6
a
33
werk, kaalde zijn zakdoek voor den
dag, spreidde dien op den grond uit
en beduidde mij erop plaats te nemen.
Aan dat verzoek kon ik gemakkelijk
voldoen. Daar ik echter bang was, dat
ik zou vallen, ging ik voor alle zeker
heid liggen. Hij knoopte den zakdoek
dicht, bond hem aan 'n stok en zoo
werd ik door hem naar huis gedragen.
't Zal ongeveer twaalf uur geweest
zijn, toen wij binnenkwamen: het
eten stond al op tafel. Na mij aan zijn
huisgenooten te hebben getoond, zette
de boer mij naast z'n bordzijn vrouw
sneed een homp vleesch voor mij af en
tot groote verwondering van het ge
zelschap haalde ik m'n vork en mes
te voorschijn en begon net als zij te
eten.
Nauwelijks was ik echter daarmee
begonnen of de kat sprong op den
schoot der boerin en zij maakte 'n
geluid alsof een dozijn weefgetouwen
begonnen te snorren. Het beest was
ongeveer drie maal zoo groot als 'n
koe en het woeste uiterlijk van de
kat boezemde mij niet weinig vrees
in; maar er dreigde mij van dien kant
niet 't minste gevaar, want op de
eerste plaats hield de boerin het dier
stevig vast, zoodat 't geen kans kreeg
te ontsnappen en mij te belagen, en
op de tweede plaats nam het niet de
minste notitie van mij, zelfs niet, toen
mijn gastheer mij vlak bij de poes
neerzette. Veel gevaarlijker was de
baby, die na het eten door 't kinder
meisje werd binnengebracht. Vóór
iemand het kon verhinderen, had de
kleine, waarvan het hoofd alleen heel
wat grooter was dan mijn heele li
chaam, mij te pakken en het wicht
bracht mij met zijn hand, zooals men
van kleine kinderen kan verwachten,
naar zijn mond! Ik begon zoo ver
schrikkelijk te schreeuwen, dat de
baby mij van schrik liet vallen en 't
zou leelijk met me zijn afgeloopen,
als de boerin me niet in haar schort
had opgevangen.
Na 't eten ging de boer naar 't veld
terug en uit zijn gebaren op te ma
ken, drukte hij zijn vrouw op 't hart
goed voor mij te zorgen. Ik was erg
vermoeid en had veel zin om te gaan
slapen; de boerin bemerkte dit, legde mij op haar
bed, en dekte me onder met 'n doekje, dat grooter
was dan het zeil van een oorlogsschip.
Ik sliep ongeveer twee uur, droomde van mijn
vrouw en kinderen, zoodat ik allesbehalve vroolijk
gestemd was, toen ik wakker werd en bemerkte, dat
ik mij bevond in 'n vertrek van tweehonderd bij drie
honderd voet en in een bed van tien vademen breed,
huizenhoog boven den beganen grond.
Terwijl ik mijn lot zat te overpeinzen, kwamen
twee ratten langs de gordijnen naar boven geklom
men en zij begonnen over de lakens te loopen; ééntje
kwam .zóó dicht bij me, dat ik in mijn angst m'n
degen trok en haar doorstak. De andere nam toen
de vlucht. Even later betrad mijn gastvrouw de
kamer en toen ze zag, dat ik heelemaal met bloed
bedekt was, kwam zij meteen op mij af. Ik toonde
triomfantelijk de doode rat
en maakte haar duidelijk,
dat ik niet gewond was.
De boerin had een doch
tertje van 'n jaar of negen,
dat heel verstandig was
voor haar leeftijd en bij
zonder knap in handwer
ken. Zij stelde haar moeder
voor mij in haar poppenwieg
te laten slapen, hetgeen
werd goedgevonden. Des
nachts werd ik met wieg en
al op een plank gezet, zoo
dat de ratten niet bij me
konden komen. Ditzelfde
meisje, Grildig genaamd,
nam mij nu geheel onder
haar hoede; zij leerde mij
de taal, die ik spoedig ver
stond, ten minste als men
.-Ge
heel zacht fluisterde, want zoodra iemand iets op
luiden toon zei, had ik steeds 't gevoel, alsof er 'n
onweer losbarstte.
Intusschen verspreidde zich door 't heele land
het gerucht, dat men een diertje ontdekt had, zoo
groot als een splack-nock (een beest van ongeveer
zes voet, dat daar veel voorkomt), maar dat er pre
cies uitzag als een menseh, een eigen, vreemde
taal sprak, en op twee beenen liep en kwam, als
het werd geroepen. De huid van dit beestje was
zachter dan die van 'n driejarig kind.
Op een goeden dag kwam 'n koerier van den ko
ning met het bevel dit vreemde wezen naar 't hof
te brengen. Na een langen tocht, die zoo vermoeiend
voor mij was, dat ik geheel vermagerd aankwam,
werd ik aan de koningin en haar hofdames voorge
steld. Zij waren buitengewoon verrukt over mijn ge
dragingen en ge
baren. Men zette
mij op 'n tafel, en
ik maakte 'n hoof-
sche buiging en
....(lat ik uit angst
mijn degen trok en
haar doorstak.
(Julliver wordt in het
i oren veld ontdekt door
de reuzen, een kleuren-
teekening, die de Fran-
-che illustrator Pierre
Noél bij het bekende
verhaal maakte.
Hare Majesteit stak
mij haar pink toe,
zoodat ik dien kon
kussen bij wijze
van groet. Zij stelde
mij verschillende
vragen omtrent
m'p vaderland en
mijn reizen en ik
antwoordde zoo
goed en zoo kwaad
als ik daartoe in
staat was. Ten
slotte vroeg zij, of
ik er bezwaar tegen
had aan het hof te
komen en ik ver
zekerde haar het
als een eer te be
schouwen in zulk
'n hoog gezelschap
temogen verkeeren.
Toen wendde zij
zich tot den boer
en informeerde, of
hij genegen was mij
te verkoopen. De
boer dacht, dat ik
ten gevolge van de
vermoeiende reis
het niet lang meer
zou maken en dat
ik in elk geval de
terugreis niet te
boven zou komen.
Hij ging gretig op
haar voorstel in en
noemde den prijs
van duizend goud
stukken, die hem
meteen uitbetaald
werden.
Ik verzocht de
koningin om bij
wijze van gunst
Grildig, het negen
jarige dochtertje van den boer, dat ik altijd
Glumdalclitch, d.i. de kleine dienares, noemde, als
mijn verzorgster aan te wijzen. Ik was erg aan
haar gewend en tot m'n vreugde stemde de
koningin na 'n korte aarzeling toe.
De koning, een streng en ernstig man, keurde de
gril der koningin af en hij begreep niet hoe ze voor
mij duizend goudstukken had kunnen betalen, daar
hij mij voor 'n splack-nock hield. Toen hij bemerkte,
dat ik een mensch was, zij het ook van klein for
maat, liet hij drie beroemde geleerden komen. Nadat
deze wijze mannen mij zorgvuldig hadden onder
zocht, konden zij 't niet volslagen met elkaar eens
worden, maar toch stemden hun meeningen in zoo
verre overeen, dat zij me beschouwden als een
schepsel, dat in z'n groei was blijven stilstaan. Een
hunner dacht dat ik misschien nog wel 'n normale
reus zou kunnen worden, maar de anderen bestre
den dit, omdat mijn ledematen geheel volgroeid
waren, terwijl ik toch klaarblijkelijk niet zoo jong
meer was: in de microscpop hadden zij zelfs kunnen
zien, dat zich op mijn kin baardstoppels vertoon
den. De tweede gaf als z'n meening te
kennen, dat ze met 'n dwerg te doen
hadden, maar dat werd ook tegen
gesproken, want daar was ik te klein
voor: de lievelingsdwerg der koningin,
de kleinste man, dien ik buiten mijzelf
in dit koninkrijk gezien heb, was nog
altijd dertig voet hoog. Na een lang
debat vond men de oplossing: ik was
een relptum scalcath, hetgeen letterlijk
speling der natuur beteekende.
De koningin gaf 'n meubelmaker op
dracht een kist te timmeren, die me
tot slaapkamer zou kunnen dienen.
Drie weken later was m'n kamer klaar:
zij mat zestien voet in het vierkant en