LEUK PAKJE VOOR EEN .Wj fh N4tr<*<^it» j I ^V 4 k.i 'ÏV /«vVW'L'.V J2e naald: recht. 13e naald (nu verspringt het patroontje): 3 r., 1 av., 7 r. Vanaf herhalen. 14e naald: averecht. 15e, 17e, 19e, 21e en 23e naald: als 13e naald. 16e, 18e, 20e en 22e naald: als 14e naald. 24e naald: recht.v. We herhalen nu de le tot en met de 24e naald voortdurend. Patroon B. le naald (voorkant van het werk): 7 r, 1 av. Vanaf herhalen. 2e naald en alle volgende teruggaande naaldende steken, die we bij de vorige naald av. gebreid hebben, breien we nu r. en omgekeerd. M.a.w. we breien dus r. hoven r., en av. boven av. 3e naald: 1 av., 5 r., 1 av., 1 r., 1 av. Vanaf herhalen. 5e naald: 1 r., 1 av., 3 r., 1 av. Vanaf herhalen. 7e naald: 2 r., 1 av., 1 r., 1 av. 5 r., 1 a. Vanaf herhalen. 9e naald: 3 r. 1 av., 7 r. Vanaf herhalen. 11e naald: 2 r., 1 av., 1 r., 1 av., 5 r. Vanaf herhalen. 13e naald: 1 r., 1 av., 3 r. Vanaf herhalen. 15e naald: 1 av., 5 r., 1 av., 1 r., 1 av. Vanaf herhalen. 16e naald: deze is evenals de overige teruggaande naalden gelijk aan de 2e naald. We herhalen nu de le tot en met de 16e naald voortdurend. De 17e naald is dus weer gelijk aan de le naald enz. Het rugpand. We zetten 79 st. op en breien hier boven in patroon A. Voor de armsgaten kanten we aan het begin van de 82e, 83e, 84e, 85e, 86e, 87e, 88e en 89e naald telkens 2 st. af, zoodat voor ieder arms gat 8 st. geminderd zijn. Vanaf de 95e naald breien we verder in patroon B (we beginnen echter met de 9e patroonnaald van patroon B). Voor de schouders kanten we aan het begin van de 139e, 140e, 141e, 142, 143e en 144e naald telkens 6 st. af, waarna we de overige 27 st. voor den hals in één keer afkanten. Het linkervoorpand. We zetten 41 st. op en breien hierboven evenals bij het rugpand eerst in patroon A en vanaf de 95e naald in patroon B. Voor het armsgat kanten we aan het begin van de 83e, 85e, 87e en 89e naald telkens 2 st. af. Voor den hals kanten we aan het begin van de 126e naald 8 st. af en aan het begin van de 128e, 130e, 132e, 134e, 136e, 138e en 140e naald nog telkens 1 st. Voor den schouder kanten we aan het begin van de 141e, 143e en 145e naald telkens 6 st. af. Het rechtervoorpand. Dit breien we op dezelfde doch tegengestelde wijze af. Het mouwtje. We zetten 55 st. op en breien hier boven in patroon B. Aan het begin en einde van de 4e, 10e, 16e, 22e, 28e en 34e naald meerderen we telkens 1 st. Voor den kop van de mouw breien we aan het begin en einde van de 37e, 38e, 39e, 40e, 41e, 42e, 43e en 44e naald telkens 2 st. te zamen. Aan het begin van elk der volgende 28 naalden kanten we nog telkens 1 st. af en kanten dan ten slotte de overige steken in één keer af. Het kraagje. We zetten 79 st. op en breien hier boven 20 naalden in patroon A., waarna we afkanten. We persen nu de verschillende deelen luchtig onder een vochtigen doek op en naaien ze in elkaar; we naaien verder de treksluiting in en zetten de knoopen aan. VOOR DEN LEEFTIJD VAN 4>/2 TOT 5»/2 JAAR Benoodigdheden voor dit aardige jongenspakje zijn ongeveer 250 gr. lichtblauwe koordwol (vanzelf sprekend kunnen we het pakje ook in twee kleuren breien, b.v. het broekje donkerblauw en het truitje lichtblauw), een paar lange aluminium breinaalden met knop nr. 2}4, een treksluiting van 22 cm. lengte, 2 witte knoopen en een haaknaald nr. 3. Maten. Lengte van het broekje: 32 cm.; lengte van het bloesje: 32 cm.; bovenwijdte: 60-64 cm.; mouwlengte (aan den binnenkant gemeten): 8 cm. Proejlapje: 27 st. in de breedte en 45 naalden in de hoogte meten elk 10 cm. Het broekje. We breien eerst ieder pijpje afzon derlijk af. We zetten 92 st. op en breien hierboven eerst 8 naalden steeds afwisselend 1 r., 1 av. (altijd r. boven r. en av. boven av.). Daarna breien we verder in tricotsteek (heengaande, de oneven naal den dus, recht en de teruggaande naalden averecht). Aan het begin en einde van de 10e, 18e en 26e naald meerderen we telkens 1 st. Boven deze 98 st. breien we verder tot en met de 40e naald. Vervolgens breien we het tweede pijpje ook zoo ver en nemen dan de steken van beide pijpjes op één naald. Aan het begin en einde van de 70e naald en aan het begin en einde van iedere volgende 4e naald minderen we telkens 1 st., tot we ten slotte nog slechts 162 st. over hebben. Hierboven breien we verder tot en met dé 137e naald, waarna we de 138e tot en met de 144e naald weer steeds afwisselend 1 r., 1 av. breien voor het boordje; dan afkanten. Voor het kruisje zetten we 20 st. op en breien hier boven in tricotsteek tot we een hoogte van iy2 cm. bereikt hebben; daarna kanten we af. De schouderbandjes. Hiervoor zetten we 10 st. op en breien dan steeds in ribbelpatroon (heen- en terug gaande recht) tot we een lengte van 40 cm. bereikt hebben. Dan breien we slechts boven 5 st. verder. In de 6e naald boven 5 st. breien we een knoopsgat in door de middelste 3 st. af te kanten en deze bij de volgende naald weer op te zetten. Daarna breien we nog 4 naalden en kanten af. Boven de overige 5 st. breien we het laatste gedeelte van het schouder- bandje op dezelfde wijze af. Het bloesje. Dit wordt in twee verschillende patroontjes gebreid. We laten hieronder eerst van elk patroontje de beschrijving volgen. Patroon A. le naald (voorkant van het werk): 7 r, 1 av. Vanaf herhalen. 2e naald (achterkant van het werk): averecht. 3e, 5e, 7e, 9e en 11e naald: als Ie naald. 4e, 6e, 8e en 10e naald: als de 2e naald.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1939 | | pagina 40