebouwd werd, was Ilollvwood nog een woeste nij. De stad is er sindsdien rondom opgetrokken, zonder haar te verplet teren. In een donker kantoor verslijten twee typisten hun dagen met het lezen van romannetjes. Zij lichten zelfs de hoes van hun schrijfmachine nooit op. Verder is er een zekere meneer Beeves. Hij is oud en zijn hoofd heeft een weinig op zijn hals. Hij is de man, die Charlie Chaplin naar Amerika bracht. In dien tijd was meneer Reeves directeur 'van een rondreizend circus en op zekeren dag raapte hij van een stoep in Londe- een klei nen vagebond op, die van zichzelf geloofde, dat hij een goede clown Charlie Chaplin, zooals hij in werke lijkheid is. Naast hem zijn echtgenoote roulette Goddard, die een rol vervulde in Chaplin's laat We film Modern Times" Charlie Chaplin, de eeuwige vagebond, zooals we hem kennen van het witte doek met zijn bolhoed, snorretje, rotting en de onmogelijke schoenen. was. Aan dit gelukkig toeval dankt meneer ReeVes het thans, «lat hij directeur is van de. studio-Chaplin, in plaats van zijn leven te eindigen in het gesticht voor oude hansworsten. liet is er een rustig plekje. Charlie 'haplin werkt soms in jaren niet Maar als hij tot het besluit komt een film te maken, ontketent hij een on weer in tie studio en dan gaat de goede meneer Reeves naar buiten om te rusten Hij stottert van ontroering, als hij over Charlie Cliaplin spreekt. „Hij maakt slechts eenmaal in de vijf jaar een film. begrijpt u! Maar hij eischt, «lat op elk uur van den dag alles klaar is. om te draaien. Iedereen wacht et huis van Cliar- y J lie Chaplin staal eenzaam op een T~ I heuveltop in de V y nabijheid van Beverley Hills. Het is een groot, grijs gebouw, somber ran lijn en van kleuren omgeven door een hoogen muur. Dit is geen villadécor, vaar een ster zich laat fotografeeren op haar bordes. Het is hei verblijf van een man, die eenigszins menschen- schuw en bang is voor andere mannen. Een paar maal ben ik het huis ge passeerd niet mijn wagen, maar van morgen stop ik in «le nabijheifl en stap er met het nonchalante air van een wandelaar op toe. Achter het huis. tusschen de hoornen, waar een rustieki bank staat, ontdek ik «ren kleinen man met grijze haren. Ik herken hem ter stondCharlie Chaplin. Hij draagt Indiaansche moeeassins van lichtge kleurd leer, een pantalon van donker bruin linnen en een vest van blauwe wol. Hij heeft de handen gekruist en laat ze hangen tusschen zijn knieen. Zijn gelaat is opgeheven, zijn oog le«Ien geplooid, de mond half geopend als voor een vertrouwelijke grijns, waaraan hij slechts een weinig zacht heid hoeft te geven, om er een glim lach van te maken. Hij droomt en staart üi de verte. Ik nader hem, doch maak mij niet bekend. ..Kunt u mij misschien zeggen, of de autobus naar Los Angeles hier passeert*" Hij antwoordt niet. Ik herhaal mijn weigert met een aandoenlijk air van verlegenheid, tast in zijn zak en bied 111e op zijn beurt, met. een vriendelijken glimlach, een smoezeligen papieren zak aan met klefferige, samengeplaktc bonbons. „Werkt u hier*" vraag ik. „Hebt u een goed baantje in Hollywood!" Hij schudt zijn hoofd. „Werken? Neen, ik iieb hier wel gewerkt. Tegen woordig voer ik weinig uit. Maar ik heb mijn oranjeboomen en mijn konijnen en mijn kippen." „Ik begrijp u. I)at is pas het echte goede leven." „U woont hier zeker niet?'' informeert hij. „O neen Ik kom van ver en ik keer weer naar ver terug." „Ik begrijp ii ook. Toen ik jong was, hield ik veel van reizen. Maar dat slijt. Op het eind komt men tot rust. En bovendien: «le men schen, die men op reis ontmoet, zijn hard en onmeedoogend. Ik ben zelf zoo voor onbekenden. Men is onwillekeurig bevreesd voor vreem den en wapent zieli met hardheid." Hij staat op en glimlacht mij voor de laatste maal toe.. „Goedendag, veel geluk." „Veel geluk," antwoord ik. Ik zie hem een grasperk overste ken. Plotseling huppelt hij een paar passen en herneemt dan weer zijn kalmen loop. Ik tracht een schaduw in hem terug te vinden van den vagebond van zijn films. Maar het gelukt mij niet en hij verdwijnt achter den muur. Toen drie dagen later de scenario schrijver Jacques Théry ons aan el- kander voorstelde, keek Charlie Chap lin mij een seconde lang strak aan en deels gedreven door een gevoel van schaamte, anderdeels door den eerbied voor het kleine geheim, dat ons ver- eenigtle, veinsde hij, mij pas voor «le eerste maal te zien. vraag. Thans wendt hij zijn gelaat naar me toe en neemt mij onderzoe kend op. Mijn ondoorgrondelijk uiter lijk en mijn vreemd accent schijnen hein gerust te stellen. Hij denkt dat ik iemand ben, die hem niet ken en voor wien hij een gewone man is, gezeten achter zijn huis. Een oogenblik later zit ik naast hem, op «1e bank. Ik bied hem een sigaret aan. Hij

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1939 | | pagina 18