IE ■\A" .€n!) 31 fouten te vinden, ging op een pakkist zitten en keek Patricia vriendelijk aan. „Ik voel er wel voor," zei hij. Patricia beantwoordde zijn blik. „Maar ik ook," verzekerde zij hem. „Kom, kom," zei Donald. „Denk eens na. In den winter zal het hier verschrikkelijk vochtig zijn en overal komen de muizen tè voor schijn. Ik zag zooeven zelfs een tor loopen." „Tenzij," zei Patricia, „je van plan bent. geweld te gebruiken, zie ik niet in hoe je me kunt verhin - deren dit huisje te huren." Donald schudde zachtzinnig zijn hoofd. „Ik heb er net zoo goed recht op als jij, Pat, en dat weet je heel goed. Het feit, dat je me verleden week de bons gaf „O schreeuwde Patricia woedend. geeft je niet het recht om mij landhuisjes af te pakken. Luister eens, zullen we er om opgooien?" „In geen geval." „Dan geef ik je dertig seconden voor, om naar don eigenaar te hollen, wie of waar hij is." „Neen." „Heusch," zei Donald, terwijl hij naar zijn sigaret tenkoker zocht, „je bent niet gemakkelijk tevreden te stellen, Pat. Klaarblijkelijk verwacht je van mij deze begeerenswaardige residentie op te geven alsof het een zitplaats in een bus was. Je vergeet, dat ik rekening moet houden met degene, waarmee ik een huishouden op wil zetten. Nu, dan moeten we een andere methode zien te vinden, dat is alles. Neem een sigaret, terwijl ik denk. Ach, ik heb er geen bij me!" Hij stond op en be tastte zich snel. „Ik heb er nog in mijn overjas. Die heb ik in den wagen achter gelaten. Een oogenblik." Hij liep de kamer door en verdween, de deur achter zich sluitend. Patricia bleef zitten en zat verward over verschil lende dingen na te deuken. Zij was zoo verdiept in haar gedachten, dat eenige tijd verliep voor zij besefte, dat. Donald nog steeds niet teruggekeerd was, hoewel de wandeling naar den wagen heen en terug niet meer dan een paar minuten had kunnen duren. Zij stond op en ging naar het raam. Zij zag den wagen staan met Donald's jas op de zitplaats en even later zag ze Donald zelf. Hij stond op een veld aan den anderen kant van den weg, in gesprek mot een grooten stevigen man met een rijbroek aan en een stijven hoed op. Donald sprak ernstig, zoo nu en dan naar het landhuis wijzend en l'atricia sloeg hem eenigen tijd verbijsterd gade. Eindelijk wendde zij zich tot de deur om weg te gaan en te zien wat er aan de hand was, maar tot haar verbazing kon zij deze niet open krijgen. De schrik bij deze ontdekking deed Patricia's peinzende stemming onmiddellijk en grondig ver dwijnen. Zij trok, duwde, sloeg, rammelde met den knop, maar het hielp niet: de deur bleef onbeweeg lijk. Zij zag af van haar vergeefsche pogingen en ging, licht hijgend, op haar pakkist zitten. Als dit Donald's opvatting van een grap was, dan moest hij zijn zin voor humor door een dokter laten nakijken. Plotse ling echter stond zij op, toen een gedachte bij haar opkwam een vreeselijke, verontrustende gedachte, maar één die bleef doorwerken, niettegenstaande zij haar verwierp. Was dit de andere methode, waar Donald over gesproken had? Doordat hij haar niet had kunnen overtuigen, sloot hij haar opzettelijk op om op zijn gemak ten eigen behoeve met den eigenaar van het landhuisje te kunnen onderhan delen. Belachelijk! Donald was er de man niet naar om zooiets te doen. En toch was liier de gesloten deur en Donald sprak daar met een vreemde. Zij ging weer naar de deur toe en trok en duwde en rammelde nog eens, met geen ander gevolg dan een gekwetsten duim. Patricia lounde tegen den muur en voelde zich plotseling vermoeid. Als Donald werkelijk zooiets vreeselijks gedaan had en zij raakte er elk oogen blik meer en meer van overtuigd, zooals dat gaat met leelijke vermoedens dan had zij haar verloving geen dag te vroeg ver broken. Zij was dan om zoo te zeggen door het oog van de naald gekropen. Nadat zij tot die bevredi gende conclusie gekomen was, keek Patricia ver schrikt en hulpeloos rond, zocht zenuwachtig haar zakdoek, legde haar hoofd op haar armen en begon heel onredelijk te huilen. Een minuut ging voorbij. Daarop drong het geluid van voetstappen die de trap opkwamen door de deur tot haar door. Patricia trachtte zich te beheerschen, droogde haar oogen aan haar mouw, ging weer op de pakkist zitten en trachtte, niet heelemaal zonder succes, een gezicht te zetten, alsof ze niet van haar plaats geweest was. De deur ging met een ruk open en Donald kwam binnen. „Het spijt me erg, dat ik zoo lang weggeweest ben. Pat, maar. Hij kwam niet verder, want Patricia stond op en keek hem zoo kwaad aan, dat hij van schrik zweeg. „Wie was die man, waar je zooeven mes sprak?" „Wat?" vroeg Donald kennelijk uit het veld ging op een pakkist zitten. 9 in gesprelc met een grooten stevigen man met een rijbroek aam. „Is hij de eigenaar van het huisje?" „Ik begrijp niet „Is hij de eigenaar van dit huisje?" „Om je de waarheid te zeggen, ja. Ik kwam hem toevallig tegen en „O," zei Patricia en het verwijt in haar stem zou den meest ver stokten misdadiger tot tranen ge roerd hebben, „hoe kon je dat doen? Ik had nooit gedacht, datje zoo zoo klein kon zijn, Don En met die woorden liep ze hem voorbij de kamer uit, de deur hard achter zich dichtslaand. Ze liep snel de trap af en den tuin in, overtuigd, dat als ze nog een minuut in het huis bleef ze zou stikken en dat ze zoo snel mogelijk diende te vertrekken. Maar nauwelijks had ze haar voet op het tegelpad gezet of ze aar zelde, want ze zag een man op haar toekomen. Het was een groote, stevige man, wiens gezicht of wat van zijn gezicht te zien was, want een groot deel ervan was bedekt door een vervaarlijke snor zoowel grappig als vriendelijk stond. Zoodra hij Patricia ontdekte, bleef hij staan, keek haar stralend aan en slaagde erin een stijf buiginkje te maken. „Goeden morgen, miss. Ik vermoed, dat u de dame bont, die dit huisje van me genomen heeft." „Ik?" vroeg Patricia. „O, neen. Bent u dan de eigenaar?" „Ja, miss. Mijn naam is Jelf Samuel Jelf om u te dienen." „En u zei, dat u het huisje ver huurd heeft?" „Zeker, miss, nog geen tien minuten geleden. Ze zeiden me, dat ik de dame hier zou aantreffen. Een zekere miss Fenn." Patricia deed een stap achteruit. „Een zekere miss Fenn?" her haalde ze vaag. „Juist, miss, tenzij ik mij vergis, want mijn geheugen is niet zoo goed als het wel geweest is. Een heer kwam oj) mij toe en huurde het huisje uit haar naam. Hij was heelemaal buiten adem, uit vrees, dat iemand er voor hem geweest was. Hij zei, dat ik haar hior zou vinden, als ik kwam. En," legde „dat heb ik gedaan." Patricia zei niets, want ze wist niet wat ze moest zeggen. Zij leunde tegen den deurstijl en keek mr. Jelf verwezen aan. Als ze niet zoo knap geweest was had men kunnen zeggen, dat haar mond open viel en haar oogen uit haar kassen rolden. „Waar kan ze dan wel zijn?" vroeg inr. Jelf zich af, terwijl hij den tuin rondkeek, alsof hij vermoedde, dat miss Fenn zich achter een seringestruik verbor gen had. „Ik ben hier nog geen half uur geleden geweest om schoon te maken en toen was ze er nog niet.". Op dat oogenblik werd hij onderbroken. Ergens boven hun hoofden weerklonk een stem een klaaglijke of liever nog een knorrige stem. „Hé," zei de stem, „kom boven en laat me eruit. Die vervloekte deur gaat niet open." Patricia en mr. Jelf keerden zich tegelijk om en keken naar boven. Uit een raam boven hen stak een hoofd naar buiten het hoofd van mr. Donald Farmiloe. „Vooruit," drong mr. Farmiloe, „voor ik kwaad word en het huis afbreek!" Uit de diepste diepten van mr. Jelf schoot een galmende lach. „Hé daar!" zei hij gemoedelijk. „Daar heeft hij zich opgesloten, zooals het mij zoo vaak gebeurd is. De deur van die kamer, miss, klemt zoo nu en dan, en dan kan je haar niet van binnen openen. Ik moet dat in orde maken voor miss Fenn hier intrekt. Ik zal hem er maar uitlaten, miss, als u me een oogen blik wilt verontschuldigen." Hij dook het huis binnen en klom hevig stommelend de trap op. Toen ten slotte mr. Jelf en de bevrijde gevangene weer in de buitenlucht waren, leunde Patricia nog steeds tegen den deurstijl, afwezig voor zich uit starend. De uitdrukking op haar gelaat was als van iemand, die juist een onverwachte en prettige tijding heeft ontvangen. „Wat die miss Fenn betreft, mijnheer," zei mr. Jelf, „die is er op het oogenblik niet, geloof ik." „O, ja, ze is er wel," meende Donald vroolijk, terwijl hij op Patricia wees. „Dat is miss Fenn. Heeft ze u dat niet gezegd?" De ronde oogen van mr. Jelf wendden zich vol verbazing tot Patricia. „Bent u miss Fenn? Het spijt me erg, maar ik begreep...." Patricia keerde zich om en wierp hem een glimlach toe, die hem in zijn zware schoenen deed wankelen „Neemt u het mij niet kwalijk, mr. Jelf. Ziet u, mi. Farmiloe heeft het huisje genomen zonder mij er in te kennen en ik was erg verrast." „Juist zoo, miss," zei mr. Jelf, beleefd maar twijfe lend. Hij keek van Patricia naar Donald en weer naar Patricia. Ineens verdween de twijfel van zijn gezicht en daarvoor in de plaats kreeg het een wel willende en goedkeurende uitdrukking. Juist zoo, miss!" zei mr. Jelf beleefd, maar nu veelbeteekenend. Toen de gestalte van mr. Jelf nog maar een klein vlekje was, dat in de verte verdween, zei mr. Farmiloe: „Nu, dat is gebeurd." Er heerschte stilte. „Don," zei Patricia plotseling, „ik.... ik ben erg onaardig geweest. Ik dacht, dat je me opgesloten had om het huisje voor jezelf te krijgen. Ten minste, ik geloof niet, dat ik het werkelijk dacht, maar het loek...." „O, was het dat?" vroeg Donald. „Ik vroeg me al af, wat hot kon zijn. Nu, het doet er niet toe. Je hebt in elk geval je huisje." Weer stilte. „Maar Don," zei Patri cia, „wat gebeurt er nu met jou? Ik dacht, dat je van plan was te trou wen." Donald deed een langen pas op haar toe. „Dat ben ik ook van plan," zei hij en bewees zijn goede voornemens.... „Het was een geluk," zei Patricia onduidelijk, en veel later, „dat ik je vanochtend op den weg ontmoette, Don." „Niet bepaald 'n geluk," meende Donald, „als je in aanmerking neemt, dat ik bijna een uur bij dat hek Sedert vorige week sedert vorige week heb ik je jongeren broer omge kocht om me eiken morgen op te bellen en me te vertellen wat je dien dag van plan was te gaan doen. Ik zag niet in, waarom zoo'n dwaze ruzie alles moest bedeiwen." „Natuurlijk niet!" zei Patricia vastbesloten. „Dat ben ik ook van plan," zei hij. mr. Jelf uit, heb staan wachten.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1939 | | pagina 31