EEN KWESTIE VAN IUTNVEK'1 door R. G. Browne 30 an 't stuur van liaar kleinen gelen auto gezeten, draaide miss Patri- cia Penn van den grooten weg af I een smalle, met boomen bescha- m duwde laan in en zag plotseling den man met de motorfiets. De motorfiets was tegen een hek gezet en de man stond er onbeweeglijk voor, met zijn handen in zijn zakken en zijn hoofd naar één kant. Op "eluid van Patricia's komst, draaide hij zich om oonde het niet knappe, maar aar dige gezicht van mr. Donald Parmiloe. Patricia schrok, remde werktuiglijk en liet toen plotseling de rem weer los. Maar mr. Farmiloe was op den weg gestapt en gaf door t.eekens en gebaren te kennen, dat zij moest stoppen. Voor de keuze gesteld om te stoppen of hem aan te rijden, koos Patricia het eerste. Zij hield niet van mr. Farmiloe dat verzekerde zij zich ten minste verschillende keeren per {lag maar zij trok de grens bij moord. „Hallo, Rat!" zei mr. Farmiloe vroolijk. „Hallo," antwoordde Patricia koeltjes. De reden van haar koelen toon kwam voort uit het feit, dat zij nauwelijks een week geleden nog met mr. Farmiloe verloofd was geweest. Het engagement was tamelijk plotseling verbroken na een stormachtige ruzie naar aanleiding van een onbeteekeneud meeningsverschil, hetgeen met negen tig procent van zulke twisten het geval is. Patricia, die koperkleurig haar had en opvliegend van natuur was, aangezien deze eigenschappen gewoonlijk sa mengaan, had 't afgemaakt en sedertdien had zij ernstige pogingen gedaan er niet verder over te denken. Hierin had zij in zooverre succes, dat ze juist in haar gedachten met mr. Farmiloe bezig was, toen ze de laan indraaide en hem ontdekte. Zij voelde zich dus eenigBzins verlegen en, zooals vrouwen bij zulke gelegenheden plegen te doen, nam ze daarom een hooghartige houding aan om dat te verbergen. Mr. Farmiloe scheen in het geheel niet verlegen te zijn. Naar de vroolijke grijns waarmee hij ziju ex-verloofde begroette te oordeelen, kon men bijna veronderstellen, dat hij blij was weer vrij te zijn. „Hé, Pat," zei hij, „als je den kant van Rowbo- rough uitgaat, zou je me misschien mee kunnen nemen." „Waarom?" vroeg Pat, koeler dan ooit. Men verwacht niet veel van een aan den dijk gezetten vrijer, maar in elk geval verwacht men toc4i eenig teeken van verdriet. „Deze vreeselijke mo tor," legde Donald uit, ter wijl hij op de motorfiets wees, „heeft kuren gekre gen en wil niet meer verder. Ik kan hem niet repareeren, ik weet er net genoeg van om hem op gang te brengen of te stoppen. Eu ik heb erge haast, anders zou ik het je niet vragen." Patricia keek hem een oogenblik zwijgend aan, terwijl zij zich afvroeg wat de juiste gedragslijn was in zulk 'n geval. Als zij weigerde, zou ze blijk geven van slechte manieren, terwijl het leek, alsof zij zijn beleedigingen van vroeger door de vingers zag, als zij toegaf. Het duurde lang voor zij antwoordde, doch ten slotte zei ze: „Stap in. Maar wat moet er met de motorfiets gebeuren?" „O, die rijd ik wel achter een heg. Ik heb haar trouwens maar geleend." Drie minuten later was het wagentje weer op weg, doch nu met het dubbel aantal passagiers. Patricia reed zwijgend, haar oogen op den weg gevestigd. „Een mooie dag," zei Donald eindelijk. Heen antwoord. „Een verschrikkelijke dag," meende Donald toe schietelijk. Geen antwoord. zei Donald vol over- Rci Mr. Farmiloe scheen in het minst niet „Een bijzonder koude dag tuiging. Patricia reed koppig verder. De man zag nu toch wel, dat ze geen gesprek met hem wenschto te begin nen. Donald's gezicht scheen echter dien ochtend ongewoon gebrekkig te zijn. „Ik ga niet heelernaal mee tot Rowborough," vertelde hij haar. „Ik wilde naar een plaatsje, dat Little Cheaping heet. Maar als je me aan den zijweg af wilt zetten, loop ik de rest wel. Ik ga naar 'n landhuisje kijken." Patricia schrok heel even. „Ik begin er over te denken," vervolgde Donald op conversatie toon, „dat het tijd voor me wordt om te trouwen en een huishouden op te zetten. Ik ben niet meer zoo jong, weet je. Mijn zevenentwintig sten verjaardag zie ik nooit terug. En als ik dan 'n huishouden opzet, moet ik bepaald 'n huisje op het land hebben voor de weekends. Alle pasgetrouwde paartjes hebben er een. Er staat een schat van een landhuisje in Little Cheaping en ik wil daar naar toe voordat de groote stroom komt. Ik heb er verleden week over geschreven en vanochtend maak ik het in orde." Patricia bewaarde een hardnekkig stilzwijgen, hoewel men kon zien, dat een lichte blos haar wangen kleurde. „Grappig, die ontmoeting van ons tweeën zoo," zei Donald, net alsof hij het werkelijk grappig vond. „Ik had geen idee. Hé, daar is de dwarsweg. Als je me hier uitlaat, dan kom ik er wel." Het scheen wel, dat Patricia hem niet verstaan had. Zonder vaart te verminderen schoot de gele wagen rechtsaf den dwarsweg in en kwam in een laan, die. nog smaller en schaduwrijker was dan de vorige. „Hé, werkelijk," protesteerde Donald, „je hoeft me niet verder te brengen. Het is niet veel meer dan een kilometer en het is voor jou een eind om." Geen woord van Patricia. Donald keek haar aan en weer den ande reu kant uit, haalde een pijp te voorschijn en begon deze zorgvul dig te stoppen. Zij kwamen 'n mi niatuur-postkantoortje voorbij, dat met klimop begroeid was, fedén voort over iets, dat niet meer dan een wagenspoor was en zoo nauw, dat de takken hun schouders raak ten, hobbelden zoo een meter of honderd verder en hielden stil. „Hallo," zei Donald. „Dat is het huisje juist. Hoe wist je het?" Patricia keerde zich om en keek hem recht in zijn gezicht. Voor het het begin van hun tochtje verwaar- was een van die witgekalkte, met riet gedekte woninkjes. eerst sedert zij zich te spreken. „Omdat ik toevallig zelf op weg was naar dat huisje. Ik heb er gisteravond over geschreven, zoodra ik de advertentie zag, en vanochtend maak ik de zaak definitief in orde." Donald staarde haar aan. „Neen maar, die is goed." Hij scheen een oogenblik na te denken over dezen zonderlingen samenloop van omstandigheden. „Als het een verhaaltje was," zei hij ten slotte, „dan geloof ik, dat ik op dit punt mijn hoed beleefd af zou moeten nemen, je verzekeren dat het huisje tot je beschikking staat en met gebogen hoofd in den nacht verdwijnen. Maar, zooals de zaken staan, kan ik dat niet doen ten minste niet voor ik hot huis gezien heb. Als het niet geschikt voor mij is, dan sta ik het je graag af." „Dank je," zei Patricia, „maar ik ben best in staat een huisje te huren zonder jouw hulp. Als ik zie, dat het mij niet bevalt, kun jij het natuurlijk krijgen." Even was het stil, terwijl zij elkaar aanstaarden. Daarop sprak Patricia snel, want er was iets in Donald's oogen, waardoor zij zich onzeker begon te voelen. „Iutusschen," zei ze, „verspillen wij onzen tijd hier, terwijl we het konden gaan bekijken." „Inderdaad," stemde Donald toe, terwijl hij uit den wagen stapte. Patricia volgde hem en een oogen blik stonden ze naast elkaar hun twistappel op te nemen. „Wat een aardig huisje!" zei Patricia onwille keurig. Het was werkelijk een aardig huisje. Het was een van die witgekalkte, met riet gedekte woninkjes met zwarte balken, die er van buiten erg aardig uitzien, maar van binnen niet veel comfort bieden. Het stond in een goed onderhouden tuin en achterin zag men een aantal vruchtboomen. „Gaat wel," zei Donald. „Zullen we naar binnen gaan! In de advertentie stond, dat er iemand zou zijn, maar ik zie geen ster veling." Zij openden samen het hek en liepen het pad naar de deur af. Deze laatste stond aan, en zij zagen een smalle, betegelde gang, doch er was geen spoor van een wachter of opzich ter te ontdekken. „Hij heeft de deur open gelaten," zei Donald, „dan kan hij niet ver weg zijn. We kunnen wel naar bin nen gaan, vind je niet?" Patricia knikte stijfjes en stapte over den drempel, haar metgezel volgde haar op den voet. Het huisje was blijkbaar ongemeubileerd, maar ongeloofelijk helder; hier en daar stond eenzaam een pakkist in een hoek. „Dit," kondigde Donald aan, terwijl hij een deur opende, „zal wel - ja, de zitkamer zijn, denk ik. We zetten onze oude eiken kist onder het raam en de klok, die acht dagen loopt, op den schoorsteen mantel. Dat zijn de eenige meubels, die we op het oogenblik bezitten." „Wij?" vroeg Patricia onnadenkend. „Ik heb het over mijzelf en degene, met wie ik 'n huishouden op wil zetten m'n aanstaande om zoo te zeggen," legde Donald uit. „Laten we een kijkje in de eetkamer nemen." Hij liep verder en Patricia keek hem peinzend na, terwijl zij op haar hp beet. Het begon tot haar door te dringen, dat haar vroegere verloofde een gecompliceerder karakter had dan zij tot nu toe vermoedde. Toen zij hem naar de andere kamer volgde, vertoonde zich een frons tusschen haar wenkbrauwen. „Mijn heele leven," zei Donald spraakzaam, „heb ik twee kamers willen hebben, waar je de inenselieu kunt ontvangen en hier zijn ze. Ik dacht altijd, dat landhuisjes er maar één hadden. Met een beetje overleg en de goede kleur op de muren kunnen we het hier heel aardig maken." „Je schijnt," zei Patricia strak, „er zeker van te zijn, dat jij dit huisje krjjgt." „Waarachtig," zei Dónald, „ik had heelernaal vergeten, dat we het nog niet eens waren, wie het zou huren. Nu, laten we eerst eens boven gaan kijken. Maar ik moet zeggen, dat dit, te oordeelen naar wat ik tot nu toe gezien heb, juist iets voor mij is." Vroolijk fluitend ging hij haar voor van de kamer een steile trap, meer een ladder, op naar de hoogere regionen. Patricia volgde hem 'bijna gedwee, want ze was heelernaal van haar stuk gebracht. Nergens staat geschreven hoe een jonge dame moet handeiep: ten opzichte van een ex-verloofde, met wien ze oih het bezit van een landhuisje vecht en Patricia wist niet welke houding ze aan moest nemen. Zij was koeltjes geweest en Donald had er niets van gemerkt. Zij was hooghartig geweest en hij was er niet van onder den indruk gekomen. Patricia was geheel verrast en bovendien ergerde zij zich, want Donald's gedrag leek heelernaal niet op dat van iemand, die van liefde versmachtte. Nog geen week geleden had zij hem boos verzekerd, dat hij haar weldra zou vergeten, maar zij had niet verwacht, dat hij haar woorden zoo letterlijk op zou vatten. Vijf minuten waren voldoende voor het bekijken van de beide kamers op de eerste verdieping. Donald, die in alle hoeken gekeken had, de muren beklopte en zich in het algemeen gedroeg als iemand, die op de hoogte is van zulke zaken en in staat is eventueele

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1939 | | pagina 30