I
I
EEN VERSTOKT
VRIJGEZEL
I
DOOR W. H. LANE CRAUFORD
22
Het zal natuurlijk lang
duren, voor ik er ben,"
merkte Paul beschei
den op.
„O jat Ik dacht, dat je
er al haast was."
Wat ze daarmee bedoel
de, begreep hij niet goed.
Hij vertelde dus maar:
„Ik ben nu bezig aan 't
geheugen van kevers."
Dit scheen Veronica grap
pig te vinden. Zij liet een
zacht, gorgelend lachje
hooren.
„Ik geloof niet, dat je me heelemaal volgen kunt,"
zei. hij, nogal koel, want hij begon te vermoeden
dat zij evenveel voor natuurlijke historie voelde als
sir Richard.
„Ik kan je best volgen," zei ze luchtig. „Maar
wie heeft er nu iets aan 't geheugen van kevers!"
„De kevers zelf bijvoorbeeld," antwoordde hij,
geërgerd door haar domme opmerking.
„Enfin, laten we maar eens over wat anders
praten," zei ze, en zij bedwong een geeuw.
Er volgde een stilte, waarin Paul zich inspande,
om een ander onderwerp van gesprek te vinden.
Hij verzon een opmerking over 't weer, maar
Veronica kwam hem al te
]luip met: „Vertel maar eens
T W E E D E j over de meisjes, die je kent
VERVOLG s in Londen."
I Voor Paul was dit onderwerp
niets aantrekkelijker dan het
weer, want zijn oom had er al genoeg over gezegd.
Hij antwoordde ongeduldig:
„Ik ken maar één jongedame, en die is verloofd."
Veronica's mooie oogen werden vervuld met mede
lijden. „Da's ellendig," zei ze. Even later vervolgde
zij: „Ben je érg verliefd op haar?
Paul zocht zijn verbijsterde zinnen bij elkaar.
„Verliefd! Op wiet"
„Dat meisje."
„Ik zei toch, dat ze verloofd is."
„Een verloving kan verbroken worden."
„Natuurlijk, maar niemand zou willen, dat deze
verloving verbroken werd."
„Jij ook nietf"
„Ikt Waarom zou ik dat willent"
Er kwam na lang wachten„Dus je bent niet ver
liefd op haar!"
„Nee, zeker niet," riep hij verontwaardigd uit.
„Dat zou zeer onwetenschappelijk zijn."
Hij bedoelde dit: alle tijdverlies was in strijd met
het belang der wetenschap, en verliefdheid op Maisie
zou niet alleen tijdverlies meebrengen, maar ook,
zoolang Michael bestond, pure tijdverspilling zijn;
maar hij hoefde dit niet uit te leggen, want plotse
ling nam Veronica hem bij zijn arm. Hij kreeg een
kleur en een buitensporig dwaas gevoel,, maar de
beleefdheid verbood hem, zich los te rukken, en
iets anders kon hij er niet aan doen.
„Vind je, dat ik vooruit ben gegaan, sinds je me
't laatst gezien hebt!" kirde zij, en haar adem
waaierde zijn wang.
„O ja, kolossaal." Hij slikte, want wat hij zei, was
dubbelzinnig. Ze was er knapper op geworden, maar
hij twijfelde, of ze in eenig ander opzicht vooruit
was gegaan.
Er volgde een stilte; zijn antwoord Bcheen niet
geheel en al aan haar verwachtingen voldaan te heb
ben.
„Waarin dan!" vroeg ze, naar hem opkijkend.
Hij haalde ijverig adem; hij had geen slag van
zulk soort dingen. „Nou eh. je bent gegroeid,"
stotterde hij, „en je hebt een andere kleur haar."
Het drukje op zijn arm werd zwakker, haar stem
klonk koud en toonloos.
„O verder niets!"
Zij hód een andere kleur haar; vroeger was het
bijna té rood geweest, en nu had het een schoone
rossige tint, maar hij had geen verwijt bedoeld, dat
de kapper daar de hand in had gehad. Uit haar
plotselinge koelheid begreep hij, dat hij zich niet op
de best mogelijke wijze had uitgedrukt, en in zijn be
zorgdheid om het goed te maken, riep hij uit:
„O ja je wós natuurlijk al een knap meisje,
maar dat was nog maar de rups nu ben je de
vlinder; en 'n vlinder van onuitsprekelijke fraaiheid."
Hij zweeg om adem te scheppen. Hij was niet
KORTE INHOUD VAN 'T VOORAFGAANDE:
Paul Challisson is erfgenaam van den titel en het
familiebezit van zijn ongehuwden oom sir Richard
Challisson, Hij woont te Londen op kamers en hoewel
zijn oom hem aangespoord heeft flink uit te gaan en
geld te verteren, brengt hij z'n vrijen tijd door met
wetenschappelijke ptoeven. Hij ontvangt een telegram
onmiddellijk op Woodcroft te komen, waar z'n oom
ziek blijkt te zijn. „Ik zal het niet lang meer maken,
Paul," zegt deze, „en ik wil je getrouwd zien voor ik
sterf." Paul staat voor een zeer moeilijke opdracht,
omdat hij nog nimmer met meisjes heeft omgegaan.
Hij ontmoet de dochter van den inmiddels overleden
jachtopziener, wier opvoeding in de handen van oom
Richard's huishoudster berust. Den volgenden dag
komt er bezoek van Geoffrey Rammerleigh (een broer
van oom Richard's vroegere verlooide, die een dag voor
hun huwelijk stierf) met zijn dochter Veronica. Paul
begrijpt de bedoeling van dit bezoek maar al te goed.
gewend zulke redevoeringen te houden, en hij had er
groote inspanning aan moeten besteden, maar over
't geheel was hij nogal in zijn schik met het resultaat.
En Veronica blijkbaar ook, want zij nestelde zich
dichter bjj hem, en haar oogen straalden een nieuw
licht uit.
„Meen je dat!" fluisterde zij.
„Natuurlijk."
Er volgde een stilte van afwachting. Haar lippen
waren dicht bij de zijne, hij voelde haar zachten
adem en las de uitnoodiging in haar lachende oogen.
Hoe ze zich in zoo'n houding gewrongen had, wist
hij niet, maar hij had haar in zijn armen of ten
minste, daar zóó hij haar gehad hebben, als ze niet
slap aan zijn zijde had gehangen. Hij voelde niet de
minste neiging om haar te kussen, maar zijn hals
nog véél naar achter rekken kon hij niet. Gelukkig
daalde er, uit een bijna helderen hemel, een druppel
tje regen; het werd door een tweede gevolgd, en hij
riep met plotselingen schrik
„Pas op, 't regent!"
„Regent!" Veronica keek rond.
„Ja, ga mee, denk om je japon."
Hij had zich losgemaakt uit haar omvattende
armen en deed een stap in de richting van het huis.
Gelukkig vielen er nog een paar druppels, traag nog
en gemoedelijk, maar in voldoende hoeveelheid, om
zijn bewering te staven.
,,'t Is niets," zei Veronica fronsend, met uitge
stoken hand.
„Er komt onweer," beweerde hij, en hij repte zich
verder. Hij haalde vrijer adem, toen het verlichte
interieur van het salon in zicht kwam. Een paar
meters van de open glazen deuren bleef hij staan, om
Veronica op te wachten.
,,'t Regent al stevig," mompelde hij.
Ze liep hem voorbij zonder zich te verwaardigen,
antwoord te geven, met haar hoofd hoog in de lucht,
en ging het salon binnen. Hij volgde haar en deed zijn
best, om gewoon te kijken.
Sir Richard zat in zijn gewonen Btoel. Een lange
man van middelbaren leeftijd, met aristocratische
gelaatstrekken, zat tegenover hem. Zij keken beiden
op, toen de jongelui zoo onverwachts binnenkwa
men, en in beider oogen stond een bezorgde vraag.
Veronica gaf er lakoniek antwoord op
„Paul zegt dat het regent."
De tijd, dat er niemand sprak, scheen lang -te
duren
,,'t Spijt me wel," zei Paul nog eens, „maar ik zou
nooit van Veronica kunnen houden."
„Maar waarom dan niet!" vroeg zijn oom met
koppigen aandrang.
Paul had redenen kunnen noemenhij had kunnen
aantoonen, dat zij niet
precies zoo'n bescheiden,
eenvoudig meisje was als
zijn oom dacht, maar een
zekere ridderlijkheid, die
hij zelf nauwelijks begreep,
hield hem daarvan terug;
hij zei dus slapjes
„Ik weet 't niet, maar
ik zou 't nooit kunnen."
„Goed," snauwde sir
Richard, na een stilte, ,,'t Is
een heel mooi meisje, en
een erg lief meisje, maar als
jij dat niet zien kunt, of 't
zien kunt, zonder dat je hart sneller begint te
•kloppen" hij hief zijn hand en liet haar langs zijn
zijde neervallen „enfin, ik kan je niet dwingen
om verliefd te worden."
Dat vond Paul ook. Er was niets meer te zeggen.
Sir Geoffrey en zijn dochter waren niet lang meer
gebleven, nadat de regen Paul den tuin uit had
gejaagd. De zieke moest vroeg naar bed, en hierin
vond sir Geoffrey het voorwendsel, om het Bignaal
tot vertrek te geven. Veronica was nu niet meer het
vroolijke lachende meisje, dat aan tafel had gezeten
haar gelaat stond betrokken en haar oogen keken
ontevreden, knorrig. Toen ze afscheid nam van Paul,
raakte ze nauwelijks zijn hand aan, en haar blik was
gericht naar een punt ergens boven zijn hoofd. Paul
had hen naar hun auto gebracht. Het regende niet
meer, het grintpad was hard en droog, en de hemel
was vrij van wolken.
Zoodra hij in het salon terugkwam, opende zijn
oom het vuur. Het leek we}, of hij alles verkeerd had
gedaan dien avond zoo'n gevoelig meisje als
Veronica was natuurlijk geschrokken van zulk een
gedrag. Hij verdedigde zich zoo goed hij kon, maar
werd in zijn bewegingen belemmerd door het besef,
dat 'opwinding slecht was voor den patiënt. Sir
Richard scheen daar ook om te denken, er sprak
ten minste meer vermoeide wanhoop dan boosheid
uit zijn stem.
„Wat denk je, zóó je nog ooit iemand lief krijgen!"
vroeg hij, en zijn oogen richtten zich treurig naar het
portret van Mary Rammerleigh.
„Ik. ik hoop van wel."
„Denk je, dat je verliefd zou kunnen worden!"
„O ja, zeker. Waarom niet!"
Sir Richard zweeg even om na te denken.
„Uitstekend," zei hij eindelijk. „Ik geef je drie
maanden tjjd."
„Drie maanden!" riep Paul verbaasd.
Er volgde een hulpeloos gebaar. „Je bent mijn
erfgenaam, maar ik heb er altijd de stilzwijgende
eonditie bij gesteld, dat je zou trouwen en kinderen
zou krijgen. Ik wil natuurlijk niet, dat je alleen
voor mijn pleizier trouwt dan had ik nog maar
liever, dat je je leven lang vrijgezel bleef. Maar van
den anderen kant zou ik niet weten, waarom ik de
eeuwenoude bezittingen der familie na zou laten
aan iemand, die zoo weinig op een Challisson lijkt,
dat een mooi lief meisje hem niemendal meer aan
trekt dan de rest van de menschheid, en nog iets
minder dan een stelletje kevers."
„Ik ben me anders niet bewust, dat ik er zoo over
denk," protesteerde Paul.
„Je bent toch maar nooit verliefd geweest," hield
sir Richard vol dat verbazingwekkende feit liet
hem geen rust.
„Ik ben nog jong!"
„Jong!" kwam er verachtelijk. „Is de jeugd niet
juist de tijd voor de liefde!"
„Ligt er aan, wat u onder liefde verstaat," ontweek
Paul.
Sir Richard snauwde, na een lange trillende
ademhaling: „Enfin, je hebt drie maanden tijd om
te ontdekken wat ik bedoel."
Paul sloeg zijn beenen andersom over elkaar.
„Is dat niet een beetje erg kort!"
„Nee, voor mij niet."
Paul zweeg; het grauwe gezicht van zijn oom, en
diens zwakheid, waardoor iedere beweging een
inspanning werd, dwongen hem er toe.
„Als ik over drie maanden nog leef," ging sir
Richard voort, met een effen, somber stemgeluid,
„en als je dan nog niet ontdekt hebt, wat ik met
liefdé bedoel, roep ik mijn notaris en verander ik
mijn testament. Dan vermaak ik je tweehonderd-
vijftig pond per jaar, en vanzelf besnoei ik dan