32
was. Ik brandde van ver
langen om weer eens de
zee te zien; bovendien lag
daar de eenige mogelijkheid
om te ontsnappen en naar
Engeland terug te keeren.
Ik deed alsof ik ziek war
en vroeg verlof een luchtje
aan zee te mogen scheppen
in gezelschap van een page,
die erg op mij gesteld was.
Glumdalcliteh stemde met
tegenzin toe en drukte den
jongen op het hart, goed
voor mij te zorgen. De
page bracht me in mijn
huisje naar de rotsachtige
kust en hier keek ik zwaar
moedig op den oceaan uit,
die mij zoo dikwijls in ge
vaar had gebracht, maar
toch ook steeds weer het'
middel tot mijn redding
was geweest. Ik was ech
ter niet meer aan de scherpe
lucht gewend en ik werd zoo slaperig, dat ik den
page verzocht mijn kamer te sluiten.
Voor zoover ik kan nagaan, moet hij mij even
daarna verlaten hebben, misschien om eieren te
gaan zoeken tusschen de rotsen. Hoe dit ook zij,
plotseling werd ik in mijn slaap opgeschrikt door
een hevigen schok en ik voelde, dat ik in pijlsnelle
vaart omhoog werd getrokken. Ik schreeuwde uit
alle macht, maar dat hielp niets en toen ik uit m'n
raam keek, werd ik er ook niet veel wijzer op, want
het eenige dat ik zag waren wolken. Boven mij
hoorde ik een geweldig geraas als van vleugels en
meteen begreep ik, dat 'n groote vogel, waarschijn
lijk een adelaar, mij had opgepikt. Mijn toestand
...een yuuden ring, dien de koningin mij ten geschenke had gegeven.
was zeer gevaarlijk; deze dieren hebben namelijk de
gewoonte schildpadden buit te maken teneinde ze
op de rotsen stuk te laten vallen om ze daarna
op hun gemak op te peuzelen. Ongetwijfeld zou de
arend hetzelfde met mij probeeren en ik bereidde
mij reeds voor op een roemloos einde, toen het ge-
ruiseh boven mij sterker en sterker werd en mijn
kamer als een uithangbord in 'n storm heen en weer
begon te slingeren. Ik hoorde nog een paar heftige
slagen en onmiddellijk daarop schoot ik met zoo'n
snelheid naar beneden, dat ik nauwelijks kon adem
halen. Mijn val eindigde in een geraas, waarbij mij
hooren en zien verging; een minuut lang werd het
geheel donker, daarop schoot ik weer naar boven
en ontdekte, dat ik in zee gevallen was. Wat er
precies gebeurd is, weet ik natuurlijk niet, maar ik
veronderstel, dat de adelaar, achtervolgd door twee
soortgenooten, die hem zijn buit wilden ontrooven.
mij in de hitte van het gevecht heeft laten vallen.
Mijn toestand was er niet veel beter op geworden,
want weldra drong het water door een paar spleten
mijn kamer binnen en ik was niet in staat het dak
van mijn verblijf op te lichten. Trouwens, ik zou
toch spoedig van honger en dorst zijn omgekomen,
want ik had voedsel noch water. Vier uur lang bleef
ik op de baren ronddobberen, ten prooi aan de som
berste gedachten, terwijl het water liooger en hoo-
ger steeg en ik elk oogenblik verwachtte, dat een
hooge golf een einde aan mijn leven zou maken.
Zooals ik reeds vertelde, waren aan één kant
Vier uur lang bleef ik op de baren ronddobberen.
van mijn kamer twee lussen bevestigd en tot mijn
groote verwondering hoorde ik aan dien kant eens
klaps lawaai. Bovendien was het net alsof mijn
kist werd voortgetrokken, terwijl ik tevens boven
mijn hoofd het geluid van voetstappen vernam.
Eindelijk hoorde ik in het Engelsch roepen:
„Is hier iemand binnen-?"
Ik antwoordde: „Helaas, ja. Ik ben een Engelsch-
man, die door het ongeluk achtervolgd is. Verlos
mij, als u kunt, zoo gauw mogelijk uit mijn ge
vangenis."
„Wees maar niet bang," hernam de stem, „er
bestaat niet het minste gevaar, uw huis is al
pan het schip vastgemaakt en de timmerman komt
meteen om een gat
in het dak te ma
ken."
Zoodra ik aan
dek geliesehen was,
overstelpte men
mij met vragen,
maar de kapitein,
Thomas Wilcocks
uit Shropshire, nam
mij in bescherming;
hij bracht me naar
zijn hut en stelde
me zijn bed ter
beschikking om mij
uit te laten rusten
van de door
stane vermoeienis
sen en emoties. Ik
sliep een paar urn
en deed daarop
verslag van mijn
avonturen, begin
nende bij mijn ver
trek uit Engeland
bij mijn merkwaardige ontsnapping
en eindigend
uit het land der reuzen.
De kapitein was een redelijk mensch en bemerkte
weldra, dat ik geen wartaal sprak, noch blufte, maar
om hem van de waarheid mijner woorden te over
tuigen, verzocht ik hem mijn koifei^ te laten
halen. Toen ik dien in zijn tegenwoordigheid
opende, stond hij toch wel even verbaasd. Want
ik toonde hem allerlei vreemde voorwerpen, die
ik in den loop van die twee jaar ge
kregen of verzameld had. In de eerste
plaats liet ik hem den kam zien, dien
ik met de baardstoppels van den koning
gemaakt had, verder een pakje naalden
en spelden, die alle 'n halven meter
lang waren, en ten slotte een gouden
ring, dien de koningin mij ten geschenke
had gegeven en dien zij om haar pink
droeg, terwijl ik er mijn hoofd doorheen
kon steken. Ik verzocht den kapitein
uit dank voor mijn redding, dit sieraad
van luij te willen aannemen, maar hij
weigerde deze belooniug te aanvaarden
en na veel moeite slaagde ik er slechts
in hem de kies van een lakei op te
dringen. Voor dit niet bijzonder waar
devolle voorwerp bedankte hij mij
zoo uitbundig, dat ik er verlegen onder
werd.
Onze reis verliep vlot en zonder een
haven aan te doen kwamen wij na een
voorspoedigen tocht in Engeland aan.
Hoewel ik op 't schip er al eenigszips
aan gewend was, dat de afmetingen van
mijn medemensehen veel kleiner waren dan ik mij
had voorgesteld, meende ik weer in Lilliput te zijn
aangekomen, toen ik mijn vaderland betrad en
de kleine huisjes, boompjes en weggetjes ontwaarde.
Ik was aldoor bang de reizigers, die ik op weg
naar huis ontmoette, onder de hoeven van mijn
paard te verpletteren en toen ik thuiskwam en
mijn vrouw me tegemoet snelde, ging ik op mijn
knieën liggen, omdat ik meende haar mond anders
niet te kunnen bereiken, zoo klein kwam zij mij
voor. Mijn dochtertje maakte een buiging, maar
ik zag haar niet voor ze zich opgericht had en
ik voelde de neiging bij me opkomen, om haar
bij haar ceintuur op te tillen, zooals men mij,
gedurende mijn verblijf in het land der reuzen,
zoo vaak twintig meter had opgebeurd. Kortom,
ik gedroeg mij als iémand, die zijn verstand
kwijt was en 't duur
de heel lang voor ik
weer op straat liep
zonder het gevoel te
hebberi, dat het me
weinig moeite zou
kosten over de hui
zen te stappen, zoo
als ik dat tijdens
mijn omzwervingen
doör het rijk van
Lilliput had gedaan. Ik vertel
deze bijzonderheden om te
bewijzen, hoe groot de macht
der gewoonte en de kracht
van 'n vooroordeel kunnen zijn.
EINDE
Hiermede besluiten wij het
eerste verhaal in onze serie
„Romantische figuren
Binnenkort wordt deze
reeks met een eveneens
lijk geïllustreerd verhaal
voortgezet.
Hoewel ik op 't schip er ai eenigszms aan
gewend was, dat de afmetingen van mijn me
demensehen veel kleiner waren dan ik mij heul
voorgesteld, meende ik weer in Lilliput te zijn
aangekomen, toen ik mijn vaderland betrad.