dat. bewees zijn heele levenmaar zijn geest scheen
vreemde wegen te volgenmisschien een gevolg
van zijn ziekte. Een inensch kan niet, op commando
verliefd worden. Hij wees hierop door minzaam te
zeggen
„Ik geloof niet, dat ik erg makkelijk verliefd word."
Sir Richard, met zijn duimen onder zijn bretels ge
stoken. zat hem peinzend aan te kijken.
„Misschien kom je hief veel met meisjes in aan
raking," veronderstelde hij.
„Nee, dat is zoo."
„Daar heb je 't al. ,1e moest meer uitgaan, dansen
en zoo, vrouwelijken omgang zoeken, je amuseeren.
Dan zul je heel gauw ontdekken, dat, meisjes interes
santer zijn dan kikkers en als je dat eenmaal ont
dekt hebt, en als je maar één druppeltje Ohallisson-
bloed in je lichaam hebt, hoef je je heusch geen zorg
te maken over de liefde die komt vanzelf wel."
Paul aarzelde. „Bedoelt u laat opblijven?" vroeg
hij.
Sir Richard zag hem met een snellen blik aan. „Ik
weet niet, wat jij laat opblijven noemt," bromde hij.
„Ik lig gewoonlijk om tien uur in bed."
„Hm, toon ik een jonge kerel was, begon om tien
uur de avond pas."
„Dat begrijp ik," zei Paul glimlachend, en zijn
stem klonk verontschuldigend, „maar ik krijg altijd
zoo'n slaap, dat ik geen kans zou zien om wakker te
blijven."
Sir Richard keek langs zijn neus. Waar heb je
dan kamers in Londen voor. als je om tien uur naar
bed gaat?"
Paul begreep hem niet goed. „Ik sta vroeg op."
legde hij uit.
Sir Richard slikte moeilijk. „Waar jij naar aardt,
weet ik niet," zei hij eindelijk. „Van mijn kant van
de familie heb je 't zeker niet."
Paul zei niets liij zou niet weten, wat hij zeggen
moest.
„Dus je hebt nog nooit een meisje ontmoet, waar
je graag mee zou trouwen," overwoog z'n oom, na
een stilte.
„Eh.... nee ik heb nog nooit op die manier
over een meisje gedacht."
„Allemachtig." Sir Richard sloeg zijn blikken naar
de zoldering. „Je denkt zeker op een wetenschap
pelijke manier over ze." spotte hij, „je rangschikt
ze naar klasse en soort, zonder ziel of persoonlijk
heid?"
„Ik denk heelemaal niet over ze," antwoordde
Paul, met eenigen wrevel.
„Hoed. Laat dan je haar knippen en denk wél over
ze," zei sir Richard met vinnige stem.
„Haar knippen?" zei Paul verwonderd.
„Ja, ga morgenochtend zoo vroeg mogelijk naar
Lvmpton en laat je knippen." Sir Richard sprak nóg
een grief uit. „En je smoking zit je te strak."
„Ja, misschien wel iéts," gaf Paul toe; hij hoopte
dat zijn oom het torntje onder den arm niet gezien
had. „Maar ik heb 't al vrij lang."
„Dat zie ik."
Paul vertoonde geen spoor van ergernis om die
persoonlijke opmerkingen. Zijn oom was een patiënt,
dus je moest iets van hem velenhij sprak trouwens
heel zelden zoo hatelijk.
„En je overhemd is groezelig," bromde sir Richard.
Dat was 't inderdaad. Paul had een keuze moeten
maken uit vier stuks, die hij allemaal al eens gedragen
had, en daarna in een la gestopt en vergeten. Hij
droeg zijn smoking zoo zelden, dat hij er moeilijk
om denken kon, zijn hemden naar de wasscherij te
sturen. Als dit een officieele gelegenheid was geweest,
had hij een nieuw hemd gekocht, maar hij had niet
geweten, dat zijn kleedij zoo critisch bekeken zou
worden, en dit exemplaar had hem rein genoeg ge
leken voor een maaltijd, waaraan niemand zou aan
zitten dan hijzelf en zijn oom.
„Je zult je een beetje op moeten knappen," ver
volgde sir Richard met ontevreden stem. „Ik had
graag, dat je er morgen zoo voordeelig mogelijk uit
zag."
Paul snakte er naar, verder te gaan met zijn werk
hij had gehoopt, dat hij maar één nacht zou hoeven
te blijven, maar blijkbaar werd een zoo spoedig ver
trek hem niet toegestaan.
„Waarom morgen?" vroeg hij.
Sir Richard aarzelde een onderdeeltje van een se
conde, en zei toen kortaf;
„Geoffrey komt hier dineeren."
Sir Geoffrey Rammerleigli was de broer van het
schoone maar ongelukkige meisje, wier portret in
het salon hing. Het sprak vanzelf, dat hij zich haastte
sir Richard op te komen zoeken, nu deze ziek was,
want dat drama van jaren her had hen nauw aan
elkaar gebonden. Paul kon echter niet inzien, waar
om hij er zoo voordeelig mogelijk uit moest zien, als
sir Geoffrey kwam. Sir Richard gaf opheldering.
„Veronica is weer thuis, en ze komt inet hem mee."
Het werd op luchtigen, ja achteloozen toon gezegd,
maar sir Richard was een zeer onhandige huwelijks
makelaar door op dit moment Veronica's naam te
noemen, legde hij zijn heele kaart op tafel. Paul door
zag het plan van zijn oom met kristallen helderheid.
Hij moest verliefd worden op Veronica. Het zou van
ergerlijke plichtsverzaking als neef getuigen, als hij
het niet deed, want het zou de ideale verbintenis
zijn. Veronica was de nicht der dame, die in dit huis
geheersclit zou hebben, als een wreed lot het niet
belet had, dus wie had meer recht dan Veronica, om
in haar plaats te heerschen?,Hoewel Veronica maar
een vijftien mijl van Woodcroft af woonde, had Paul
haar maar heel zelden ontmoet, de laatste jaren zelfs
in 't geheel niet; dus al te groote bekendheid kon
hem niet blind maken voor haar schoonheid. Want
schoon zou ze zijn, als zij de belofte van haar kinds
heid niet verloochend had. Toen hij haar 't laatst
had gezien, was ze nog op school. Kastanjebruin haar,
groote oogen, met groene stipjes er in, groot voor haar
jaren en spichtig. Toentertijd had ze hem koud ge
laten, maar misschien kon hij verliefd worden op de
Veronica van nu, een heel nieuwe Veronica, want ze
was naar Frankrijk geweest, om haar opvoeding te
voltooien. In ieder geval, bepaald tegenstaan deed
het idee hem niet, dus vroeg hij niet zonder belang
stelling
„Komt haar broer ook?"
„Nee, die is niet thuis."
Dat speet Paul niets. Hij had Rupert de laatste
jaren vaker ontmoet dan zijn zuster, en hij verlangde
er volstrekt niet naar, hem wéér te zien. Hij was
een jongeman van het soort, dat sir Richard zoo
scheen te bewonderen hij deed althans ijverig
zijn best, zijn wilde haren kwijt te raken, maar hij
scheen er een onuitputtelijken voorraad van te
bezitten.
„Ik heb Veronica niet meer gezien, sinds ze naar
Frankrijk is gegaan," zei sir Richard peinzend, met
een steelsehen blik naar zijn neef, „maar ik heb ge
hoord, dat 't een bijzonder knap meisje geworden is."
Vervolg op blz. 26
PANORAMA VAN WEST-TERSCHELLING
MET DEN VUURTOREN „BRANDARIS"