H
IN DE VERBODEN ZONE
Een nachtelijk grensavontuur
door Piet Huijgens
7
ij heette Nelis de Jong, maar
de jongens van de vierde
sectie noemden hem „den
hongerlijder". Dien bijnaam had '11
korporaal voor hem uitgevonden
en het moet gezegd worden, dat
er geen toepasselijker naam voor
hem te bedenken zou zijn geweest.
Want minstens driemaal per dag
klonk zijn vraag door de barak wie
er nog brood over had, maar aangezien die vraag
hem doorgaans weinig of niets opleverde, trachtte
hij zijn geeuwhonger te stillen door 's middags aan
den keukenwagen te verschijnen met een geëmail
leerde lampetkom, die de afmetingen had van een
babybad en die hij boordevol eten liet scheppen.
Den eersten dag dat hij zich met dit stuk slaap-
kamermeubilair bij den kok vertoonde, had hij een
aardig trucje verzonnen.
„Eten voor drie kwartierzieken, sergeant," meldde
hij zich model bij den sergeant-kok, die den wagen
begeleidde. Prompt werden hem drie porties eten
opgediend, mét drie ballen gehakt en omdat het voor
„kieken" was, visclite de sergeant ook nog 'n vierden
bal uit den ketel.
„Samen deelen," zei hij erbij, maar hij keek een
beetje valsch, toen hij Nelis zag grinniken. En hij
keek nog veel valscher, toen hij na afloop van de
receptie aan den keukenwagen tot de ontdekking
kwam, dat de vierde sectie slechts tweeënveertig'
man sterk was en dat hij volgens de streepjes op
zijn sterktelijst zesenveertig ballen gehakt had uit
gereikt. Gelukkig was het 'n kok met gevoel voor
humor en waarschijnlijk had hij genoeg ballen ge
hakt in reserve. Er kwam ten minste geen rapport
van, maar voor den tweeden keer ging Nelis' trucje
niet op. Voortaan kreeg hij afgepast slechts één portie
vleesch bij zijn diner voor drie personen.
Overigens was Nelis een zeer bedaarde jongen.
In het burgerleven deed hij van alles en nog wat en
hij was niet getrouwd. Correct deed hij zijn dienst en
na afloop wandelde hij 's avonds de hei op in de rich
ting van de grens, waar een paar kleine boerderijtjes
en vervallen dagloonerswoningen verspreid lagen
rond een plas, die in de toekomst misschien nog eens
zal worden gebombardeerd tot een Nederlandsch
natuurbad. Daar ging hij zwemmen, avond aan
avond en in een oud fiber-koffertje nam hij zijn bad-
goed mee. En verder was er niets in zijn gedrag, dat
ons liet avontuur voorspelde, dat tot nu toe de be
langrijkste krijgsverrichting is geweest van de vierde
sectie.
Dien nacht, toen dit hevige avontuur zich afspeel
de, stónd Dirk Lammere van tien tot twaalf op post
bij de verboden zone. Zóó werd het gebied genoemd,
dat niemand betreden mocht, omdat er een batterij
veldgeschut stond opgesteld, mitsgaders nog een stuk
of wat mitrailleurnesten. Het was een donkere avond
met een klein sikkeltje maan. Om kwart voor tien
kreeg Dirk bezoek van den luitenant, die het avond
rapport had ingenomen.
„Alles in orde, schildwacht'?"
„Alles in orde, luitenant," rapporteerde Dirk.
Speurend liet de luitenant zijn blik door liet zwak-
verlichte voorterrein dwalen. Juist stond hij op het
punt zich te verwijderen, toen Dirk plotseling een
gedaante in de verboden zone ontdekte, die zich
haastig in de richting van de grens repte, Onze luite
nant had de verschijning ook reeds gezien.
„Halt!" schreeuwde hij door den stillen avond.
De schaduw gleed nog sneller voort en vlug bracht
Dirk zijn geweer aan den schouder en loste een waar
schuwingsschot in de lucht. Dat schot maakte blijk
baar méér indruk, want plotseling liet het verdachte
sujet zich vallen. De knal had intusschen de heele
wacht gealarmeerd en binnen een minuut waren we
allemaal op het appèl.
„Onraad in de verboden zone," fluisterde de
luitenant den sergeant van de wacht toe, „Vlug. ser
geant, laat je mannen zich links en rechts versprei
den. Misschien is het een smokkelaar, maar liij kan
ook méér op zijn geweten hebben. Alleen in de uiter
ste noodzaak schieten en richten op zijn beenen
In een oogwenk waren we allemaal een en al actie
en vuur. Verspreid en in gebogen houding rukten we
de hei op, in de richting van een oude daglooners-
woning, die bewoond werd door een bejaarde vrouw
en een paar kleine kinderen. Daarachter liep de grens.
Een kwartier later lagen wij met ons vieren onder
commando van den luitenant in de hei achter de
woning uitgestrekt. Daarbinnen was alles donker en
geen gerucht deed zich hooren. Het spel ging begin-
ONRAAD
nen; de sergeant van de wacht zou den spion
want daarvoor hielden we de verdachte verschij
ning met. een paar mannetjes opjagen en hem ons
regelrecht in de armen drijven
Met popelend hart lagen we te wachten. Het was
ons eerste avontuur in die lange, vervelende maanden
aan de grens en koortsachtig verbeidden we den af
loop. Tien meter van ons af verhief zich de woning
van de oude vrouw tegen den donkeren avondhemel.
Daarnaast stond een schuurtje, waarvan de vele
reten gedicht waren met oude zakken. We waren
hier al vaker in de buurt geweest en een paar keer
hadden we ook een gesprek trachten aan te knoopen
met de bewoonster. Maar die poging tot kennis
making was op niets uitgeloopen; we hadden nauwe
lijks antwoord gekregen op onze vriendelijke infor
maties. Toch waren wij iets van haar omstandig
heden te weten gekomen. Haar zoon zat voor een
smokkelzaak aan den anderen kant van de grens
in de gevangenis en de kinderen, die zij verzorgde,
waren haar kleinkinderen. Het was een doodarm
gezin en wellicht lag hierin de oorzaak, dat zij zoo
weinig toeschietelijk was. Bittere armoede maakt
nu eenmaal wantrouwend.
Er verstreken tien minuten in groeiende spanning.
Er gebeurde niets, maar de ontknooping kon zich
niet lang meer laten wachten. De sergeant met zijn
mannetjes moest ons reeds dicht genaderd zijn en de
verdachte verschijning kon links noch rechts ont
komen.
Plotseling hoorden wij een zwak gerucht van voet
stappen in de stilte. En bijna tegelijk zagen we een
flauwe schaduw tusschen het huis en het schuurtje in
glijden. Oogenblikkelijk ging er een zacht gefluister
van mond tot mond: „Daar. daar.
„Stil, jongens," waarschuwde de luitenant zacht.
„Houd je gereed. Als ik sis. springen we allemaal
op
Scheip turend bleven we wachten. Maar wij zagen
niets meer, de bewegende schaduw was ineengevloeid
met de scherphoekige schaduw van het huis. Toen
hoorden we plotseling, een gerucht. Piepend ging de
schuurdeur open en daarbinnen klonk het geblaat
van een geit, Maar'bijna terstond ging de deur weer
dicht en het volgende oogenblik werd de schaduw
opnieuw zichtbaar.
„Sssst. waarschuwde de luitenant eri in een
oogwenk waren wij opgevlogen.
„Halt....! Grijpt hem, jongens...."
Als antwoord klonk er een schreeuw door den stil
len avond. Het was méér een rauwe kreet, als van
iemand, die plotseling overvallen wordt door een
doodelijken schrik. Wij stormden vooruit, renden
om de schuur en het huis heenen ontdekten
niemand. Maar vijftig meter verder, in tegengestelde
richting van de grens, holde iemand de hei over
dwars door de verboden zone heen. En precies in de
armen van den sergeant en zijn mannetjes.
„Halt!" klonk het dreigend. Toen hoorden we een
geschreeuw, een verbaasden uitroep en ten slotte nog
een naam: ,,'t Is Nelis maar.
Natuurlijk waren we stomverwonderd en de luite
nant nog het meest, Met groote, driftige passen stapte
hij door de hei op het groepje toe. Nelis stond met. een
zenuwachtig lachje op zijn armezondaarsgezicht
naast den sergeant en wist niet uit. zijn woorden te
komen.
„Wat doe je hier, mant" voer de luitenant boos
uit. „Na, het avondappèl de barak verlaten en in de
verboden zone aangetroffen. Dat komt je op 'n
douw te staan. En ben je vanmorgen niet door den
dokter onder de wol gestopt t"
Inderdaad had Nelis zich 's morgens niet lekker
gevoeld en had de dokter hem twee dagen bedrust
voorgeschreven. Op een dag of acht kwartierarrest
kon hij minstens rekenen en over drie dagen was hij
aan de beurt om met vierentwintig uur permissie
te gaan. Zijn gezicht stond heele-
maal verslagen.
„Geef antwoord: wat had je hier
te zoeken of te doen?" hernam de
luitenant. „En wat deed je daar
in die schuur?"
„Ik.... ik ging zoo maar 'n
luchtje scheppen, luit," stotterde
Nelis, maar aan zijn stem was te
hooren, dat hij loog.
De luitenant vroeg niets meer; er scheen hem een
gedachte te zijn ingevallen, die bij ons al eerder op
gekomen was. Die geregelde avondwandelingen in de
richting van de grens leken plotseling erg verdacht:
het smokkelbedrijf trok Nelis misschien nog méér
aan dan het water.
„Breng hem naar de barak terug en laat hem onder
de wol gaan, sergeant," zei (1e luitenant. „En houd
vannacht een oogje op 'in, zoodat hij er weer niet
tusschenuit gaat.
Nelis zei niets meer en de luitenant wees mij en
nog twee anderen aan, om hem te vergezellen. Hij
keerde naar de woning terug, waarachter wij ver
borgen hadden gelegen. Daarbinnen brandde nu
licht; de vrouw scheen gewekt te zijn door liet ru
moer. Zoodra zij voetstappen op het kleine erf hoorde,
verscheen zij aan de deur. In het lichtvlak van de
lamp daarbinnen herkende zij ons.
„Wat komen jullie hier zoeken?" vroeg zij niet
bepaald vriendelijk.
„Niets, moedertje," stelde de luitenant haar ge
rust. „We willen alleen maar eens 'n kijkje nemen in
de schuur."
De vrouw zei niets meer, doch zij bleef staan waar
zij stond. De luitenant haalde zijn zaklantaarn voor
den dag, deed de schuur open en belichtte de kwa
lijk riekende ruimte daarbinnen. Hij hoefde niet eens
lang te zoeken: vlak voor zijn voeten stond het
fiber-koffertje van Nelis.
„Dus toch. dachten wij en de luitenant sprak
het uit. „Z'n zwemgoed," mompelde hij sarcastisch.
„Jawel, maar er zit een luchtje aan die dagelijksche
zindelijkheid. Smokkelwaar, en 's nachts wordt het
hier afgehaald.
Hij plaatste het koffertje in het lichtvlak op het
erf en knipte het open. Het viel uiteen en alle drie
bukten we ons om te zien wat erin zat. De spanning
was nog grooter dan straks, toen we met zooveel
ongeduld naar de vangst van den „spion" hadden
uitgezien.
De eerste oogenblikken maakte de ontdekking van
den inhoud ons stil. Onze verbaasde oogen staarden
naar 'n goeie halve kuch met een klont boter en een
bijna heelemaal gevulden menageketel met een
heelen bal gehakt. Toen begon een van ons te lachen.
Maar dat lachje klonk nogal onnatuurlijk.
„Aardappelen met spinazie en gehakt," zei hij.
„Het menu van vandaag.
We hadden het natuurlijk terstond begrepen. De
hongerlijder hield er een paar beschermelingen op na.
die hij half in den kost genomen had. En omdat de
dokter hem 's morgens bedrnst had voorgeschreven,
had hij zich verplicht, gezien tot na het avondappèl
te wachten om te gaan „zwemmen".
Onze luitenant zei niets meer. Hij gaf het koffertje
aan de vrouw, tastte in zijn zak en drukte haar iets
in de hand dat niet rinkelde, maar ritselde. De vrouw
begon te stotteren, maar daar luisterde hij niet meer
naar. Hij was al weggeloopen en vergat zelfs tegen
ons te zeggen, dat we konden inrukken.
Dat was de ontknooping van het eerste nachtelijke
grensavontuur van de vierde sectie en ik help u wen-
schen, dat, het ons gevaarlijkste avontuur zal blijven.
Natuurlijk waren wij erg nieuwsgierig hoe het met
Nelis af zou loopen. Maar ook dat kwam in orde.
Den volgenden morgen verscheen de luitenant
aan de barak, om de wacht, te inspéeteeren.
„Bijzonderheden, sergeant?" vroeg hij.
„Geen bijzonderheden, luitenant," rapporteerde
de sergeant. „Alleen mankeert, er een scherpe geweer
patroon aan de uitrusting van een van de mannen.
Toen hij gisteravond op post stond, dacht hij onraad
te bespeuren in de verboden zone en ter waarschu
wing loste hij een schot in de lucht. Maar het bleek
gezichtsbedrog te zijn."
De luitenant keek hem een oogenblik strak aan.
Toen knikte hij en er verscheen een bijna onmerkbaar
lachje om zijn mond.
,,'t Is in orde, sergeant. Verantwoord die patroon
maar in het waehtrapport. En laat de wacht maar
inrukken
En zoo ontsprong Nelis den dans en kreeg liij toch
zijn permissie.