door Dan. Wichenden
....een van onze voorvaderen is zeeroover geweest en die heeft de schatten hier ergens begraven."
Eens in den zomer ging Charles
terug naar Seawater, om in zijn
grootmoeders huis alles in orde
te brengen, vóór het verkocht
werd. 't Was er zoo triest als
hij verwacht had: de atmosfeer in het
huis was dood en duf, de meubels leken
wel spoken onder die lakens, met. dik
stof er op, en de tuin was vervallen tot
een wildernis van onkruid; maar niette
min 't. liep er op uit, dat hij een week
extra bleef. tot liij zich weer alles
herinnerde van dien eenen keer, dat hij
er vroeger geweest was, en van het
korte bezoek van oom Randolph.
Het eerst herinnerde hij zich een kleinen jongen
hijzelf, toen hij zeven of acht was die op 't boven-
portaal voot hei raam knielde, met zijn neus tegen
een ruit gedrukt. Het regende buiten; het had al
Aiigen geregend; en de kleine jongen verveelde zich,
voelde zich ongelukkig. Zijn grootmoeder was zoo
oud, dat ze zich nauwelijks bewust werd van zijn
bestaan, behalve wanneer hij lawaai maakte; zijn
ouders waren duizenden mijlen ver, eigens waar 't
Kuropa heette, en liet leek hem niet waarschijnlijk,
dat ze nog ooit terug zouden komen.
De kleine jongen had al lang voor het raam
geknield, en naar den regen gekeken, toen er eindelijk
iets bijzonders opdaagde: er liep een man snel
over den weg, onder de druipende hoornen, 't Was
een korte dikke man. hij had een paraplu en een
handkoffer bij zich. en hij had iets springerigs in zijn
loop. Er zat zooiets vrooigks in zijn bewegingen, dat
Charles er zich aan ergerde en door de ruit hoen een
gezicht tegen liem trok.
Vlak daarop bleef de dikke man staan en hij keek
naar het huis: Charles dacht, dat hij boos keek, en
trok zich terug van bet raam. Hij stond op een af
stand te kijken, zijn handen in elkaar geknepen
van vrees -de paraplu zwaaide beshnteloos heen
ca weer. nam een besüssing «ai zweefde de straat over,
en de dikke man kwaiu er achteraan gedribbeld.
*t Hekje klikte, er kkaiken voetstappen op bet tegel
pad, «agens achter in huis rinkelde de bel. Toen was
er een lange stilte, tot 'karles door nieuwsgierigheid
zijn vrees vergat. Hij sloop naar het raam. schoof het
een eindje op en boog zich naar buiten, om te sjieuren.
wat er gebeurd was.
Eerst zag bij niet# dan den regen en de druipende
heesters, maar opeens kwam de paraplu achteruit
gebold en daar stond liet dikke mannetje naar boven
te kijken regendruppels spatten op zijn bril en
smetten het lange zwarte lint. dat er aan vast zat
Charles klemde zieh aan het gordijn vast en dnikelde
bijna hals ovct kop Iwiveuop hem: eindelijk trok hij
nog eens een geziekt, omdat hij niets anders wist om
te doen.
De dikke man scheen te aarzelen; hij bleef naar
hoven staan kijken door den regen been. Toen trok
hij een gezicht tegen Charles.
Charles lachte, de man lachte ook. Hij nam zijn
hoed af en maakte eeji diepe buiging, en de paraplu
hing kwijnend «ver zijn schouder als eer: monstrueuze
zwarte Uaen.
Dit was Charles" oudste herinnering aan zijn oom
Randolph.
Nu de volgende: hij zat op liet strand in de zon,
hij werkte aan een zandkasteel en dachtwat héb je
er eigenlijk aan, als er geen mensch in
de buurt is om liet te bewonderen
Toen zag hij oom Randolph aan
komen, met. monteren tred, in zijn glim
mende zwarte pakde zon schitterde op
zijn bril en het lint woei op in den wind.
Charles vertrouwde 't niet zijn oom liad
hem haast niet aangekeken sinds dien
eersten middag; hij had onophoudelijk
tegen Charles' grootmoeder gepraat, en
af en toe was hij in een hoog en schril
lachje geschoten, en rukte hij den bril
van zijn nens en zwaaide hij er mee door
de lucht, totaal zonder reden, voorzoover
Charles ontdekken kon.
Nu zette hij zijn oogen wijd open van bewondering.
„Oei!" zei bij, „wat een prachtig kasteel!"
Charles broinde wat.
„Zon je 't erg vinden, als ik hielp?" vroeg oom
Randolph.
Charles duwde zijn vuisten in het zand. „Mij goed."
zei hij. „17 doet maar. als u zin hebt."
Het werd een ontzaglijk kasteel. Het strekte zich
in alle richtingen over het strand uit. en de middelste
toren was bijna even hoog als Charles zelf. Toen het
af was, gingen zij er allebei een eindje vandaan zitten
en keken zij er droomerig naar, zuchten van trots en
voldoening slakend. Er was nog nooit zoo'n zand
kasteel op de wereld geweest, en een tikje droevig
dacht 'karleser zal er nooit meer zooeen komen ook.
„Je bent zeker benieuwd, wat ik hier kom doen."
zei oom Randolph na een poosje, maar hij bleef met
tevreden blik naar het werk zijner handen tijken.
Charles schudde zijn hoofd.
„Ik kom je grootmoeder opzoeken natuurlijk. l)a's
één reden. Maar" het woord kwam er met 'n plof
uit, als een turk uit een fleseh ,,'t is niet de eenig;
reden. Hemeltje nee!" Hij grinniktetoen zette hij
zijn bril af en tikte er mee op Charles' knie. „Je ver-
verft je hier. is 't niet?" zei hij.
Charles knikte.
..Dat hoeft niet," zei «om Randolph, met een
stralenden lach. „Weet je waarom niet? Omdat,"
ging hij voort, met zachter stem. „er hier in de buurt
een scha» verborgen ligt. Wat zeg je daarvan?"