i DJOCJA i Feest in tien kraton vttn Prinsen als tooneelspelers en danseressendie prinsessen zijn Vijf bruiden van vorstdijlcen bloede in den Djocjaschen kraton. De bruiden worden aan de hand van twee vrouwelijke familie-leden, naar de huwelijksvoltrekking geleu Op den achtergrond de bruidegoms. Er is een Indië van den Europeaan en een Indië van den Oosterling. Nergens is dat duidelijker dan op Java, waar een oude cultuur z'n stempel heeft gezet op land en volk. Het Indië van den Europeaan is, in het algemeen, een land van hard werken onder veelal moeilijke omstandigheden, maar met een meer of mindere economische welvaart. Doch vaak onbekend blijft voor hem het werkelijke Indië, het land van groote schoonheid, rijk aan traditie. Mei bij-onderen luister wordt elk jaar in den kraton van Djocja de ver- jaardag van des sultans troonsbestijging gevierd. Op onze foto ziet men den sultan zich plechtig naar het hoofdverblijf begeven. Ter weerszijden knielen de lagere kratonbeambten eerbiedig neer. Hechts: Een volledig stel gamelan-instrumenten. De gamelans van den Djocja - schen kraton zijn beroemd. Door de jaren heen wist het rijk van Mataram zich staande te houden, door eeuwenoude traditie heeft 't z'n invloed op het Javaansehe volk nooit verloren. Het rijk van Mataram is ondertusschen geen eenheid meer. In vier „gebieden" is het gesplitst. Om welke redenen en door welke oorzaken blijve hier onvermeld. Men kent thans in de Vorstenlanden vier „zelfstandige" rijken. Ie het keizerrijk Soera- karta waar tot voor kort Soesoehoenan Pakoe Boewono X regeerde; 2e het sultanaat Djocjakarta, welks sultan zijn vorstelijk verblijf in Djocja ge vestigd heeft. De tegenwoordige sultan Hamangkoe Boewono VIII bracht vele jaren geleden een bezoek 'aan ons land; 3e het prinsdom Pakoe-Alam; 4e het prinsdom Mangkoe Nagoro, welks gebieder, de kunstzinnige en verlichte Ario Prahoe Prangwadono Mangkoe Nagoro VII tijdens de huwelijksfeesten van prinses Juliana meerdere maanden in ons land ver toefde, waar hij zich, evenals zijn gemalin en lief tallige dochter, zeer bemind maakte. Wij schrijven hier nu verder over den Djocjaschen kraton. De kraton is het vorstenverblijf, een paleis dus. Maar eigenlijk is het méér dan-een paleis, het is 'n ommuurde stadswijk, waarin men door verschil lende poorten het eigenlijke woonverblijf van den sultan nadert. Tussclien de verschillende muren woont de tot het vorstelijke huis in eenig verband staande kratonbevolking (5 a 6000 personen). oesti Pangéran [rio Adikesoemoe. s stiefbroeder van en sultan van )jocja, als Ardjoeno i de Wajang Wong. Wie zijn Indischen tijd op Java doorbrengt en iets van het echte Indische leven wil zien, moet eens z'n vacantie in Djocja of Solo doorbrengen. In de bergen van de Preanger of van Oost-Java haalt men 'n physieken „kouden" neus in de Vorstenlanden kan men zich geestelijk opfrissehen. Als ik over die „Vorstenlanden" iets vertel, moge een kort, historisch over zicht eerst een plaats vinden ik zal trachten deze zaak in enkele regels af te doen. Toen de Hollanders in Indië kwamen, was het groote Javaansclie Hindoe-rijk van Madjapaliit reeds ten onder gegaan. De overwinnende Islam had dit rijk, dat eens geheel Java en ook andere eilanden overheerselite, ten val gebracht. De Javaansch-Hindoe- sche vorst van Madjapaliit had met zijn getrouwen de wijk genomen naar Bali en daar het rijk van Gélgèl ge sticht. De nog op Java levende Hindoes waren naar bepaalde uithoeken als Zuid-Banten en het Tengergebergte (óók het uiterste oosten van Java) gevlucht, waar de fanatieke Moham medanen hen tamelijk wel met rust lieten. Java zelf was nu verdeeld in allerlei vorstendommen. Het machtigste rijk was dat van Mataram, gelegen in Midden-Java, maar met veel invloed op oostelijk en westelijk gelegen rijkjes. De Oost-Indische Compagnie liet niets na om de macht der Javaansehe vorsten te beknotten het Nederlandsche gouver nement zorgde er voor, dat de Javaansehe heerschers al hun direct en invloed kwijt raakten. Langzamerhand werden ze in het Indische bestuurs apparaat ingeschakeld.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1939 | | pagina 32