EEN VERSTOKT
VR'JGEZEL
DOOR W. H. LANE CRAUFORD
22
V IJ F D E
VERVOLG
Sir Richard stond op
dieet, en hield zich
daar aan, maar ondanks
Martin's protest, door Paul
ondersteund, dronk hij een
glas wijn. De cocktail had
z'n appetijt klaarblijkelijk
gescherpt, want het bleek,
dat hij het bij één glas
niet liet.
Paul hield zijn tong
rustig. Michael zou gepraat
hebben, als hij er toe was
aangemoedigd, hij greep
zelfs iedere kans aan, om iets te zeggen, maar veel
kansen kreeg hij niet, want sir Richard had zijn
aandacht ergens anders, en richtte het woord bijna
uitsluitend tot Maisie. Zij antwoordde met een
gretig verlangen om te behagen, en blijkbaar be
haagde zij ook, maar zij scheen haar rol wel moeilijk
te vinden: er kwam nu en dan een blik van zorg in
haar oogen. Molly ging vooruit als tafeldienster, zij
morste ditmaal geen soep, en was over 't algemeen
veel handiger dan den avond toen Veronica er ge
weest was. Misschien voelde ze zich minder zenuw
achtig, doordat Maisie zoo naïef was: haar eenige
fout was ten minste, dat ze
wel 'n beetje aanhoudend naar
de gast van den avond keek;
maar zelfs Veronica zou zich
niet geërgerd hebben aan een
blik, die slechts bewonderend
ontzag uitdrukte. Toen bet dessert op tafel stond,
ging Molly, vóór Martin, de kamer uit, en Michael
keek haar na.
„Dat meisje heb ik toch meer gezien!" riep hij uit.
„Molly?" Sir Richard keek naar hem met vragen
de oogen. „Dat zal wel: ze is hier al van kind ;tf
„Dus ze is opgebloeid tot binnenmeisje?'
Sir Richard keek een beetje verwonderd. „Ja, zoo
zou je 't kunnen noemen," zei hij peinzend, „al be
schouwen we haar eigenlijk heelemaal niet als een
dienstbode."
Een stilte; toen vroeg Michael aan Paul: „Heb je
die mop al eens gehoord over dat binnenmeisje bij
de waarzegster?"
Maisie kreeg een kleur en stond op. „Ik moest maar
gaan, dunkt me."
Sir Richard scheen dezelfde meening te huldigen:
hij sprong op en deed de deur voor haar open. Hij
kreeg een lief lachje, beantwoordde het, maar toen
hij terugkwam, stonden zijn oogen hard en streng.
„Je kunt je after-dinner-moppen beter voor je
vrienden in Londen bewaren, Michael,' bromde hij.
Er volgde een verlegen stilte.
„Wat ik zeggen wou," hernam sir Richard, nu naar
zijn neef kijkend, „waar heb je dien ring gekocht?"
„Ring?" Paul keek onbegrijpelijk. Toen ging hem
het licht op. „O den verlovingsring bedoelt u? In
een winkel."
„Een juwelierswinkel?"
Paul's oogen gingen wijder open. Er kwam plotse
ling twijfel in hem. „Ja, oom, natuurlijk, t Zijn toch
echte diamanten!"
„Natuurlijk zijn 't echte diamanten," viel Michael
er verontwaardigd op in. Hij zag sir Richard s ver
baasden blik, slikte en legde verward uit: „Ik had
hem dien winkel aanbevolen, ziet u daar verkoopen
ze me tegen inkoopsprijs."
„Zoo!" Sir Richard wendde zich weer naar zijn
neef. „Als je me even geschreven had, dat je zoo krap
zat, had ik je een cheque gestuurd."
Hierna werd er vooreerst niet meer gesproken. De
steentjes waren inderdaad klein, maar Michael was
geen erfgenaam van een rijken oom, en hij had werke
lijk het beste gekocht, dat zijn middelen hem per
mitteerden. Het was en bleef een pijnlijk geval, en
Paul zocht ijverig naar een minder hachelijk onder
werp. Maar alle onderwerpen schenen direct of in
direct naar Maisie te leiden, en dat was gevaarlijk
terrein, dus bleef hij zwijgen.
ACHTSTE HOOFDSTUK
Toen de drie heeren de huiskamer binnenkwamen,
trof muziek hun ooren. In het salon zat Maisie
zachtjes piano te spelen. Haar nummer was: „Mijn
liefde is als een roode roos", en zij speelde het van een
verbleekte geschreven partij, die in lang geen licht
KORTE INHOUD VAN 'T VOORAFGAANDE:
Paul Ghallisson is erfgenaam van den titel en het
familiebezit van zijn 'ongehuwden oom sir Richard
Ckallisson. Hij woont te Londen op hamers en hoewel
zijn oom hem aangespoord heeft flink uit te gaan en
geld te verteren, brengt hij z'n vrijen tijd door met
wetenschappelijke proeven. Hij ontvangt een telegram
onmiddellijk op Woodcroft te komen, waar z n oom
ziek blijkt te zijn. „Ik zal het niet lang meer maken,
Paul," zegt deze, „en ik wil je getrouwd zien voor ik
sterf." Paul staat voor een zeer moeilijke opdracht,
omdat hij nog nimmer met meisjes heeft omgegaan.
Hij ontmoet de dochter van den inmiddels overleden
jachtopziener, wier opvoeding in de handen van oom
Richard's huishoudster berust. Den volgenden dag komt
er bezoek van Geoffrey Rammerleigh (een broer van
oom Richard's vroegere verloofde, die een dag voor hun
huwelijk stierf) met zijn dochter Veronica. Paul be
grijpt de bedoeling van dit bezoek maar al te goed.
Hij vertelt z'n oom evenwel, dat hij niet op haar
verliefd kan worden. Sir Richard dreigt hem te zullen
onterven, wanneer hij niet binnen drie maanden ge
trouwd is. Paul keert naar Londen terug en roept nu
de hulp in van z'n vriend Michael en diens verloofde,
een tooneelspeelsterTwee maanden lang wordt hij aan
alle mogelijke meisjes voorgesteld, doch ze laten hem
allemaal koud. Ten einde raad stelt Michael voor (om
sir Richard voor hij sterft nog een paar gelukkige maan
den te bezorgen) een meisje te zoeken, dat zich zonder
eenige verplichting met Paul wil verloven. Maisie,
de verloofde van Michael, zal deze rol vervullen. Tot
Paul's verbazing blijkt plotseling in den gezondheids
toestand van z'n oom verbetering te zijn gekomen.
had gezien. Op verzoek van sir Richard zong zij ook.
Zij had een zachte aangename stem met veel uitdruk
king, en sir Richard, in zijn eigen leunstoel, luisterde
met gebogen hoofd en trekkende gelaatsspieren. Niets
kan zoo levendige herinneringen wakker roepen als
muziek. Bij sir Richard waren het zoete maar tevens
pijnlijke herinneringen,en Maisie wou ophouden, toen
ze zijn droefgeestigheid gewaar werd, maar dat vond
liij niet goed, en toen het lied uit was, vroeg hij om
„Een melodietje in den schemer". Dit werd in diepe
stilte aangehoord, en daarna wou zij, hoezeer haar
gastheer ook smeekte, niet meer zingenzij deed de
piano dicht en ging naast. Paul op de ottomane
zitten.
„Je hebt 'n lieve stem, meisje," zei sir Richard met
trillende stem. „Ze doet me denken aan iemand, die
ik lang geleden gekend heb."
Michael leek nog dieper ontroerd dan sir Richard,
zijn oogen waren vochtig, hij zuchtte diep en schudde
zijn hoofd in droeve beschouwing van een onher
roepelijk verleden. Gelukkig kwam er afleiding, door
dat Martin met de koffie verscheen, en toen die rond
was gediend, had sir Richard zijn gevoelens onder
beheer en was hij weer de gemoedelijke gastheer.
„Niets zoo mooi als die oude liedjes," zei hij, en
met een verontschuldigend lachje ging hij voort:
„Maar ik ben natuurlijk van de oude garde jullie
moderne jongelui vinden ze zeker te tam?"
Als gewoonlijk was zijn vraag tot Maisie gericht;
en zij antwoordde met een verwonderd:
„Oude garde? bent toch niet oud?"
„Dat ben ik wél," zuchtte hij, „zoo oud, dat ik mijn
tijd overleefd heb en me een vreemdeling voel in een
vreemde wereld."
„Dan wipt u daar uit," was Maisie's raad. „Zóóveel
is ér niet veranderd. Kijkt u maar eens goed rond, dan
zal 't me niets verwonderen, of u voelt u weer echt
jong."
Die woorden waren gewaagd en volkomen mis
plaatst. Paul schrok er van, maar werd snel gerust
gesteld, want sir Richard lachte, lachte voldaan.
„Eruit wippen, zeg je?" grinnikte hij. „Nu, wie
weet doe ik 't!"
Zijn blik rustte op Paul,
die stijf aan één kant van
de ottomane zat, zoodat
er een wijde klove gaapte
tusschen hem en Maisie.
In zijn rol van minnaar
toonde hij een terughou
ding, die beslist in de vorige
eeuw thuishoorde, en dus
met de inzichten van zijn
oom had moeten strooken,
maar hij bemerkte, dat dit
niet zoo was, dus schoof
hij wat dichter naar zijn
meisje. Nog was er ruimte tusschen hen, maar verder
kon er niets geschieden zonder haar medewerking. Ze
leek zich van zijn bestaan niet meer bewust, want ze
hield haar hoofd van hem afgekeerd, en staarde pein
zend in de ruimte. Sir Richard riep haar met een
schok terug tot de werkelijkheidhij leunde achter
over in zijn stoel, glimlachte met sluwe welwillend
heid en vroeg
„Hebben jullie den huwelijksdatum al vastge
steld!"
Paul schrok geweldig. „Huwelijksdatum? stiet
hij uit. „We zijn pas verloofd!"
Sir Richard keek hem gestreng aan. „Nu, je wilt
toch niet eeuwig verloofd blijven?"
„O nee! Dat zeker niet!" Paul sprak hier met
groote overtuiging.
„Dat doet me pleizier," knikte sir Richard, weer
glimlachend. „Ik houd niet van lange verlovingen."
Hij keek afwachtend, maar aangezien zijn neef
bleef zwijgen, vroeg hij: „Wanneer wou je dan be-
Paul schuifelde met zijn voeten. „Daar hebben we
eigenlijk nog niet over gedacht," zei hq, en hij bloosde
langzaam.
Sir Richard keek den vurigen minnaar een seconde
lang met saamgetrokken wenkbrauwen aan.
„Dan zou ik maar eens gauw beginnen te denken,"
stelde hij voor.
Paul bevochtigde zijn droge lippen. Nu was t toch
zeker Maisie's beurt! Zijn oogen noodden haar tot
spreken. Tot zijn verbazing bleef zij stom. 't Was
allemaal heel aardig, de bedeesde jongedame te
spelen, maar dan moest ze 't ook gerégeld doen en niet
met rukken en stooten. Tegen sir Richard zeggen, dat
hij er uit moest wippen, paste heelemaal niet in haar
rol, maar die stoute opmerking was er zoo glad moge
lijk uitgekomen, en nu zat ze opeens weer als een
schuw vogeltje. Dientengevolge kon sir Richard
verder denken, en zijn gedachten sloegen inderdaad
op hol.
„Zullen we zeggen met October?"
„October!" Paul verstijfde van schrik.
„Begin October."
Paul lachte, een hollen, vreugdeloozen lach. „0
maar. dat gaat niet, is 't wel. eh.schat?"
Hij haalde zwaar adem; 't was evengoed Maisie's
trouwpartij als de zijne - 't werd tijd, dat ze dat nu
eens begreep.
Maisie's oogen stonden groot en onschuldig.
„Welke October?"
Dat was handig. Paul's gezicht klaarde op. „O, ja,
als u bedoelt met October over een jaar
„Ik bedoel dézen October," snauwde sir Richard,
en zijn mond sloeg dicht als een klem.
Paul kuchte en keek naar Maisie. „Hij bedoelt
dézen October," lichtte hij haar in.
„Waarom niet?" hernam sir Richard, nu naar
Maisie kijkend. „Jullie houden toch van elkaar?
„Ja zeker houden we van elkaar," kwam er na een
bijna onmerkbare aarzeling.
„Jawel," bevestigde Paul, „maar.
„Maar wat?" vroeg zijn oom, want Paul sprak niet
door.
,,'t Is toch gewoonte, een tijdje te wachten als je je
verloofd hebt?"
,,'t Is gewoonte te willen trouwen, als je je ver
loofd hebt," was het antwoord.
„Maar dat willen we ook," stamelde Paul.
„Prachtig," knerste sir Richard. „Dan houden we
't op October."
Een gedwongen pauze; toen kwam er hulp uit een
onverwachten hoek.
„Dat zal niet kunnen," sprak Michael. „Dan zit ik
juist voortdurend in de studio - er moet iemand op
't kantoor zijn."