Hei lijkt op de laatste resten van het Hollandsche Sinterklaasfeest, maar waar- Oude kogels in het fort
sehijnlijk hebben wij hier met een gebruik te doen, dat reeds door de Porta- van Jaffna, dat nu als
geezen werd ingevoerd. Doch wellicht is het pas uit den „Engelsehen tijd", plantsoen dienst doet.
want ook in Engeland zingen de jongens met Kerstmis.
De vuurtoren van Galle op Ceylon
heeft bijna geen beteekenis meer,
want de groote oceaanstoomers
doen uitsluitend Colombo aan,
dat 140 km. noordelijker ligt.
die snel in onbruik geraakt
zijn: Delft of Nedoentivoe,
Middelburg of Poengertivoe,
Rotterdam of Anelativoe, Am
sterdam of Karetivoe. een hoop
je kogels en een paar straten.
Dat is alles.
Het wapen van de Oost-Indisehe
Compagnie bevindt zich nog steeds
boven de ingangspoort van de
voormalige vesting Galle op Cey
lon. Het Singhaleesche woord
„Galle" beteekent „Rots" en heeft
niets te maken met het Latijnsche
woord „Gallus" (haan). Door
een verkeerden uitleg, dien men
aan het woord gaf, werd boveu
hel wapen een haan uitgebeiteld.
want de keizer had meer dan eens getracht, de Por-
tugeezeu tegen de Nederlanders uit te spelen, toen
de laatsten hem te machtig begonnen te worden.
Om de lankmoedige
houding van de Neder
landers tegenover den
keizer te verklaren
(eens veroverde deze
laatste het fort Ne-
gombo en zond de
hoofden van de offi
cieren in zijden doeken
gewikkeld naar den
Hollandschen com
mandant in Dalle, zon
der dat men van onze
zijde iets tegen hem
ondernam) moeten wij
in het oog houden, dat
in dien tijd de Europe
anen in het algemeen
er niet op uit waren
om land te veroveren,
maar om handel te
drijven. Van een eigen
lijke „kolonisatie" was nauwelijks sprake; men ver
genoegde zich met de bezetting van een aantal ves
tingen aan de kust, zocht de vriendschap te verwer
ven van den sonvereinen vorst en liet verder het
Strijd van de Hollanders tegen
Naar een oude
land aan zijn lot over, zonder iets tot de ontwikkeling
ervan bij te dragen.
Zoo is het te verklaren, dat de voortbrengselen, die
de Nederlanders uit Ceylon
haalden, kaneel dus, betel
noten, hout, kardemom, op
't oogenblik, nu het laud
veel intensiever bebouwd
wordt, slechts geringe
waarde meer hebben als
uitvoerproduct, terwijl
rubber, thee. peper en
copra, die juist nu in
belangrijke mate ver
bouwd worden, zoo goed
als niet of heelemaa.1
niet werden geëxpor
teerd.
Hoewel Ceylon dus
ongeveer 150 jaar
Nederlandseh „bezit"
is geweest, moet men
zich niet verwonde
ren, dat er slechts
weinig overblijfse
len zijn, waardoor men aan de heerschappij
van onze landgenooten wordt herinnerd.
Hier en daar een gevelsteen of een graf
steen, een aantal namen van eilanden
Ceylonsche inboorlingen,
teekening.