DE LAFAARD
u
s.
door Richard Connell
Gebaren maken kon hij beter.
W ie hij was, wat hij was en waar hij vandaan
kwam, wist niemand. Hoe hij in Crosby Cor
ners aangeland was bleef een raadsel, en in
den oogsttijd hebben de farmers van Connecticut
geen tijd raadsels op te lossen. Hij kende niet meer
Engelsch dan: „ja", „nee", „honger", enz. Maar
gebaren maken,
dat kon hij beter.
Hij gesticuleerde
met z'n handen,
ellebogen, oogen
en voeten. Hij
trachtte op die
manier duideljjk
te maken, dat hij
in z'n ver verwij
derd geboorteland
gearresteerd was
en men hem ge
prest had, dienst
te nemen aan
boord van een
sehjp. Hij had
veel last van zeeziekte gehad en in een haven kans
gezien te ontsnappen; daarna had hij zich in een
trein verborgen en was er in Crosby Corners uit
gegaan of gegooid.
De farmers hadden evenwel geen tijd en geen lust
om zijn gebarentaal te leeren verstaan. Knechten
waren moeilijk te krijgen, en wanneer een man twee
handen en minstens één goed oog had, werd naar
verleden of afkomst niet gekeken; zij zetten hem
eenvoudig aan het werk.
En zoo kwam het dus, dat de kleine bange man
met z'n roode
sjerp in dienst
trad bij Ben Cros
by, den rijksten
farmer in die
streek.
„Ik zag den
kleinen schelm,"
vertelde Ben Cros
by aan z'n vrouw,
„schreeuwend als
een mager speen
varken en buiten
zichzelf van angst,
terwijl Pettit hem
aan z'n oor mee
sleurde. „Agent,"
zeg ik, „wie is dat en waar heb je hem vandaan ge
haald?" En hij zegt: „Ik weet niet wie 't is, maar hij
ziet er wel vreemd uit. Ik vond hem, kauwend op een
rauwen aardappel, in een der loodsen bij de spoor
baan. Toen ik hem z'n naam vroeg, zei hij„Si". Ik
zeg tegen Pettit: „Hij kan wel een zigeuner of een
Hindoe zijn en hij kijkt je aan, alsof je een kannibaal
bent. Maar," zeg ik, „hij heeft die mooie bruine
kleur niet aan het strand of op een kantoor gekregen.
En dan, ik heb op het oogenblik meer behoefte aan
werkkrachten dan eenden aan vijvers. Dus geef
hem maar aan mij mee, in plaats van hem in de nor
op te sluiten, dan zal ik hem wel een baantje bezor
gen!" Pettit bekommerde zich niet langer over hem
en vertrouwde den man aan mij toe. Hij staat nu bij
de pomp en wascht het vuilste paar handen, dat ik
ooit gezien heb, terwijl hij af en toe over zijn buik
wrijft om aan te toonen hoe 'n honger hij heeft. Ik zal
hem naar achteren sturen, Hannah; je kunt hem dan
een flinke portie
ham en eieren ge
ven. En Iaat hem
daarna bij mij op
't erf komen."
Even daarna
werd op de achter
deur vanhet Cros-
by-huis geklopt.
Het was niet di
rect een "forsche
tik, integendeel,
een vlinder had
nog n\eer lawaai
kunnen maken. u>as er in Crosby Corners
Mrs. Crosby uitgegooid.
veel last van zeeziekte gehad.
buiten zichzelf van angst.
opende de deur en zag een kleinen man staan met een
diep gebronsd gelaat en zwarte bange oogen; het
scheen, alsof hij klaar stond te vluchten, indien dit
noodig mocht blijken. Toen hij evenwel mrs. Crosby
zag, boog hij diep. En zulk een buiging was, behalve
op het witte doek, in Crosby Corners nog nimmer ver
toond. Hij maak
te deze zoo deftig
en zwierig, terwijl
hij met z'n groo-
ten vilten hoed
zulk een wijden
kring beschreef,
dat het stof op
waaide. Daarna
kwam er een be
scheiden, maar
beminnelijke glim
lach op zijn ge
zicht. Hij keek
naar den oven,
waar de bradende
ham haar geuren
omhoog zond, en zuchtte van verrukking.
Mrs. Crosby wees hem een stoel aan de keuken
tafel en, na andermaal 'n buiging gemaakt te hebben,
ging hij zitten en begon oogenblikkelijk hongerig te
eten. Af en toe sloeg mrs. Crosby den exotischen
vreemdeling even gade; ze vroeg zich af, of het wel
veilig was, hem hier te houdenje kunt nooit weten,
of die vreemdelingen wel te vertrouwen zijn! Ze
gluurde de eetkamer binnen, waar, boven den schoor
steen, grootvader Crosby's zwaard hing, een lang
zwaar wapen, dat uit den burgeroorlog afkomstig was
en welks aanwezigheid haar thans een rustig gevoel
gaf.
Toen zij den man wat langer bekeken had, was ze
overtuigd, dat elke vrees voor hem ongegrond was;
integendeel, hij was bang voor haar. Ze merkte, dat
z'n lange, blauw-zwarte haren aanstellerig gekamd
waren. Z'n broek vond ze buitengewoon opmerkelijk.
Een zwart-fluweelen kleedingstuk. met nauwe
pijpen tot even
onder de knieën,
waar ze om z'n
beenen flapper
den. Hij droeg
geen riem, doch
in plaats daarvan
een roode sjerp.
Z'n shirt moest,
toen 't nieuw en
schoon was, wel
heel opvallend ge
weest zijn, maar
't was niet nieuw
en zeker niet
schoon meer. Z'n
schoenen waren
van lakleer en buitensporig puntig.
Nadat hij een behoorlijke portie naar binnen had
gewerkt, stond hij op, boog, glimlachte beminnelijk
en maakte gebaren van dankbaarheid. Mrs. Crosby
wees hem in de richting van het erf, waarna hij ver
trok. Ze zag hem het pad afwandelenzooals hij daar
liep, met iets lomps en toch iets zwierigs in z'n
houding, was hij een zonderlinge verschijning in deze
rustige omgeving.
Toen Ben Crosby dien avond aan tafel zat, zei hij
„Ik heb me toch vergist in dat nieuwe mannetje.
Het lijkt wel, of hij nog nooit
eerder op een farm gewerkt heeft.
Hij is gewillig genoeg, maar de
man hanteert een hooivork even
voorzichtig als een tandenstoker.
En hij is zoo bang als een wezel.
Je had hem moeten zien, toen de
tractor met de maaimachine het
land opreed. Hij gaf een gil en
sprong op den muur, en wanneer
er een boom ip z'n nabijheid had
gestaan, geloof ik zeker, dat hij
erin geklommen was. Hij keek,
alsof hij ieder oogenblik door
de machine vreesde te worden
opgegeten. Pete High, die haar
kauwend op 'n rauwen
boog hij
bestuurde, zei
„Ik heb zoo 't
idee, dat hij een
lafaard is." Ik
hoop maar, dat
hij ongelijk heeft,
want ik heb een
hekel aan laf
aards!"
„Je moest het
niet goedvinden,
dat Pete High zoo
op hem afgeeft,"
berispte mrs.Cros
by. „Misschien
heeft de man nog
nooit eerder zoo'n maaimachine gezien. Ik herinner
me nog heel goed, hoe bang ik was, toen ik den
eersten automobiel ronkend en rammelend over den
weg zag gaan. En jij moest er toen ook niets van
hebben, Ben Crosby!"
„Och, ik kan me er niets van herinneren," ant-
woordde haar echtgenoot, terwijl hij een aardappel
„harpoeneerde".
„Nee, ouwe schijnheilige, dat kun je nu wel
zeggen, maar ik zag je toch ook naar een boom
uitkijken."
Hij lachte en stond op het punt een aardappel naar
z'n laatste rustplaats te dirigeeren, toen zij beiden
een schreeuw hoorden, een schrillen, angstigen kreet
in de duisternis. Hij sprong op.
„Dat kan Janey toch niet zijn?" vroeg hij.
„Nee, ze is nog in de stad op muziekles."
„Wie is het dan?" vroeg hij vlug.
Zij hoorden het geluid van voortsnellende voeten
op het pad buitentoen bonsde iemand als een krank
zinnige op de voordeur.
„Wat is er aan de hand?" schreeuwde Ben Crosby...
Een vloed van
woorden, gespro
ken in een vreem
de taal, was het
antwoord.
,,'t Is Rooie
Sjerp," riep hij,
terwijl hij de deur
De kleine man
kwam ademloos
binnenvallen.
„Wat is er in
beurd?" vroeg
Crosby.
Het mannetje
wees met trillende vingers door de open deur.
„Ik zie niets bijzonders," zei Ben.
„Oogen!" schreeuwde de man opgewonden.
begon hongerig te eten.
„Wat voor oogen bedoel je?" vroeg Ben.
Het mannetje maakte drukke bewegingen; eerst
gebaarde hij naar z'n eigen gezicht en daarna naar
buiten; hij wees twee, drie, wel een dozijn keeren in
de duisternis.
„Oogen! Oogen! Oogen!" zei hij steeds.
„Hannah, wat voor oogen bedoelt de man toch?"
vroeg Ben aan z'n vrouw.
„Ik zie geen enkel oog. Er zijn alleen wat glim
wormpjes."
Een der diertjes vloog dicht bij de open deur. Het
mannetje zag het aankomen en deed een ijverige doch
slechts gedeeltelijk geslaagde poging om in groot
vaders klok, welke in den hoek van de hal stond, te
klimmen.
Ben Crosby gooide z'n hoofd achterover en lachte
daverend.
„Wel alle menschen! Ik geloof zoowaar, dat het
kereltje bang is voor glimwormen," zei hij. „Hé,
Rooie Sjerp, kijk eens hier."
Met zijn eene hand trok hij den
man van de klok, terwijl hij met de
andere het lichtkevertje ving en het
hem dicht voor z'n wijd openge
sperde oogen hield.
„Kijk," schreeuwde hij zoo luid
mogelijk, zooals men dit pleegt te
doen, wanneer men een vreemde
taal verstaanbaar wil maken aan
menschen die haar niet begrjjpen
kunnen.
„Worm! Worm! Onschadelijk!
Glimworm! Glimworm!!"
Het mannetje deinsde terug.
„Ken niet glimworms," zei hij
en tcaschte het vuilste paar
handen.